Direct naar artikelinhoud
InterviewJacotte Brokken

Weervrouw Jacotte Brokken: ‘We zien een hoog IQ als statussymbool, terwijl het dat niet is. Ik had op school zelfs moeite met dingen uit het hoofd te leren’

Jacotte Brokken: ‘Het gepest als tiener heeft me wat afgestompt.’Beeld Koen Bauters

‘Jacotte is misschien niet de weervrouw die we zochten, maar wel de weervrouw die we nodig hadden’, zo filosofeerde een TikTok-gebruiker over de nieuwste aanwinst van de VRT. Het vat Jacotte Brokken (30) mooi samen: ze voelt als de toekomst, met haar uitgekiende mix van gortdroge wetenschap en bubbelende creativiteit in een hip socialmediajasje. Tussen het presenteren van twee weerberichten door vertelt ze hoe ze, sinds haar eerste weerbericht op 3 april, de voorbije maanden heeft beleefd. ‘Soms moet ik even stilstaan om te beseffen: ik kom op tv en op de radio. Crazy!’

We zijn bijna halverwege de zomervakantie van 2023. Zeg eens, Jacotte: wat mogen we weersgewijs nog verwachten van de rest?

Jacotte Brokken “Ik beperk me tot de gegevens van het KMI, en die gaan over de komende zeven, hooguit veertien dagen. Over de rest van de zomer kan ik dus weinig zinnigs zeggen, vrees ik.”

Dan zijn we aangewezen op de voorspellingen van Geri Haerynck, de 82-jarige man uit Koekelare die al sinds de jaren 60 één keer per jaar het weer voor de komende twaalf maanden voorspelt.

“En dat doet hij vaak juist, hè! Volgens hem wordt het een natte zomer. Ik weet niet wat voor technologie Geri gebruikt, maar aan dat soort voorspellingen waag ik me niet.”

Je eerste honderd ­dagen als weervrouw zitten erop. Ben je het nog niet beu dat iedereen je over het weer aanspreekt?

“Gek genoeg niet. Vaak snijd ik het zelf als ­eerste aan, zeker als er zich iets buitengewoons voordoet, zoals een hittegolf of een uitzonderlijke droogte. Dan wil ik die aan iedereen uitleggen.

“Het is wel nog altijd wennen als mensen aan het smalltalken zijn over het weer, en ik opeens poneer dat het morgen zal regenen. Dat ik dat weet, blijf ik grappig vinden.”

Voor de kijker maak je na een paar maanden al deel uit van het meubilair.

(lacht) “Het is snel gegaan. Ik krijg wel vaker de opmerking: ‘Het is net alsof je het al je hele leven doet.’ Zo voelt het ook.”

Wat is de belangrijkste les die je intussen hebt geleerd?

“Dat nuance belangrijk is. Vroeger sprak ik in superlatieven, maar dat gaat niet bij het weer, dat altijd genuanceerd is. Mensen willen wel graag superlatieven horen. Is het een droge maand, dan vinden ze het een extréém droge maand. Is het warm, dan is het vast de Langste Hittegolf Ooit. Eén van de typische vragen die ik krijg, is: ‘Gaan we nu richting het einde der tijden?’ Dan moet ik even op de rem gaan staan.”

En wat heeft weervrouw zijn je bijgebracht over jezelf?

“Dat ik nog altijd erg van afwisseling houd, maar ook heb geleerd om rust te nemen. Twee dagen per week hol ik van de ene redactie naar de andere om het weerbericht te presenteren, dat is erg intensief. In het begin combineerde ik dat met te veel andere dingen, maar nu kan ik echt genieten van een lege agenda.”

Een groot verschil met vroeger, toen je weleens last had van verregaande fomo.

“Dat is altijd een valkuil geweest: ik plan veel te veel en ik zeg op alles ja. Vroeger zag ik de toekomst als een blad dat volgeschreven moest worden, maar je kon me wel elke avond bij elkaar vegen.

“De voorbije weken ­waren er een hele resem festivals. Een jaar of vijf geleden zou dat me ontzettende fomo bezorgd hebben. Nu dacht ik: het is 30 graden, waarom zou ik op een festival willen staan? Fuck dat (lacht).”

Het moeten toch drukke tijden zijn voor jou?

“Absoluut. Zo druk zelfs, dat ik er niet ten volle van kan genieten. Ik heb de voorbije maanden al een paar coole dingen gedaan: De afspraak, Kingsize Live op Ketnet… Ze volgden elkaar zo snel op dat ik geen tijd had voor zenuwen, maar mijn hoofd heeft ook nog altijd niet kunnen ­registreren wat ik heb meegemaakt. Soms moet ik even stilstaan om te beseffen: ik kom op tv en op de radio. Crazy!”

‘Ik had een rare naam, ik was de grootste van de klas en een onverbeterlijke flapuit. Kinderen zijn meedogenloos: ze vinden altijd wel een excuus om iemand tot schietschijf te maken.’Beeld Koen Bauters

PIPPI LANGKOUS

Je gaf al aan soms last te hebben van het oplichterssyndroom: straks val ik door de mand.

“Ja, maar net zo goed lijd ik aan het ­Pippi Langkous­-syndroom: ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het kan. Als de vraag ‘Ben ik hier wel de meest geschikte persoon voor?’ me overvalt, dat duwt mijn innerlijke Pippi Langkous die weg. De twee houden elkaar mooi in evenwicht.

“Wat ook helpt om de klik te maken, is de wetenschap dat de VRT me heeft gevraagd: dat moet toch íéts betekenen.”

Hoe was je op hun radar verschenen?

“Ik werkte al langer achter de schermen. Op een interne sollicitatie heb ik een keer mijn stoutste schoenen aangetrokken: eigenlijk wil ik het liefst vóór de camera staan. Een jaar later kreeg ik telefoon: ‘Weet je nog wat je toen zei? Wel, ik heb hier een opportuniteit voor jou!’”

Ook al wist je op dat moment weinig van meteo­rologie.

“Ik was wel al langer bezig met wetenschaps­communicatie. Ik zie meteo­ro­logie en zéker de job van weerexpert ook als een vorm van wetenschapscommunicatie. Sabine Hagedoren, Bram Verbruggen en ik hoeven de voorspellingen niet zelf te maken: we krijgen ze van de experts bij het KMI en maken dan de vertaalslag.”

Daar ben jij ontzettend goed in. Je hebt eerst een diploma chemie behaald, en na een paar jaar werken ging je voor een postgraduaat digital content creation.

“Ik heb altijd gewrongen gezeten tussen het wetenschappelijke en het ­creatieve. Bij mijn creatieve vrienden van het jeugdhuis – we maakten al samen podcasts vóór podcasts een ding werden – kon ik leuk en vrolijk doen. Bij mijn wetenschapsvrienden van de universiteit probeerde ik dat uitbundige wat te temperen. Met de jaren heb ik die twee facetten van mezelf met elkaar kunnen versmelten.”

Jij voelde je thuis in beide kampen?

“Ja. Als kind had ik al creatieve hobby’s. Ik volgde voordracht.”

Toen je vader je als 12-jarige voor het eerst zag optreden, was hij zo trots dat hij je met­een inschreef voor een paar voordrachtwedstrijden.

“Zo ben ik in het voordrachtencircuit gerold. Want dat is het: een circuit, met preselecties en een grote finale. Als hoofdprijs kon ik een of ander juweel winnen. Zo bracht ik mijn zondagmiddagen door: andere ­kinderen gingen naar de scouts, ik stond op een podium voor te dragen.”

Ik zie mezelf nog heel lang het weer presenteren. Geen 36 jaar misschien, zoals Frank Deboosere. Weinig generatiegenoten zien hun job nog als iets dat ze een carrière lang moeten volhouden.’Beeld © VRT

DROGE CHEMIE

“Toen ik na de middelbare school een studie moest kiezen, was de vraag: in welke van de twee richtingen ga ik verder? Ik ben voor het financiële argument gegaan: een diploma chemie geeft me meer jobzekerheid dan een diploma van het conservatorium. Ik heb geen spijt dat ik toen niet voor het conservatorium heb gekozen. Het cliché van ‘Speel eens een bord spaghetti’ was toch niet helemaal mijn ding. Maar ik heb wel lang getwijfeld.”

Zelfs je lerares chemie zaaide twijfel: zij vond de richting chemie niks voor jou.

“Ach, mevrouw Vandevelde… Op de proclamatie zei ik haar trots dat ik voor chemie had gekozen. Ze zeggen van mij dat ik een sprekend gezicht heb, maar zij had dat nog meer. Haar eerste reactie sprak boekdelen: ‘Dat ga je toch niet doen?!’ Ik heb dat ­altijd ­geïnterpreteerd als: ze ­gelooft niet dat ik het kan.

“Pas jaren later, toen ik was afgestudeerd en van de ene naar de andere job aan het hoppen was, heb ik het daar eens met haar over gehad: ‘Jij dacht dat ik het niet kon.’ ‘Maar nee!’ zei ze. ‘Ik bedoelde: chemie is veel te droog en te saai voor jou. Jij moet iets creatiefs doen.’ Dat was ze er toen wel vergeten bij te zeggen (lacht).”

Mevrouw Vandevelde had wel gelijk. Na je studie heb je even in de chemische industrie gewerkt, maar ik kan me jou niet voorstellen in zo’n gortdroge omgeving.

“Daarom ben ik op mijn 26ste aan dat postgraduaat begonnen. Ik mocht mijn stage bij de VRT doen, en zo is de bal aan het rollen gegaan.”

Je ouders zijn vast trots.

“Ze zijn mijn grootste fans en tegelijk mijn grootste critici. Als ik het weer moet brengen, dan ­hangen ze thuis op het prikbord een lijstje met de tijdstippen waarop ik die dag te zien of te horen ben. Soms krijg ik achteraf een berichtje: ‘Je was goed.’ Of: ‘Dat T-shirt was toch niet alles.’ Papa let vooral op de inhoud, mama op het uiterlijk.”

Uit wat voor gezin kom je?

“Ik ben enig kind. Mama gaf les op een middel­bare school in het buiten­gewoon onderwijs. Een pittige job, ik heb er alleen maar bewondering voor dat ze het een hele carrière lang heeft volgehouden. Papa is ambtenaar. Een gemiddeld gezin, dus. Mijn ouders vinden het vooral ­belangrijk dat ik de kansen die ik krijg, met beide handen grijp.”

Een gemiddeld gezin, maar met een bovengemiddeld intelligent kind: in de tweede kleuterklas lieten je ouders op aanraden van je kleuterjuf je IQ testen. Het was verbluffend hoog.

“Mensen zien het als een statussymbool, terwijl het dat helemaal niet is. Het heeft ook geen stempel op mijn schoolcarrière gedrukt. Ik heb de derde kleuterklas overgeslagen, maar voorts was ik zeker geen perfecte student. Ik had zelfs moeite met dingen uit het hoofd leren, omdat ik lange tijd genoeg had aan opletten in de klas. Tenminste, als het vak me interesseerde. Geschiedenis boeide me voor geen meter. Daar heb ik nog altijd spijt van: ik zit tot op vandaag met een groot, gapend gat waar mijn historische kennis hoort te zitten. Daarom ben ik ook zo’n fan van geschiedenisfilmpjes op YouTube en boeken als De Bourgondiërs van Bart Van Loo.”

Maken we beter komaf met de labels die kinderen op school krijgen?

“Dat lijkt me moeilijk. Die labels hebben tot op zekere hoogte wel zin, maar je moet de klassen gedifferentieerd genoeg maken. Zet niet alle hoogbegaafde leerlingen samen, maar zorg voor een mix, zodat iedereen ziet hoe het is om hoogbegaafd te zijn, autis­me te hebben of met leerproblemen te worstelen.”

Dat label maakte je in het middelbaar wel kwetsbaar voor pesters.

(haalt de schouders op) “Ook zonder dat label was ik wellicht gepest. Ik had een rare naam, ik was de grootste van de klas en een onverbeterlijke flapuit. Kinderen zijn meedogenloos: ze vinden altijd wel een excuus om iemand tot schietschijf te maken. Een lelijke broek is soms al genoeg.

“Je hebt mensen die pieken in het middelbaar en mensen die pas later, in het hoger onderwijs of in hun job, gelijkgestemde zielen vinden en floreren. Ik behoor overduidelijk tot de tweede groep.”

Heeft het gepest je veranderd als mens?

“Het heeft me wat afgestompt. Ik was als ­tiener een flapuit, maar ­gaandeweg leerde ik dat het me soms kwalijk genomen werd als ik mijn mond opentrok. Dus deed ik het niet meer. Zo is er telkens een laagje van me afgeschraapt. Pas toen ik een eind in de 20 was, kon ik mezelf weer opbouwen en de ­Jacotte zijn die ik altijd al was geweest.

“Ik durf nog altijd niet goed anderen te verbeteren. Ik ben bang dat ze me dan arrogant vinden. Bemerk ik een foutje, dan zal ik dat eerst drie of vier keer factchecken, voor ik er voorzichtig iets over zeg.”

Vind je het jammer dat je die voorzichtigheid hebt gekweekt?

“Natuurlijk. Ik geef de indruk een open en vrolijke mens te zijn – dat bén ik ook, voor mij is het glas altijd halfvol – maar achter die vrolijkheid zitten nog laagjes verborgen. Ik zou die graag tonen, maar dat is niet vanzelfsprekend. Het is een heel proces.”

Groeien gepeste kinderen altijd op tot volwassenen met een litteken?

“Ze worden vooral vlug volwassen. Ze leren snel anderen in te schatten.”

Vanuit een wantrouwen?

“Of een ­vertrouwen. Als ik kijk naar vrienden of mensen met wie ik een klik heb, denk ik soms: amai, jij hebt ook niet gepiekt in het middelbaar. Het schept een band.”

GROENE BOOBYTRAPS

“Het pesten hield vanzelf op toen ik van school veranderde en naar een grotere stadsschool ging, waar die van de Latijnse als de coole leerlingen gezien werden, niet als de nerds. Opeens kwam ik terecht bij mensen die op dezelfde golflengte zaten.”

Na je studie heb je een tijdje gejobhopt, je had vijf jobs in acht jaar tijd. Heeft dat iets met je hoogbegaafdheid te ­maken?

“Geen idee. Wat ik intussen wél weet, is dat ik tot de multi-passionate community behoor, mensen met een hele waaier aan interesses. Telkens als ze een nieuwe interesse ontdekken, denken ze: dít moet mijn job worden! Dat had ik zelf ook toen ik YouTube ontdekte.”

Je begon in 2017 met je eigen YouTube-kanaal: ­DoeDiesZot. Vanwaar die titel?

“Omdat die rijmt op mijn voornaam. En omdat het mijn insteek is bij alles: doe eens zot. Ik heb lange tijd filmpjes gemaakt met mijn man Tom, en hij ging er even hard in op als ik. Onlangs vergezelde hij me op een professionele shoot, omdat we een paar extra handen konden gebruiken. Achteraf zei hij: ‘Dat was pure nostalgie: net alsof we weer samen YouTube-filmpjes zaten te maken!’ Sinds ik weervrouw ben, ligt ons kanaal stil, en dat zal wel zo blijven.”

Je geeft wel nog les: je doceert klimaatjournalistiek aan de Arteveldehogeschool.

“Dat wil ik blijven doen. Twee jobs combineren is intens, maar ik heb de uitdaging nodig.

“Klimaatjournalistiek is een nieuw vak: ik ben de eerste docent die de cursus geeft. In het buitenland bestaat het vak wel al langer.”

Is het nodig om journalisten te leren hoe ze over het klimaat moeten berichten?

“Zeker, want we merken een zekere klimaatmoeheid bij veel mensen. Je kunt het ze niet kwalijk nemen: er komt ontzettend veel op hen af. Zopas is het Nieuwswijzer-­onderzoek van de Arteveldeschool gepubliceerd: het aantal nieuwsmijders – mensen die aangeven gestopt te zijn met nieuws volgen omdat ze over hun mentale welzijn willen waken – zit nog altijd in de lift.

“Ik probeer mijn ­studenten solutions journalism bij te brengen: leg de focus niet op het probleem, maar op de oplossing. Een student heeft onlangs een artikel geschreven over tiny forests, die in Nederland bijzonder populair zijn. Het zijn kleine bossen die je zelf kunt aanplanten op je grond. Mijn student ­wilde onderzoeken of we die tiny forests in België kunnen introduceren – een oplossingsgericht onderzoek, dus. Haar conclusie was: misschien. En blijkbaar is Tiny Forest ook een merknaam.”

Dat ruikt naar greenwashing.

“Precies. Tegenwoordig moet je uitkijken voor greenwashing boobytraps. Ook dat is een obstakel waarmee ik mijn studenten leer om te gaan. Je moet er goed je hoofd bij houden en met de juiste experts praten, anders laat je je, voor je het weet, voor zo’n greenwashing-kar spannen.

“Ik denk nu aan de ­heisa op TikTok rond het ­online fastfashion-merk Shein, dat een klein leger influencers had uitgenodigd voor een rondleiding in een van hun nieuwe fabrieken in China. Je ziet al van ver dat die modern ogende fabriek niets meer is dan een groene façade voor hun klimaatvervuilende praktijken, maar die influencers hangen nu wel een mooi verhaaltje op voor hun TikTok-volgers. Die denken dan: zie je wel dat Shein goed bezig is!”

‘Ik wist vooraf dat er commentaar zou komen. Ik ben een vrouw, ik ben plussize, ik werk voor de VRT: redenen genoeg voor sommigen om naar het toetsenbord te grijpen.’Beeld Koen Bauters

STUK… ONBENUL

Zodra je weervrouw bent, word je ook klimaatexpert. Jouw woorden hebben nu impact. In De Morgen zei je: ‘Het heeft een groter effect als iedereen één dag per week veganistisch eet, dan wanneer een beperkte groep alle dierlijke producten helemaal links laat liggen.’ Vrees je niet dat de lezer daarna met een gerust hart een steak op zijn bord legt?

“Ik probeer daar niet te hard over na te denken. Ik kan alleen mezelf zijn en nuanceren. Mensen houden er niet van als je ze iets wilt verbieden – dat hebben we tijdens corona genoeg gezien. Ze willen vooral hun eigen ­keuzes maken, dus moeten we de klimaatvriendelijke ­opties sexy maken. Geen vlieg­tuigreizen verbieden, maar wel (enthousiast): kijk eens hoe tof het kan zijn om met de trein op vakantie te gaan!”

Wordt je eigen gedrag nu aandachtiger onder de loep genomen?

“Dat kan, maar ik zal er mijn vakantiebestemming niet voor aanpassen. Ja, ik vlieg deze zomer – we gaan op vakantie naar Griekenland. Ik neem beslissingen waar ik me comfortabel bij voel en waar ik eerlijk over durf te zijn.

“Ik wil niet hypocriet zijn: ik rijd nog altijd met de auto en ik neem af en toe het vliegtuig. Tegelijk eet ik wel een paar dagen per week vegetarisch en probeer ik niet te veel kleren te kopen. Ik zal ook nooit het vliegtuig ­nemen voor een weekendje weg. Doe jij dat wel, maar eet je vegetarisch: ook goed. Het is niet aan mij om te zeggen wat mensen moeten doen. Gebruik gewoon je gezond ­verstand, dat is de beste raad die ik kan geven.”

Je Nederlandse collega Reinier van den Berg vertelde laatst dat hij doodsbedreigingen krijgt. Heb je daarbij stilgestaan toen je de job aanvaardde?

“Absoluut niet. Wel bij het feit dat er commentaren zouden komen. Ik ben een vrouw, ik ben plussize, ik werk voor de VRT: redenen genoeg voor sommigen om naar het toetsenbord te grijpen. Dat is ook gebeurd en het gebeurt nog altijd, maar ze doen maar.”

Het doet je niks?

“Als zo’n bericht binnenkomt, sta ik even perplex. Ik stuur het rond naar enkele vrienden, die collectief verontwaardigd reageren, en vervolgens vergeet ik het.

“Soms moet ik wel twee keer kijken: heeft die dat nu écht geschreven? Gisteren kreeg ik een mail met als onderwerp ‘jij’ en als inhoud ‘onbenul’. Toen dacht ik toch even: huh? Misschien had die mens een slechte dag. Dat is oké, maar het zal de mijne niet bederven.”

In Helden van het internet op Play4 diepte Eric Goens het commentaar op van een kijker die de spot dreef met je figuur. ‘Ik zit goed in mijn vel’, wuifde je het weg.

“Na die uitzending heb ik zoveel hartverwarmende berichten gekregen dat ik bijna het schaamrood op de wangen kreeg. Het doet me wel iets dat de bodypositivity-boodschap die ik bracht, bij zoveel mensen resoneert. Eén vrouw stuurde me: ‘Ik ben blij dat mijn tienerdochter nu ziet dat dit ook kan op tv.’ Dat stemt me gelukkig, maar waar we eigenlijk naartoe moeten, is dat het de normaalste zaak van de wereld is als iemand met een maatje meer op tv komt. Dat het zelfs geen gespreksonderwerp meer is.

“Ik ga mijn liefde voor mijn lijf nu niet van de daken schreeuwen. Ik voel niet de minste nood om in bikini te poseren – kijk eens hoe hard ik oké ben met mijn lichaam! Mensen verheffen je snel tot rolmodel.”

En dat is wennen?

“Toch wel. Voor meisjes in STEM-richtingen wil ik graag een rolmodel zijn. Als de kijkers me ergens het uithangbord van willen maken, dan het liefst daarvan: we hebben meer diversiteit nodig in de STEM-richtingen. Maar de bodypositivity laat ik liever aan anderen over. Of misschien spreekt nu weer de oplichter in mij: wat weet ík daar in hemelsnaam over?”

Is je man ook een van de redenen waarom je je zo goed voelt in je vel?

“Zeker. Maar het begint toch bij jezelf. Om de grote Ru Paul te citeren: ‘If you can’t love yourself, how the hell are you gonna love somebody else? Can I get an Amen!’ Het begint bij ­zelfacceptatie en zelfliefde, dan pas kun je een ander graag zien. Maar dat neemt niet weg dat het heel fijn is dat mijn lief ook tevreden is over mijn ­lichaam.”

Je bent net 30 geworden. Was dat een lastige kaap om te nemen?

“Vijf jaar geleden was ik er wat bang voor, maar toen het zover was, viel het reuze mee. Ik wist al dat ik weervrouw zou worden, dat speelde mee. Alle zaken die je voor je 30ste op orde hoort te hebben, had ik afgevinkt: ik had een leuke job in het vooruitzicht, ik had een huis en ik was net getrouwd.

“Eigenlijk vond ik 26 worden moeilijker.”

Waarom?

“Omdat je dan niet meer met een Go-Pass mag reizen. Het was ook het jaar waarin ik opnieuw ging studeren. Opeens zat ik weer tussen de jonkies. Toen heb ik me toch even stokoud gevoeld.”

We kunnen wel stellen dat jij aan het pieken bent op je 30ste.

“Deze nieuwe job voelt vooral als een startpunt aan. Misschien heb ik mijn start wat laat genomen, maar dat is oké. Op mijn 18de was ik nog niet weerbaar genoeg om deze rollercoaster te ondergaan.

“Ik zie mezelf nog heel lang het weer presenteren. Geen 36 jaar misschien, zoals Frank Deboosere, maar dat ligt eerder aan mijn generatie dan aan de job. Weinig generatiegenoten zien hun job nog als iets dat ze een carrière lang moeten volhouden. Boomers zeggen weleens dat we snowflakes zijn, maar ik vind het niet zo’n slechte reflex om andere oorden op te zoeken als iets je niet langer voldoening schenkt.”

‘Het weer’, elke dag na ‘Het journaal’ op VRT 1

© Humo