Direct naar artikelinhoud
De gedachteStef Selfslagh

Stef Selfslagh over zijn laatste interview met Martine Tanghe: ‘Tijdens ons gesprek verzuchtte ze eerlijker dan ik een geïnterviewde ooit iets heb horen verzuchten’

“Ik hoop dat je ram een nieuw baasje krijgt die hem even liefdevol aanstaart als jij dat deed”, stelt Selfslagh.Beeld Damon De Backer

Stef Selfslagh is journalist. Een jaar geleden interviewde hij Martine Tanghe bij haar thuis.

Er is een groot verschil tussen hoe de buitenwereld Martine Tanghe zag en hoe Martine Tanghe Martine Tanghe zag. Vroeg je anderen om haar te omschrijven, dan kwam je gegarandeerd thuis met Louis Vuitton-woorden: icoon, coryfee, monument, grande dame. Vroeg je háár om zichzelf te portretteren, dan moest je het stellen met Zeeman-termen: “Ik ben maar een stipje in het heelal. Ik heb niks te vertellen.”

Een jaar geleden probeerde ik tijdens een interview in haar Hagelandse tuin haar pantser van (in mijn ogen gespeelde) bescheidenheid te doorbreken. Dat mislukte. Niet omdat haar acteertalent mijn interviewvaardigheden overtrof. Wel omdat haar bescheidenheid helemaal niet geveinsd bleek te zijn. Toen ik ons gesprek in de levensbeschouwelijke richting probeerde te navigeren, verzuchtte ze eerlijker dan ik een geïnterviewde ooit iets heb horen verzuchten: “Lieve jongen, ik geloof echt niet dat de mensen willen weten hoe ik over het leven denk. Soms weet ik dat zelf niet eens.”

Martine Tanghe weigerde meer interviews dan Herman Schueremans The Barn-bezoekers. Maar aan haar maatschappelijke heiligverklaring lijkt ze niet te kunnen ontkomen. Op Twitter gaan de superlatieven bijzonder vlot over de toonbank. “Onze moedertaal is haar moeder kwijt.” “Een baken van vertrouwen en professionalisme is niet meer.” “Afscheid van de leading lady van de Vlaamse journalistiek.”

Nu ben ik de laatste om mensen een troostende hyperbool te misgunnen, maar is de dood van iemand niet het uitgelezen moment om de overledene in kwestie voor eens en voor altijd te bevrijden van de ketens van de karikatuur? Om hem of haar te herdenken als een mens van vlees en bloed?

Daarom: laten we Martine Tanghe een groot postuum plezier doen. Laten we haar niet herleiden tot boegbeeld, steunpilaar of welk getimmerte dan ook. Laten we in haar in memoriam ook plaatsmaken voor haar broze kant.

Het was geen ‘icoon’ dat me in het Hageland vertelde dat ze de zwaarmoedigheid die inherent was aan haar job te lijf ging met het gedachtegoed van Winnie de Poeh. Het was geen ‘monument’ dat ons gesprek plots onderbrak om in de weide haar ram te gaan strelen. En het was zeker geen ‘coryfee’ die zei dat ze steeds meer genoot van kijken, zwijgen en mijmeren.

Beste Martine, ik had je gegund dat we je op jouw sterfdag al een beetje vergeten zouden zijn. Dat je nog zo lang in de luwte had kunnen leven dat we bij het nieuws over jouw dood gemompeld zouden hebben: ‘Martine Tanghe? Leefde die dan nog?’

Het heeft niet mogen zijn. Maar wat ik je wél nog toewens, is dat je herdenking méér mag zijn dan de buitenkerkelijke canonisatie die je nu te beurt valt. En dat je ram een nieuw baasje krijgt die hem even liefdevol aanstaart als jij dat deed.