Direct naar artikelinhoud
OpinieBret Stephens

Ik ben gaan begrijpen dat, ondanks alle hulp die we Oekraïne geven, wij de echte begunstigden zijn in deze relatie

Ik ben gaan begrijpen dat, ondanks alle hulp die we Oekraïne geven, wij de echte begunstigden zijn in deze relatie
Beeld NYT/TONY CENICOLA - NYT/BRENDAN HOFFMAN

Bret Stephens maakte een vierdaagse reis naar Oekraïne en leerde naar eigen zeggen enkele dingen die je niet kunt weten door gewoon het nieuws te volgen. ‘De Oekraïners zullen allicht geen grondgebied afstaan in ruil voor westerse veiligheidsgaranties, laat staan voor een wapenstilstand met Moskou.’

Bret Stephens is sinds april 2017 columnist bij The New York Times. Hij won een Pulitzer Prize voor commentaar bij The Wall Street Journal in 2013 en was eerder hoofdredacteur van The Jerusalem Post.

Vorige week vroeg een vriend me wat ik uit een vierdaagse reis naar Oekraïne zou kunnen leren wat je niet kunt weten door gewoon het nieuws te volgen. Een terechte vraag. Nu mijn reis achter de rug is, kan ik erop antwoorden.

‘Wees dapper zoals Oekraïne’

Ik heb ondervonden hoe vreemd het is om een land te bezoeken waar geen vliegtuig heen vliegt en, sinds afgelopen maandag, geen schip naartoe vaart. Het gevolg van de cynische terugtrekking van Russisch president Poetin uit de graandeal. Nu is de enige manier voor een bezoeker om vanaf de Poolse grens Kiev te bereiken een negen uur lange treinrit. In de wagons hangen borden: “Wees dapper zoals Oekraïne.”

Ik heb geleerd dat je de Air Alert!-app op je smartphone moet downloaden zodra je het land binnenkomt. Telkens als het systeem naderende luchtdreigingen in je buurt detecteert, gaat er een alarm af, wat tijdens mijn korte verblijf verschillende keren gebeurde. Na het alarm klinkt een opname in het Engels, ingesproken door Star Wars-acteur Mark Hamill: “Ga naar de dichtstbijzijnde schuilplaats. Wees niet onvoorzichtig. Je overmoed is je zwakte.”

Ik heb ervaren hoezeer Kiev bruist van het leven. Ondanks de talloze raket- en droneaanvallen op de stad, en ondanks het feit dat de economie in het eerste jaar van de oorlog met 29 procent is gekrompen, rijden er auto’s, dineren mensen op terrasjes en vinden er vrijelijk gedachtewisselingen plaats tussen activisten, ambtenaren, politieke functionarissen en columnisten.

Ik ben te weten gekomen dat alle medewerkers van de Amerikaanse ambassade in Kiev, onder leiding van ambassadeur Bridget Brink, zich vrijwillig hebben aangemeld. Ze leven gescheiden van hun familie en wonen al maandenlang in hotelkamers. Ze houden toezicht op een van de grootste Amerikaanse hulpacties sinds het Marshallplan. Daarnaast brengen ze Russische oorlogsmisdaden in kaart. Tot nu toe zijn er zo’n 95.000 gedocumenteerd door het Oekraïense Openbaar Ministerie.

Betalen in mensenlevens

Ik heb ook gevoeld hoe het is om in vergaderzalen te zitten en door gangen te lopen die weldra door een Russische aanval zouden worden vernield. Op dinsdag sloot ik me aan bij een diplomatieke groep onder leiding van Samantha Power, directeur van het Amerikaanse Bureau voor Internationale Ontwikkeling, voor een bezoek aan de haven van Odessa. Het statige havengebouw waarin de vergaderingen plaatsvonden, werd nauwelijks een dag na ons vertrek getroffen.

Ik ben gaan inzien dat de Oekraïners er geen belang bij hebben om van hun slachtofferschap een identiteit te maken. Jaren geleden zag ik in Belgrado hoe de Servische regering, in overeenstemming met haar zelfmedelijden, de ruïne van haar oude ministerie van Defensie conserveerde dat in 1999 door NAVO-bommen werd getroffen in de Kosovo-oorlog. In Boetsja, daarentegen, was ik er getuige van hoe met kogels doorzeefde flatgebouwen worden opgelapt tot trendy coworkingruimtes. Zoals Anatoliy Fedorjoek, de burgemeester, aan Power vertelde: “Herinneringen blijven voortbestaan in memoires, maar de inwoners willen herbouwen zonder gedachtenis.”

Ik ben erachter gekomen dat de Oekraïners allicht geen grondgebied zullen afstaan in ruil voor westerse veiligheidsgaranties, laat staan voor een wapenstilstand met Moskou. Ze probeerden het eerste in de jaren 1990 met het Memorandum van Boedapest, waarin ze het nucleaire arsenaal op hun grondgebied aan Rusland gaven in ruil voor flauwe garanties van territoriale integriteit. Ze probeerden het laatste met de al even flauwe Minsk-akkoorden na de eerste Russische invasie in 2014. Het doel van het westerse beleid zou moeten zijn om Oekraïne de militaire middelen te geven die het nodig heeft om te winnen, in plaats van het onder druk te zetten om te onderhandelen zodat onze bezorgdheid over Russische escalatie weggenomen zou worden.

Ik ben gaan begrijpen dat, ondanks alle hulp die we Oekraïne geven, wij de echte begunstigden zijn in deze relatie. Ben Wallace, de Britse minister van Defensie, suggereerde na de NAVO-top van deze maand dat de Oekraïners hun wapenleveranciers dankbaarder zouden moeten zijn. Dat is een verkeerde voorstelling van zaken. NAVO-landen betalen voor hun veiligheid op lange termijn in geld en munitie. De Oekraïners betalen daarentegen in mensenlevens.

‘Magnifiek onverzoenlijk tegen onderdrukking’

Ik schrijf deze column vanuit de Luchthaven Warschau Frédéric Chopin. Buiten staan vliegtuigen die bestemd zijn voor Doha, Istanboel, Rome, Toronto, New York. Amper veertig jaar geleden was dit haast onvoorstelbaar. Het werd werkelijkheid omdat het Poolse volk, in de treffende woorden van Ronald Reagan, “magnifiek onverzoenlijk tegen onderdrukking” bleef.

Vandaag de dag zijn het de buren van Polen die zich niet verzoenen met een invasie. Wat ik heb geleerd van vier dagen in Oekraïne is dat je een bruisend vliegveld als dit nooit voor lief moet nemen.

© The New York Times