Het blijft wachten op de echte pensioenhervorming

De nieuwe pensioenhervorming negeert de enorme budgettaire uitdaging die op ons afkomt door de vergrijzing. De jaarlijkse extra vergrijzingsfactuur loopt op termijn op tot tientallen miljarden euro. De echte hervorming die daar iets aan doet moet nog komen.   

Vorige week pakte de regering De Croo enigszins verrassend uit met een akkoord over de pensioenhervorming. In lijn met de eerdere voorstellen van minister van Pensioenen Lalieux was daarbij nauwelijks aandacht voor de budgettaire perspectieven voor de pensioenen. In essentie compenseert deze hervorming de eerdere verhoging van de toekomstige pensioenuitgaven door deze regering (vooral door de verhoging van het minimumpensioen), maar doet ze nagenoeg niets aan de al langer gekende uitgavenstijging die er zit aan te komen door de veroudering van de bevolking en de pensioneringsgolf van de babyboomers. Dat blijft bizar gezien de enorme budgettaire uitdaging die ons te wachten staat.

Budgettaire uitdaging door de vergrijzing

Die uitdaging werd nog eens in de verf gezet door het jaarlijkse rapport van de Studiecommissie voor de vergrijzing, dat de dag na de aankondiging van de pensioenhervorming gepubliceerd werd. Tegen 2070 zouden de jaarlijkse sociale overheidsuitgaven door de vergrijzing 24 miljard hoger liggen dan vandaag (in euro’s van vandaag). De uitgaven voor pensioenen en zorg zouden met 31 miljard toenemen, met de stijging ongeveer gelijkmatig verdeeld over beide, terwijl de verwachte daling van de uitgaven voor onder meer werkloosheid en kinderbijslag voor een gedeeltelijke compensatie zou zorgen. Daarbij niet te vergeten natuurlijk dat we vandaag al starten met een begrotingstekort van 28 miljard euro.  

Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn

Automatisch gegenereerde beschrijving

Het basisscenario van de Studiecommissie lijkt bovendien aan de optimistische kant. De commissie rekent immers op een duidelijk herstel van de productiviteitsgroei. Die is al decennialang aan het vertragen: van nog meer dan 4% per jaar in de jaren 60, over 1,5% per jaar in de jaren 90, tot 0,4% per jaar sinds 2010. In haar ramingen van de vergrijzingskosten gaat de commissie ervan uit dat die productiviteitsgroei terug versnelt naar 1,5% per jaar, het niveau waar we 25 jaar geleden zaten. Dat vereist dus een duidelijke trendbreuk met de vertragende productiviteitsgroei van de voorbije 60 jaar. Misschien kan AI daar de komende decennia voor zorgen, maar dat blijft voorlopig toch vooral wishful thinking. 

Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer

Automatisch gegenereerde beschrijving

Als de productiviteitsgroei niet versnelt zoals de commissie verwacht, dan zal de toekomstige vergrijzingsfactuur nog veel verder oplopen. Als die productiviteitsgroei niet herstelt naar 1,5%, maar eerder naar 1%, dan zullen de jaarlijkse sociale overheidsuitgaven in 2070 37 miljard hoger liggen dan vandaag. Als de productiviteitsgroei blijft hangen op het gemiddelde sinds 2000 of op het gemiddelde van de voorbije tien jaar, dan wordt dat respectievelijk 53 of 66 miljard. En mocht de productiviteitsgroei volledig stilvallen (degrowth iemand?), dan loopt de jaarlijkse vergrijzingsfactuur op tot 82 miljard (telkens in euro’s van vandaag). 

Wachten op de echte pensioenhervorming

Dat er eindelijk enige urgentie achter de pensioenhervorming zat om de Europese relancemiddelen los te krijgen, is uiteraard welkom, maar evengoed ronduit belachelijk. Die relancemiddelen betreffen een paar honderd miljoen euro éénmalig. Veel geld uiteraard, maar nagenoeg niets in vergelijking met de jaarlijkse extra factuur van tientallen miljarden euro die op ons afkomt door de vergrijzing. Dat die miljardenfactuur doodleuk genegeerd wordt in deze pensioenhervorming is onwaarschijnlijk slecht beleid. 

De vergrijzingsfactuur kunnen we uiteraard niet volledig opvangen met een pensioenhervorming, maar op z’n minst moeten we proberen de excessen in onze pensioenen in te perken. Dat gaat onder meer over de ambtenarenpensioenen die veel hoger zijn dan de pensioenen in de andere stelsels, over het feit dat een derde van de pensioenrechten opgebouwd worden in periodes waarin niet gewerkt wordt en over het feit dat Belgen gemiddeld nog altijd voor hun 61 stoppen met werken. De nieuwe pensioenhervorming raakt een aantal van die punten aan, maar enkel met symbolische aanpassingen die amper verschil zullen maken. De echte pensioenhervorming die de budgettaire impact van de vergrijzing opvangt, moet nog altijd komen. Maar dat zal dus (nog maar eens) voor de volgende regering zijn.    


Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer