Direct naar artikelinhoud
NieuwsOnderwijs

Spectaculair meer kinderen met dyslexie gebruiken voorleessoftware. Maar is dat wel de beste oplossing?

Echt voorlezen in een klasje. Maar: 'Het gebruik van technische en digitale hulpmiddelen voor leerlingen die dat nodig hebben is een goede zaak.'Beeld David Legreve

Het aantal leerlingen dat gebruikmaakt van voorleessoftware om te leren lezen, is in vijf jaar tijd bijna verdubbeld. Dat blijkt uit cijfers die parlementslid Loes Vandromme (cd&v) opvroeg. Nochtans vond eerder onderzoek geen positief effect van de software op de leesvaardigheid van leerlingen. ‘Dit omzeilt het probleem, maar lost het niet op.’

Een koptelefoon op, en een gps-achtige stem die de taak of tekst op de lessenaar voorleest: de voorbije jaren is het een steeds normalere praktijk geworden in het Vlaamse klaslokaal. Sinds enkele jaren investeert de Vlaamse overheid in voorleessoftware voor leerlingen met leerproblemen.

Dat vertaalt zich in een enorme toename van het aantal gebruikers, zo tonen de meest recente cijfers die parlementslid Loes Vandromme opvroeg bij minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA). Terwijl tijdens het schooljaar 2017-2018 nog maar 17.546 leerlingen een beroep deden op LeesVoor!, de gratis software die de overheid voorziet, waren er dat afgelopen schooljaar maar liefst 90 procent meer, of 33.329 leerlingen. Ook andere hulpmiddelen, zoals digitale handboeken van ADIBib, stijgen in populariteit: van 10.867 leerlingen vijf jaar geleden, naar 25.203 in 2022-2023.

Om toegang te krijgen tot de software moeten leerlingen een attest hebben. Voor een groot deel van de leerlingen is dat eentje van dyslexie (13.733 leerlingen, of 41,2 procent). Opvallend: ruim driekwart van de leerlingen die een beroep doen op de software, zit niet in het buitengewoon, maar in het regulier onderwijs. Dat aantal is de afgelopen vijf jaar ook licht gestegen: van 74 naar 77 procent. In totaal wordt de voorleessoftware vandaag in 3.816 Vlaamse scholen gebruikt, waarvan het merendeel basisscholen zijn.

‘Goede voor leerlingen met armere woordenschat’

“Het gebruik van technische en digitale hulpmiddelen voor leerlingen die dat nodig hebben is een goede zaak”, vindt Vandromme. “Door een dergelijke technologie te gebruiken kunnen leerlingen met een armere woordenschat ook woordenschatrijke teksten lezen en verwerken.” Vandromme merkt wel dat scholen en leerkrachten soms nog vragen hebben over hoe ze de software het best kunnen inzetten. Ze pleit daarom voor infosessies en -folders die scholen kunnen helpen of overtuigen om de hulpmiddelen goed in te zetten.

Minister Weyts reageert tevreden: “Alle scholen die er nood aan hebben kunnen de software gratis gebruiken. De Digisprong speelt allicht een belangrijke rol in de stijging van het aantal gebruikers: omdat we ICT-toestellen hebben binnengebracht in de klassen, is de drempel naar voorleessoftware gewoon veel kleiner geworden.”

Toch is niet iedereen overtuigd van de voordelen. Professor onderwijs- en ontwikkelingspsychologie Wim Van den Broeck (VUB) deed enkele jaren geleden onderzoek naar digitale hulpmiddelen in de lagere school. Hij vond geen positieve, en zelfs licht negatieve, effecten van voorleessoftware op de leesvaardigheid van leerlingen. “Dat is niet onlogisch, want als een kind zulke software gebruikt, is het niet actief aan het meelezen”, aldus Van den Broeck. “Door naar de woorden te luisteren, zal een kind de tekst voor zich wel beter begrijpen. Maar helpen om beter technisch te lezen doet de software niet.”

Van den Broeck is overigens niet helemaal gekant tegen de software. Alleen merkte hij tijdens zijn onderzoek dat scholen en leerkrachten het nog te vaak als een automatische en permanente oplossing zien, in plaats van een tijdelijke voor kinderen met een leerprobleem. “Zo omzeil je het probleem, maar los je het niet op. Integendeel, je riskeert dat die leerlingen de einddoelen voor technisch lezen niet langer halen." Als alternatief pleit hij voor meer en betere instructies van de leerkracht: “Kinderen met leerproblemen kunnen wel leren lezen of rekenen. Ze hebben gewoon meer tijd nodig.”