Direct naar artikelinhoud
InterviewTine Laureyns

Tine Laureyns, actrice en de verloofde van Gene Bervoets: ‘Overal waar ik was, was hij’

Tine Laureyns: ‘Toen ik Gene leerde kennen, dacht ik: ‘Eindelijk iemand die ik begrijp.’’Beeld Carmen De Vos

Dat ze niet van labels houdt, zegt Tine Laureyns (46). En dus ook niet van het label ‘de vrouw ván’. ‘Dan voel ik me gereduceerd tot smurf’, grapt ze. Ze heeft gelijk. Ze deelt al 22 jaar lief en leed met Gene Bervoets (67), maar als we op zoek willen naar wie de vrouw is, hoeven we geen omweg te maken via de man naast wie ze elke ochtend ontwaakt. Het kan veel eenvoudiger en directer: door haar fototentoonstelling te bekijken en haar vol overgave te horen vertellen. ‘Achteraf bekeken heeft die eerste periode van verliefdheid iets heel neurotisch en onzekers.’

Stralend loodst Tine Laureyns ons de kerk van Lokeren binnen. In het voorportaal waait de wufte geur van wierook ons tegemoet, terwijl onze blik naar een fotoreeks aan de muur wordt gezogen. Van een afstand lijkt het een triptiek van vergezichten uit de Alpen: glooiende hellingen en besneeuwde bergtoppen, majestueus en groots. Dichterbij zien we waar we werkelijk naar kijken: suikerbieten. Ze zijn uit de Zeeuwse grond getrokken en op een hoop gegooid voor latere consumptie, tot die tijd tegen de elementen beschermd met vaalwitte doeken. Tine doopte de reeks Zeeuwse bergen. Bergen in de polders: van een eigenaardige combinatie gesproken.

Tine Laureyns: “Het is begonnen tijdens corona. Gene en ik waren niet zo lang daarvoor naar Zeeland verhuisd. Opeens waren de grenzen dicht. Dan begin je vanzelf dingen te doen die je normaal niet doet, zoals wandelen. Vroeger, toen we nog in Antwerpen woonden, wandelde ik weleens door de stad, maar door de polders: dat was nieuw. Het waren deze bergen die op mijn wandeltochten telkens mijn horizon verstoorden.”

Maar ze trokken je ook aan, anders had je ze niet zo vaak gefotografeerd.

“Ze ontroeren me, ja. Ik ben ze beginnen te fotograferen in de winter en ik ben het blijven doen: lente, zomer, herfst. Telkens als ik er voorbijreed, stapte ik uit om foto’s te maken. Dat doe ik nog altijd. Zodra er een stuk plastic loszit en begint te flapperen in de wind, moet ik het fotograferen.

“Op den duur werden ze een metafoor voor sehnsucht en willen weggaan. Ik ben altijd een avonturier geweest en heb veel gereisd. Het liefst alleen. Dan kan ik ergens verdwalen en verdwijnen. Maar plots zat ik daar in dat poldergebied, omringd door grijs-witwaarden: een beter canvas voor de verbeelding kon ik me niet dromen.”

We kenden je als actrice in het theater en op tv, met rollen in reeksen als Crème de la crème en Binnenstebuiten, maar nu ben je dus fotografe?

“Dat is de eerste vraag die ik krijg als mensen de tentoonstelling bezoeken: ‘Bent u fotograaf?’ Nee, dat ben ik niet. Deze foto’s passen in een groter geheel waar ik nu al jaren aan werk, en dat ik de titel Vlot van gewaarwordingen heb gegeven. Soms maak ik ook beelden of schrijf ik. Ben ik dan een schrijver? Niet per se. Ik hou niet van de neiging om alles te benoemen en te framen.

“Dit is de eerste keer dat ik met een klein deel naar buiten treed. Ik voel nog niet de drang om veel te tonen. De tijd moet rijp zijn.”

Maar je zei wel ja op deze tentoonstelling.

“Ik vond deze kerk wel een passende setting voor mijn werk: die bergen hebben iets monumentaals, net zoals een kerk. En ze glooien als gewaden. Het klopte gewoon.”

‘Ik geloof nog altijd niet in elkaar eeuwige trouw beloven. Dat Gene me opeens ten huwelijk vroeg, heeft te maken met een liefde die je kenbaar wilt maken voor iedereen.’Beeld Rudy Roan

SPAANSE TIJD

Waren de Zeeuwse bergen er ook gekomen zonder jullie verhuis naar Zeeland?

“Sinds Zeeland zijn Gene en ik allebei productiever geworden – hij is de laatste jaren weer meer aan het schilderen, dat had hij lange tijd niet gedaan – om de eenvoudige reden dat we nu een enorme zolder hebben, die dienstdoet als atelier. We hebben eindelijk een werkplek.”

Die hadden jullie niet in Antwerpen.

“Die konden we niet betálen in Antwerpen. We hebben tien jaar lang in een rijhuis in Stuivenberg gewoond, waar elke vrije kamer die we hadden, werd benut door vrienden of familie. Nu is er eindelijk ruimte.

“We wonen in een oud schooltje dat ooit deel uitmaakte van de kerk van Biervliet, volgens de laatste telling 1.550 zielen groot. Wat wij de zolder noemen, was ooit een klein theater. De nonnen van de school hadden een systeem van draden boven de trap gespannen, waaraan ze de was te drogen hingen. Nu hangen er kunstwerken aan, van ons en van bevriende kunstenaars. Het is een huis waarin iedereen zijn sporen nalaat.”

Jullie vertrek naar Zeeland was geen bekokstoofd plan of lang gekoesterde droom.

“Het is heel impulsief gegaan. We zijn lang op zoek geweest naar een huis in Spanje. Ik voel veel affiniteit met dat land. Als je weggaat van de costa’s, tuimel je van het ene surrealistische landschap in het andere.

“Op een bepaald moment hadden we een huis in de streek rond Valencia op het oog, maar het was nog te vroeg voor Spanje. Het viel niet te combineren met het verdienmodel dat we hier uit de grond hebben gestampt als acteurskoppel. Om zo’n huis rendabel te maken moet je er vaak zijn, maar ik heb nog geen zin om voor B&B te spelen.

“Spanje blijft wel aan me trekken. Gene en ik hebben tien jaar in Antwerpen gewoond, nu wonen we vijf jaar in Zeeland. Misschien breekt ooit onze Spaanse tijd aan.”

Hoe is het huis in Zeeland op jullie pad gekomen?

“Puur toeval. Ik was op zoek naar een schrijvershol, voor Gene meer een schildershol. Ik had een dijkhuisje op het oog, betaalbaar en heel rudimentair. We gingen het bezoeken, maar de vrouw van het immokantoor was haar sleutel vergeten en moest helemaal terug naar Terneuzen. Gene en ik maakten intussen een wandeling en opeens zagen we dat schooltje te koop staan. We hadden weleens tegen elkaar gezegd: ‘Een school of een pastorie, dat zou leuk zijn.’ Maar ik had nooit gedacht dat Gene Antwerpen daadwerkelijk achter zich zou laten.

“Gene begon meteen rond het huis te lopen: ‘Schat, wat is dat hier?’ Het stond blijkbaar al vijf jaar te koop. We dachten: hier gaan lijken uit de kast vallen. Maar dat is nog niet gebeurd.”

En toen werd het schrijvershol opeens jullie vaste stek.

“Financieel was het niet mogelijk om een huis te hebben in Antwerpen én in Zeeland. Toen ging het heel snel: ‘Zie jij het zitten?’ – ‘Ja.’ – ‘En wat doen we dan met ons huis in Antwerpen?’ – ‘Verkopen.’ – ‘Oké, we doen het.’ Een week later was het van ons.

“Het is natuurlijk een oud huis en het heeft zijn mankementen, maar zelfs als klussers zijn we gegroeid. Binnenkort moet ik de dakgoot in voor het jaarlijkse onderhoud.”

Dat doet Gene niet?

“Eigenlijk wil Gene liever niet dat een van ons tweeën in de dakgoot klimt. Bovendien is hij niet thuis: hij zit op Sint-Maarten (Caribisch eiland, red.) om zijn pasgeboren kleinzoon te bezoeken.

“Het is niet zo dat ik de klusser in huis ben en dat Gene niets doet. Het is heel mooi hoe die dingen vanzelf gaan bij ons. Vroeger kookte Gene altijd, nu kook ik vaker. Voor mij is hij de perfecte souschef. Ik maak graag curry’s en daar komt veel snijwerk bij kijken. Daar is Gene heel goed in. Daarna trekt hij zich terug uit de keuken en doe ik mijn ding.”

Met zijn verleden als kok in Gentse waterzooi dacht ik dat hij de chef in huis zou zijn.

“Hij ís de chef, maar kennelijk vindt hij wat ik maak wel lekker. Waarschijnlijk stelt hij daarom zelf voor: ‘Kan ik al iets doen?’ Vroeger zou ik dan gezegd hebben: ‘Neenee, ik doe het wel.’ Maar ik heb geleerd te delegeren. Dat is een bevrijding aan beide kanten. We zijn nu 22 jaar samen, we hebben elkaars handleiding intussen wel gelezen. We weten hoe we ons aan elkaar moeten aanpassen, maar dat komt niet vanzelf. Daar moet je aan werken.”

Voor jou was de verhuis naar Zeeland een terugkeer naar je roots.

“Min of meer. Mijn grootouders woonden in Watervliet, vlak over de grens. Ik kwam er vaak als kind tijdens de vakanties – kampvuren maken, naakte zwempartijen, klimmen in de bomen met de buurjongens. Gene is een echte Antwerpenaar, een jongen van het Kiel. Het verbaast me nog altijd dat hij in Zeeland kan aarden.

“Alhoewel, het verbaast me ook níét: de laatste jaren leefden we in Antwerpen ook al zoals we nu in Zeeland doen. We waren al lang niet meer het koppel dat elke druppel van de stad opzoog, de nachtbrakers die tot het ochtendgloren bleven hangen. Eigenlijk gaan we nu vaker naar de cinema dan toen. In Oostburg, een dorp van een zakdoek groot op tien minuten rijden, is er een retro- cinema, gerund door vrijwilligers. Ze draaien er alle trage Europese films: The Banshees of Inisherin, Close… Meestal zitten we er alleen, met een pintje en een zakje chips, te genieten van die prachtige artdecozaal.”

Zeeland heeft jullie leven niet veranderd.

“Nee. Het is een voortzetting van een evolutie die al langer aan de gang was. Naar meer ruimte, maar ook naar meer licht, meer stilte en meer rust.”

Gene is niet altijd de rustigste ziel geweest.

“Dat is hij nog altijd niet. Je temperament blijft je temperament, ook in de rust van Zeeland. En maar goed ook: we zitten daar niet te mediteren, in de laatste rechte lijn naar ons pensioen. Dat is nog lang niet aan de orde. We hebben allebei een drukke zomer voor de boeg. Zeeland heeft niets veranderd aan onze activiteitsgraad, alleen de setting is veranderd.”

‘Bij een prille verliefdheid hou je vooral van het deel van de ander waarin je jezelf herkent. Maar het wordt pas boeiend als die ander al je truken doorheeft.’Beeld Carmen De Vos

ROUNDUP DRINKEN

In plaats van door beton en hoogbouw worden jullie nu omringd door water en natuur.

“Maar ook dat was geen bewuste move. Het is niet zo dat we dachten: en nú laten we de stad achter ons en gaan we met de natuur leven. In Zeeland komt de natuur je zoeken. Landt er een bijenvolk in de tuin of onder de dakpannen, dan ligt het voor de hand dat je de lege bijenkasten van vrienden leent om die te huisvesten. Onlangs hebben we voor het eerst honing geslingerd. Weinig schenkt je méér voldoening dan het kraantje van de slingerton open te draaien en het vloeibare goud te laten stromen.

“Ik heb ook een tijd gemberbier gemaakt en ik grijp weleens naar een kombuchawortel. Fermentatie en ontbinding – schimmels, eigenlijk – houden me sterk bezig. Allemaal goed voor je darmflora, maar daarmee vertel ik niks nieuws: iedereen die met zelfzorg bezig is, komt daarbij uit. Maar voor mij zit het ’m toch meer in het creatieve proces, ik wil niet per se een goeroe zijn van het een of het ander.”

Het thema natuur is ook je Zeeuwse bergen binnengeslopen: je noemt je foto’s een aanklacht tegen de heersende monocultuur, die de grond uitput.

“Die tweeledigheid houdt me bezig: de schoonheid van die bergen vind ik onweerstaanbaar, maar ze staan tegelijk symbool voor lelijkheid en de vervlakking van de grond. Net zoals we vol bewondering staan te kijken naar een fluoroze zonsondergang in Antwerpen, tot we beseffen dat we die kleur alleen te danken hebben aan de reflectie van het avondlicht op de fijnstofdeeltjes in de lucht. Onze conditionering brengt ons in de war.

“Vrienden komen vaak op bezoek om de stad van zich af te schudden. Ze fietsen door de polders en denken: heerlijk! Terwijl ik denk: ja, maar de boer hiernaast heeft net gesproeid en dat chemische goedje krijgen wij nu in ons gezicht. Het baart me soms zorgen. We wonen wel in de natuur, maar we zijn omsingeld door industrie.”

Je brengt veel tijd door aan en op de Westerschelde, maar die zit wel vol pfas.

“De Westerschelde is een verkeersbaan. Als ik ga zeilen, dobber ik tussen de grote schepen. De zeehondenpopulatie is zichtbaar gedaald, de oesterputten zijn zo hard gekrompen dat ze amper nog bestaan. In Breskens varen geen vissersboten meer uit, je hoort de vissers er alleen nog het failliet van hun stiel prediken.

“Ik ben een zwemmer. Ik zou dolgraag gaan zwemmen in de kreken achter ons huis, maar ik durf het nog altijd niet. De boeren lozen er hun sproeimiddel. Als je daar iets van zegt, hoor je weleens iemand mompelen: ‘Jullie zijn van ’t stad, jullie begrijpen er niets van.’”

Het is een vreemde paradox: stedelingen houden er tegenwoordig soms een groener gedachtegoed op na dan de plattelanders, die geen graten zien in wat Roundup.

“Ik ben blij dat jij het zegt! Een boer bij ons beweerde laatst dat je die Roundup gewoon kunt opdrinken. Volgende keer dat iemand zoiets zegt, daag ik hem uit een glas achterover te kieperen. Eens kijken of hij het doet.”

In Nederland, met de BBB-partij van Caroline van der Plas, leeft de tegenstelling tussen platteland en stad nog meer dan hier.

“Ik hou niet van die tegenstelling. Het heeft allemaal met bewustwording te maken. Dat mis ik in het hele discours. We moeten vooral blijven praten. Dat doen wij met de lokale boeren, de kaasboerin en de beenhouwer ook. Er zijn gelukkig heel veel mensen die hard werken om ecologisch met voeding om te gaan.”

Op weg naar hier zag ik grote borden in de weilanden staan: ‘Red onze boeren!’

“Het is een probleem dat ons allen aanbelangt. Voeding is ongelofelijk belangrijk, dus is het ook essentieel dat we blijven nadenken over hoe het op een andere manier kan. Er is een verschuiving aan de gang. Natuurlijk ga je op je achterste poten staan als je het gevoel krijgt dat je een traditie kwijtraakt die voortgaat van vader op zoon op kleinzoon. Ik begrijp die menselijke kant, maar je moet jezelf ook de vraag durven te stellen: voor welke zaak sta ik hier eigenlijk te prediken?

“Laatst waren we getuige van een veelzeggend tafereel op het kerkhof naast ons huis. Het is een oud kerkhof, waar al jaren geen nieuwe doden meer worden bij gelegd, met zerken die verscholen liggen onder het mos. Het kerkcomité had ons toestemming gegeven om onze bijenkasten daar te plaatsen. Onze enige voorwaarde was dat er niet meer gesproeid zou worden, maar dat krijg je dus niet zomaar uitgelegd aan sommige oude mensen. Terwijl wij met een imker stonden te praten, kwamen ze aangefietst met zo’n sproeimachine op hun rug – het waren net bijtjes. Voor hen, met hun stramme gewrichten, is sproeien de makkelijkste manier om de graven van hun voorouders van onkruid te verlossen. Dan ontstaat er natuurlijk een clash: het verdriet van die diepgelovige mensen op leeftijd – als zij het graf van tante Julienne niet meer onderhouden, wie zal het dan doen?! – tegenover de imker met zijn groene ideeën.”

Hoe verzoen je die twee partijen met elkaar?

“Beide kanten stonden kwaad naar elkaar te kijken, zonder te praten, dus ben ik zelf gaan onderhandelen. Uiteindelijk zijn we tot een compromis gekomen: zij mogen niet meer sproeien, maar de kerk investeert nu in een tuinbedrijf dat het onderhoud zal doen. Het kán dus wel. Je moet alleen blijven praten en een beetje van je aandacht en tijd geven.

“Ik heb het vroeger ook vaak gedaan, hoor: mensen afschrikken met een te felle overtuiging. Maar ik begin het te leren, dat luisteren.”

STEM (NIET) OP GENE

Het verbaast me eigenlijk niet dat jij optreedt als bemiddelaar: je hebt ooit antropologie gestudeerd. In een Humo-interview uit 2006 zei je: ‘Ik zag mezelf al tussen de sjamanen zitten en daar artikels over schrijven.’

“Dat lijkt me nog altijd heel interessant. Ik heb die studie nooit afgemaakt: na mijn kandidatuur ben ik naar het conservatorium getrokken.”

Je hebt geen spijt van de antropologie of van het conservatorium? Je bent nu met totaal andere dingen bezig.

“Dat is zo: ik zit nu op mijn vlot (lacht). Ik denk dat dat een beetje mijn aard is. Als iets geconsolideerd wordt, sla ik een andere weg in. Ergens is dat ook een beperking. Ik heb destijds het conservatorium op één been doorlopen.”

Acteren ging je makkelijk af.

“Ja. Ik had gekozen voor het conservatorium omdat ik een diploma wilde, omdat ik liefde voelde voor het theater en zin had om te spelen, omdat ik het kon en omdat het makkelijk was. Als kind speelde ik al mee in een totaalspektakel. Ik wist wat het was om op tournee te gaan en de culturele centra af te dweilen. Ik hoefde er niet veel voor te doen, maar ik was er met mijn hoofd niet echt bij.”

Je bent snel afgeleid?

“Je hebt acteurs die dat ene ding tot op het bot willen onderzoeken, en daar dan heel goed en groots in willen worden. Zelf ben ik altijd meer geïnteresseerd geweest in het maakproces. Onderweg zijn en de berg beklimmen fascineert me meer dan het doel op zich. Eens de première er is en je een stuk twintig keer moet spelen, is het plezier er voor mij af.

“Toen ik was afgestudeerd, won ik op Theater Aan Zee de prijs voor beste actrice, maar ik was niet eens op de uitreiking: ik zat alweer in het buitenland, op een trein in Vietnam. Vroeger dacht ik daar niet over na, maar nu, op mijn 46ste, begin ik mezelf stilaan te kennen. Voor mij is de beloning niet het belangrijkste.”

Is de zin om te spelen er nog altijd?

“Af en toe. Ik werk als spelcoach op de academie in Antwerpen en ik doe vaak stemmenwerk. Soms bellen ze me voor een gastrol, maar tenzij het iets is waarin ik mijn tanden kan zetten, vind ik het niet de moeite.”

Gene is de laatste tijd niet van het scherm weg te slaan: hij zat in Arcadia en is nu te zien in het onvolprezen Knokke off op VRTMAX.

“Die reeksen zijn vorig jaar opgenomen. Op dit moment zit hij dus op Sint-Maarten. Het is goed dat hij zichzelf die familietijd nu even gunt: straks begint hij opnieuw te filmen voor Assisen en wordt het weer druk.

Lees ook

‘Knokke off’ is zo goed dat je vergeet dat de reeks ‘Knokke off’ heet

“Gene is een heel andere persoon dan ik. Als acteur ben je een uitvoerend kunstenaar: je brengt onder leiding van een regisseur teksten die van iemand anders zijn, en waarvan vaak niet te veel mag worden afgeweken. Gene is iemand die graag opdrachten krijgt. Hij speelt daarmee en wordt daar blij van. Mijn zoektocht zit elders. Als ik louter moet uitvoeren, blijf ik vaak op mijn honger zitten. Dan moet je zélf maken, of je even terugtrekken. Ik heb vooral dat laatste gedaan.

“Anders dan ik heeft Gene altijd gezegd: ik wíl acteren, ik wíl performen. Hij is ook veel ambitieuzer dan ik, altijd geweest.”

Jullie leerden elkaar kennen toen jij in het laatste jaar van het conservatorium zat.

“Hij coachte een project. Ik denk dat ik de enige van de klas was die niet op Gene Bervoets had gestemd.”

Hoezo, gestemd?

“We waren met tien in de klas en moesten stemmen op de coach die we wilden. Als ik het me goed herinner, ging het tussen Peter Van den Eede, Sien Eggers en Gene. Het is gewoon absurd dat ik toen niet voor hem heb gekozen (lacht).”

ELKAAR DOORPRIKKEN

“Het heeft nog een paar jaar geduurd voor we een koppel werden, maar er was wel meteen een grote verwantschap.”

Een zielsverwantschap, noemde je het toen.

“Zoiets zou ik nu niet meer zeggen. Achteraf bekeken vind ik die eerste periode van verliefdheid iets heel neurotisch en onzekers hebben. Het gaat meer over zelfliefde dan over liefde voor de ander.”

Je bent je in die prille verliefdheid vooral aan het spiegelen aan elkaar.

“Precies. Je houdt van dat deel van de ander waarin je jezelf herkent. Verwantschap is leuk, maar het is nog veel boeiender als die ander al je truken doorheeft en je moves kent.”

Dan vallen de maskers af.

“Heerlijk is dat! Dan begin je elkaar ook tegen te werken, vervelend en hinderlijk te vinden. Dan wordt het weer interessant, omdat gewoontes sterven en je jezelf samen moet heruitvinden. Dan verdiept de liefde.

“Veel koppels stoppen op het moment dat ze voelen dat hun verwantschap afneemt, in een vervelende periode of door een confrontatie. Zodra je elkaar hebt doorgeprikt, is het zaak elkaar toch intact te houden in de relatie.

“Maar hoor mij nu. Joni Mitchell – ik denk dat ik haar grootste fan ben – kan het veel mooier verwoorden dan ik: ‘If you want endless repetition, see different people. If you want infinite variety, stay with one.’ De kunst is om bij die ene te blijven en alle facetten te ontdekken, ook van jezelf.”

Bij je vorige interview waren jullie pas vijf jaar samen en moesten jullie opboksen tegen de vooroordelen: jij een jong meisje, hij een 22 jaar oudere man met vier kinderen bij twee verschillende vrouwen. Nu denk je vast: ‘Haha, we proved them wrong!’

“Nee. Dat is allemaal perceptie. ‘If the doors of perception were cleansed, life would appear to man as it is, infinite.’ Dat is een citaat uit het boek The Marriage of Heaven and Hell van William Blake. Wat ik wil zeggen, is dat je niet kunt vechten tegen perceptie. Als je daaraan begint, word je heel ongelukkig.”

22 jaar samen, weinigen doen het jullie na. Hoe doen jullie het?

“Door de confrontatie te blijven aangaan. Dat is niet makkelijk en het gaat gepaard met veel strijd, zelfs tot in de keuken. Maar het is wel een leuke strijd. Of toch als we hem allebei een beetje winnen.”

Helpt samen kunst maken om bij elkaar te blijven?

“Dat ook. We delen ons atelier. In het begin, toen we er pas woonden, had ik heel hard de neiging om alles op te splitsen: dat is jouw deel, dit is het mijne. Maar we voelden al snel dat dat niet hoefde.”

Gene schildert weleens op basis van jouw foto’s.

“We inspireren elkaar: soms schuift hij me een beeld door waar ik iets mee doe, dan weer geef ik hem een flard tekst of een foto waar hij mee aan de slag gaat. Er wordt nooit over gesproken, het gebeurt gewoon. De Zeeuwse bergen zijn intussen ook een beetje zíjn bergen geworden. Dat is fijn: ze meanderen en ze reizen, van hem naar mij en weer terug.”

Komt er ooit een gezamenlijke tentoonstelling?

“Vast wel. We hebben veel materiaal. Er zijn al vragen en vage plannen, maar ook die moeten eerst rijpen.”

‘Je hebt artiesten die dat ene ding tot op het bot willen doorgronden, maar dat is niets voor mij. Ik hou meer van de bergbeklimmen dan van de top bereiken.’Beeld Carmen De Vos

DEZELFDE ZAK

Toen je in het vorige Humo-interview werd gevraagd of jullie ooit zouden trouwen, antwoordde je dat je niet geloofde in eeuwige trouw: ‘Hoe kun je nu zoiets beloven?’ Intussen zijn jullie wel verloofd.

“Ja, maar nog altijd niet getrouwd (lacht). Niet dat we voor eeuwig verloofd willen blijven, maar ook daar willen we onze tijd voor nemen.

“Ik geloof nog altijd niet in elkaar eeuwige trouw beloven. Daar gaat het helemaal niet om. Dat Gene me opeens ten huwelijk vroeg, heeft te maken met een lang proces, met een liefde die je kenbaar wilt maken voor je hele familie, voor zijn kinderen, voor iedereen.”

En dus klopt het om na 22 jaar toch je handtekening op een boterbriefje te zetten?

“Ik blijf het vreemd vinden, hoor. Eigenlijk voel ik me al getrouwd. Het verandert niets.”

Zijn vraag om te trouwen had niks te maken met het vreselijke ongeval op de set van Beau Séjour eind 2019? Hij kreeg toen zes ton water over zich heen.

(verwonderd) “Jij legt linken die ik zelf niet had gelegd. Dat weet ik niet. Ik vind het moeilijk om daar in zijn plaats op te antwoorden.

“Dat ongeluk heeft zeker hard op hem ingebeukt, maar ik vind dat hij er goed mee is omgegaan. Hij heeft snel de juiste hulp gezocht.”

Gene Bervoets in het tweede seizoen van ‘Beau Séjour’.Beeld © Frank Devos

Hoe was het voor jou om hem bijna kwijt te zijn?

“Toen ik het telefoontje kreeg, zat ik in het theater. Ik ben meteen naar Vilvoorde gereden, niet wetend hoe ik hem zou aantreffen. Omdat hij vrij snel weer bij bewustzijn was, is de gruwel van niet-weten me bespaard gebleven. Alleen tijdens de autorit wist ik nog van niets. Toen heb ik bijna de foute brandstof voor mijn auto getankt.

“Ik voel dat Gene voorzichtiger is geworden. Vroeger had hij meer branie, was hij een durfal. Voor Windkracht 10 sprong hij zonder nadenken uit een helikopter boven de zee. Dat zou hij nu niet gauw meer doen, maar hij blijft wel een sterke man.

“Eigenlijk zijn Gene en ik nog altijd dezelfde mensen als toen we elkaar leerden kennen. De eerste keer dat ik Gene zag, kwam hij binnen met dezelfde zak als ik. We gingen naar dezelfde tentoonstellingen – Thierry Decordier, ik zal het nooit vergeten. We lazen dezelfde boeken, keken naar hetzelfde theater. Overal waar ik was, was Gene. Daarvoor had ik op het conservatorium vaak het gevoel dat de anderen Chinees spraken. Toen leerde ik Gene kennen en dacht ik: ‘Eindelijk iemand die ik begrijp.’ Dat gesprek kun je met niet veel mensen voeren. Als je dat dan opeens kunt met degene met wie je elke dag opstaat, kun je daar alleen maar heel dankbaar voor zijn.”

Toen jullie een koppel werden, had Gene de leeftijd die jij nu hebt.

“Zoiets, ja.”

‘Ik denk niet dat hij het erg vindt om ouder te worden’, zei je toen. ‘Ik weet niet of ik nog zo enthousiast zal kunnen zijn als ik 50 ben.’ Je bent nog geen 50, maar ik denk dat je die uitspraak zult moeten bijstellen: ik heb je net twee uur bevlogen horen praten.

“Daar heb je wel een punt. Misschien hebben we elkaar daarin gevonden.

“Ik ben niet bang om ouder te worden. Ik heb altijd al een matuur hoofd gehad, zelfs toen ik nog heel jong was. Ik kom stilaan op een leeftijd waarop hoofd en lijf beginnen overeen te stemmen.”

© Humo