Direct naar artikelinhoud
InterviewBjörn Soenens

Björn Soenens over Martine Tanghe: ‘Had ze gekund, ze zou zelfs niemand hebben verteld dat ze ziek was’

Björn Soenens over Martine Tanghe.Beeld Wannes Nimmegeers - Joel Hoylaerts / Photonews

Met maar heel weinig mensen sprak Martine Tanghe over haar kanker. Maar met VS-correspondent Björn Soenens wél. ‘Soms sms’te ze me en dan sprak ze me moed in. Terwijl ze zelf zoveel zieker was.’

Hij heeft het nieuws gehoord in zijn woonplaats New York, Björn Soenens is ervan aangedaan. Hij en Martine Tanghe: ze waren meer dan 25 jaar collega’s. De laatste jaren ook compagnons de route. En sinds hij eerder dit jaar longkanker kreeg: lotgenoten.

“Mijn laatste gesprek met Martine dateert van twee maanden geleden. Ze belde me en vroeg: ‘Hoe gaat het nu met je?’ ‘Goed’, zei ik. ‘Maar hoe gaat het met jóú?’ Dat was typisch Martine: niet graag over zichzelf praten. Volharden en aanvaarden. Ik herinner me dat ze, toen we nog samenwerkten, eens haar sleutelbeen had gebroken – of was het haar schouder? – en dat ze gewoon Het journaal kwam presenteren. Andere mensen zouden twee maanden thuisblijven. Zij niet, ze deed een speciaal jasje aan en kwam haar job doen. Martine lééfde voor haar werk. Niemand in de wereld is zo lang ankervrouw geweest als zij. Ze was er heel ons leven. En ook toen ze weg was, was ze er nog. ‘Ik volg u, hè’, zei ze dan. Al had ze het werk voorts wel grotendeels losgelaten, denk ik. De ziekte slokte te veel energie van haar op. Het is jammer dat ze niet langer heeft kunnen genieten van haar pensioen en haar kleinkinderen. Ze had er net nog eentje bijgekregen. Aan de telefoon, tijdens dat laatste gesprek, zei ze: ‘Ik hoop dat ik dat nog meemaak.’ Ik ben blij dat het gelukt is.”

Verzorg jezelf

“Toen ik kanker kreeg, stuurde ze regelmatig mails. ‘Verzorg jezelf’, schreef ze dan. ‘En stop maar een beetje met werken.’ Uitgerekend zij. Die zelf wél altijd doordeed. Voor zichzelf wilde ze dat medelijden niet. Ze wilde er niet over zeuren. ‘Ja maar zeg, we gaan het dáár toch niet over hebben? Er zijn toch leukere dingen?’ En dan probeerde ik daar maar respect voor te hebben. Maar toen we ineens samen in die club van de kankerpatiënten zaten, veranderde dat. Ik vroeg haar waarom ze er zo moeilijk over sprak, want voor mezelf had ik gemerkt dat praten hielp. Ik had dat nodig. Maar zij niet, zei ze dan. Ze wilde er niet over toeteren. Veel liever deed ze gewoon door. Had ze gekund, ze zou zelfs niemand hebben verteld dat ze ziek was, denk ik. Werken en voor de kleinkinderen zorgen. Dat is wat telde voor haar.

Verzorg jezelf
Beeld Wannes Nimmegeers

“Tijdens dat laatste telefoontje was het onvermijdelijk en heb ik haar gevraagd hoe het écht met haar ging. Ze voelde dat het eindig was. Martine was geen vrouw die zichzelf blaasjes wijsmaakte. Hoelang het nog zou duren, wist ze niet. Het was ongeneeslijk, zei ze. Het was teruggekomen en er was niks meer aan te doen. Ze hoopte alleen op zo weinig mogelijk pijn en last. Want opnieuw: ze moest toch kunnen zorgen voor de kleinkinderen. En hen van school halen.”

Privé is privé

“Ik ben een paar jaar Martines baas geweest (Soenens was van 2013 tot 2016 hoofdredacteur van ‘Het journaal’, red.) en ook toen merkte ik dat ze niet graag dingen over haar privéleven deelde. Ze vond het niet belangrijk om dat te doen. Een foutje dat ze op televisie had gezien, vond ze altijd veel belangrijker dan wat er gaande was in haar eigen leven. Typisch Martine. Zo’n icoon. Zo bekend. En toch zo teruggetrokken. Ze vond haar privéleven geen zaak van het publiek. ‘Als je iets te vragen hebt over mijn werk, prima, doe maar’, zei ze. ‘Maar niet over de rest.’ Dat was natuurlijk haar goed recht. Martine was daar nog heerlijk ouderwets in. Ze ging in tegen de trend van in spelprogramma’s te gaan zitten. Ik herinner me, toen ik nog kind was, dat ze eens op tv was, in een talkshow. Ze had een grote zeilreis gemaakt met haar man Jos Van Hemelrijck. Ze was gekomen om over die zeilreis te praten en dat was het dan ook. Daar week ze niet van af. Jos is trouwens gestorven in 2019. Ook hij: veel te vroeg. Hij is maar 71 geworden.

“Zelfs op het werk hebben weinig mensen geweten hoe het echt met Martine ging. Er waren momenten dat ze de ene dag naar het ziekenhuis ging en de volgende naar het werk, maar ze zweeg daarover. Elke baas die zoiets geweten zou hebben, zou gezegd hebben: ‘Allez, Martine, ge zijt ziek, blijf thuis’, maar zo was ze niet. Alles voor de job. ’s Ochtends een behandeling, ’s middags komen werken.

“Toen we belden in mei, heb ik gevoeld dat het ons laatste gesprek kon zijn. Niet dat het toen zo slecht met haar ging. Ze klonk nog sterk. Maar ik voelde dat ze een angst aan het ontwikkelen was en dat de pijn begon toe te nemen. Ze was een voorleestournee aan het maken met Bart Moeyaert (de voorstelling ‘Morris’, red.), in september zou die opnieuw starten en ze zei: ‘Misschien moet ik toch eens laten weten aan die mensen dat ik niet goed ben.’ Maar dat vond ze moeilijk en dat schokte me. Ze zouden het begrepen hebben en voor haar gezorgd hebben, maar ze worstelde daarmee. Opnieuw: die aandacht. Ze schuwde dat. Ze zou zelfs niet graag hebben dat we dit gesprek nu hebben en dat ik over haar vertel. Ze zou zeggen: ‘Zwijg erover, vrienden.’”

Brief aan Martine

“Martine is voor mij altijd een monument geweest en dat blijft ze. Ik was elf toen ik in Zonneland een oproepje las. Je kon een vraag stellen over een beroep. Ik stuurde een brief en vroeg wat ik ervoor moest doen om nieuwspresentator te worden – het woord ‘anker’ bestond nog niet. Uitgeverij Averbode stuurde terug: ‘We weten het niet goed, vraag het eens aan iemand die het doet.’ En zo schreef ik een brief aan Martine. Ik heb nooit een antwoord gekregen, maar jaren later werd ik dan plots haar collega en dat ontzag is altijd gebleven, ook toen ik haar baas was. Ik zal niet zeggen dat ik trillend op mijn benen stond, maar toch. Ze was een monument. Als je naar haar keek of naar haar luisterde, dan besefte je toch met zekere regelmaat: ‘Dat is hier dus wel Martine Tánghe, hè!’ Een larger than life figuur.

Brief aan Martine
Beeld Joel Hoylaerts / Photonews

“Vorig jaar gaf ze een interview aan De Morgen, dat was de eerste keer dat ik haar enigszins kwetsbaar las en dat zei ik haar ook. ‘Wat mooi, eindelijk heb je een beetje in je ziel laten kijken.’ Ze vroeg meteen: ‘Vind je dat echt?’ Martine zat vol twijfels over zichzelf. Zelfs monumenten hebben dat. Ik denk dat onzekerheid een kenmerk is van grote talenten. Wie geen onzekerheid heeft, wordt arrogant en wie arrogant wordt, maakt fouten. Ook zij was onzeker.”

Schuldgevoel

“Ik ben dankbaar dat we nog gepraat hebben. Niks moest tussen ons nog uitgeklaard worden, er was geen closure meer nodig. Soms voel je, als iemand sterft, ‘ik had nog dit of dat willen zeggen’ of ‘ik moest nog iets vragen’, maar dat heb ik met Martine niet.

“Ik blijf wel achter met een soort van overleversschuldgevoel. Zij is wél dood, ik niet. De kanker is weggesneden, ik ben een stuk long kwijt, maar voorts gaat het goed met mij. Ik ben rookvrij – het is ongelooflijk wat dat doet met mijn lijf – en ik voel me gezonder en fitter. Ik weet niet of er nog noodlottigheden wachten, maar ik voel een grote vitaliteit in mij en daar ben ik ongelooflijk dankbaar voor, al voel ik me er dus ook schuldig om. Ook tegenover Martine. We wisten alle twee hoe we ervoor stonden. Ik: een operatie, geen nabehandeling, een goeie prognose. Zij: jaren van ziek zijn, chemo en het besef uitbehandeld te zijn. Het is alsof ik vandaag in een soort van rare schemerzone zit. Dankbaar om die nieuwe kans, maar ook sentimenteel kwetsbaar. Omdat ik het óók had kunnen zijn.”