Direct naar artikelinhoud
InterviewMaurice Crul

‘Ik ben tegen migratie, maar mijn buurman, dat is ne goeie’: waarom samenleven in diversiteit meer vergt dan in elkaars winkels komen

De Handelsstraat in Antwerpen. Samenleven in diversiteit betekent volgens onderzoeker Maurice Crul meer dan in elkaars winkels komen.Beeld Wouter Van Vooren

Groenten kopen bij de Marokkaan, vlees bij de Turk en olijven bij de Griek: leuk, maar onvoldoende. Willen we echt goed samenleven, dan zullen ook mensen zonder migratieachtergrond wat meer hun best moeten doen, zegt de Nederlandse onderzoeker Maurice Crul. Zij vormen intussen in heel wat steden de minderheid.

De nieuwe minderheid heet het jongste boek van de Nederlandse migratieprofessor Maurice Crul (Vrije Universiteit Amsterdam). Hij schreef het samen met maatschappelijk werker Frans Lelie. Voor hun onderzoek namen ze zes steden uit vijf landen onder de loep: Amsterdam, Rotterdam, Malmö, Hamburg, Wenen en ook Antwerpen. In totaal ondervroegen ze met een team van onderzoekers 3.000 stedelingen, minstens 400 per stad.

De selectie is niet toevallig: allemaal zijn het meerderheid-minderhedensteden. Een woord waar u veel punten mee scoort bij Scrabble, maar dat gewoon wil zeggen dat iedere inwoner lid is van een minderheidsgroep. Nog duidelijker: waar mensen zonder migratieachtergrond (waartoe de onderzoekers overigens ook kleinkinderen van migranten rekenen) niet meer de meerderheid uitmaken.

In Antwerpen vond dat omslagpunt drie jaar geleden plaats, in Amsterdam en Rotterdam respectievelijk tien en vijf jaar geleden. Crul en Lelie draaiden vanuit die vaststelling de gebruikelijke integratievraag om: wat doet zij, die oude meerderheid die minderheid geworden is, eigenlijk om het samenleven in een superdiverse gemeenschap te verbeteren?

Het is best controversieel om migratie en integratie op die manier te benaderen, toch?

“Ik doe al dertig jaar internationaal vergelijkend onderzoek naar migratie, heel vaak toegespitst op de tweede generatie (de kinderen van migranten die als eerste naar hier verhuisd zijn, AVB). In die onderzoeken hadden we steeds een controlegroep: mensen uit dezelfde leeftijdscategorie, uit dezelfde wijken, maar zonder migratieachtergrond. Daarbij viel ons telkens op dat er van gemengde vriendengroepen zelden sprake was. Daar is het zaadje gelegd: in welke mate participeert die groep zonder migratieachtergrond eigenlijk aan de diverse samenleving? Aan de wijk waarin ze wonen?”

En?

“De meeste mensen die in die wijken wonen, vinden de diversiteit daar een echte verrijking. Maar heel opvallend: in de sociale praktijk zien we daar weinig van terug. Ze hebben doorgaans wel een aangenaam contact met hun buren, maar dat leidt niet tot vriendschappen.

“Zeker in progressieve kringen hoor je het vaak, dat we diversiteit moeten vieren. Dan zeg ik: ja, maar je moet er natuurlijk ook iets voor willen doen om dat samenleven ook echt te willen doen slagen. We zien veel zelfsegregatie van mensen zonder migratieachtergrond, binnen hun eigen groep.”

Je vlees kopen bij de Turkse slager op de hoek is onvoldoende?

“Precies. Het is niet omdat je groenten bij de Marokkaan koopt, dat je fijn aan het samenleven bent.

“Antwerpen is een van de interessantste steden uit ons onderzoek. De helft van de ondervraagde laaggeschoolden ziet er diversiteit als een bedreiging. Nergens was die groep zo groot als in Antwerpen en Wenen. Maar met dat grote verschil: vraag je aan diezelfde mensen of ze plezierig samenleven met hun buren, dan zeggen ze in Antwerpen veelal: ja.”

‘Ik ben tegen migratie, maar mijn buurman, dat is ne goeie’?

“Precies dat. In Antwerpen zet die negatieve attitude ten opzichte van de diverse samenleving zich dus niet om in de praktijk. In Wenen is dat anders: daar krijg je in de praktijk ook veel meer conflict en frustratie.”

Hoe komt dat?

“In Wenen heb je veel anonieme sociale flatgebouwen, wat veel meer leidt tot onplezierige interacties die escaleren in onrust en conflicten. In Antwerpen is er veel meer laagbouw, minder anonimiteit, waardoor mensen elkaar beter kennen.

“Plus: in Antwerpen zijn inwoners veel vaker actief in sport- of cultuurverenigingen die een divers publiek aantrekken. Scholen zijn er ook veel minder gesegregeerd, waardoor mensen met en zonder migratieachtergrond elkaar dagelijks ontmoeten aan de schoolpoort. Voor de kinderen is die diversiteit zo de normaalste zaak van de wereld.”

‘Ik ben tegen migratie, maar mijn buurman, dat is ne goeie’: waarom samenleven in diversiteit meer vergt dan in elkaars winkels komen
Beeld Wouter Van Vooren

Er zijn vast mensen die zich afvragen: we hoeven toch elkaars beste vrienden niet te zijn, als we gewoon samen over straat kunnen lopen zonder ruzie. Waarom zouden we meer moeite doen?

“Als er weinig contact is tussen mensen zonder en met migratieachtergrond, dan heb je ook weinig echte verbindingen. Dan is er ook niemand die bij spanningen de situatie kan doen de-escaleren. Dat contact is dus wel echt belangrijk.”

Uw onderzoek is wellicht koren op de molen van degenen die graag waarschuwen voor ‘le grand remplacement’. Twee derde van de jongeren onder de 19 in Antwerpen heeft vandaag een migratieachtergrond.

“En dat zal nog toenemen. Kijk, ik ben van de school die vindt dat je naar de realiteit moet kijken. Dit is ze. Vandaag hebben in grote steden meer dan de helft van de inwoners migratieroots, maar dat zal in de toekomst ook zo zijn in middelgrote steden in steeds meer landen.

De Abdijstraat in Antwerpen.Beeld Wouter Van Vooren

“Dan is de vraag hoe we op een plezierige manier met elkaar kunnen leven, wat de voorwaarden daarvoor zijn en waar de negatieve triggers zich bevinden, erg relevant. Die discussie mag je niet alleen aan politiek rechts overlaten, is mijn idee.”

Andere partijen zijn ook met het thema bezig, maar nemen vaak wel de extreemrechtse retoriek over. Dat is niet de juiste aanpak?

“Daar zien we in Nederland inderdaad precies hetzelfde als in Vlaanderen. Het debat over migratie en integratie gaat eigenlijk altijd over verlies. De buurt is niet langer zoals de mensen zonder migratieachtergrond die kenden, dingen gaan niet langer zoals zij ze gewend zijn.

“Het is erg belangrijk dat politiek en beleidsmakers aantonen dat integratie net winst betekent. Dat ze gaan aantonen hoeveel beter mensen zich zouden voelen in een diverse samenleving waar ze wel echte aansluiting hebben met hun buren, waar ze zich veilig voelen. Dat is een omslag die we met zijn allen moeten maken. Maar dat gaat niet vanzelf. Daar zijn voorwaarden voor nodig die de politiek moet invullen, en de inwoners zelf zullen ook een inspanning moeten leveren.”

Hoe dan precies?

“De overheid moet een goed woonbeleid hebben. Je moet maken dat mensen elkaar tegenkomen, op straat of in binnentuinen. Organiseer culturele en sportactiviteiten die een divers publiek aantrekken. Het doel moet niet zijn om mensen bij elkaar te brengen, maar het gevolg moet wel zijn dat ze bij elkaar zijn.

“Ik zie het in mijn eigen meerderheid-minderhedenbuurt in Amsterdam, waar ik al meer dan dertig jaar woon. Wij hebben nog steeds een buurtvoetbalvereniging, en zelfs de buren die hun kinderen naar witte scholen verder weg laten gaan, sturen hun kinderen wel daar op voetbal.

“Het is belangrijk dat de gemeente die dure grond aan de verenigingen laat en er geen projecten op zet, want op deze manier is er tenminste nog contact. Nu staan al die buren nog samen langs de zijlijn hun kinderen aan te moedigen.”

Negen jaar geleden interviewden we u naar aanleiding van uw boek Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie. Toen lag de focus nog op hoe migranten zich konden integreren. Daar bent u dus van afgestapt?

“We gaan er niet komen als we alleen inspanningen vragen van de migranten, nee. En het gaat ook niet vanzelf gebeuren, zoals de progressieven lang dachten: we zetten de mensen bij elkaar en dan komt het vanzelf wel goed.

“We hebben veertig jaar beleid gevoerd dat zich richtte op migranten en hun kinderen. Maar de bevolking zonder migratieachtergrond is in dat verhaal altijd vergeten. Het is belangrijk dat die groep ook betrokken wordt bij het vormgeven van onze toekomst, dat ze meer zeggenschap krijgen in hoe onze diverse samenleving eruit zal zien. En die kunnen ze alleen mee vormgeven als ze er actief aan deelnemen.”

Als onze kinderen toch opgroeien in deze superdiverse samenleving en volgens uw onderzoek veel beter leren samenleven, moeten we ons dan eigenlijk wel zorgen maken?

“We kennen vandaag een erg grote polarisatie. We zitten op dat kantelmoment dat meerderheden minderheden worden: dat gaat automatisch gepaard met veel conflict, discussie en polarisatie. Dat zal in de toekomst inderdaad wel anders worden.

Onderzoeker Maurice Crul: 'We hebben veertig jaar beleid gevoerd dat zich richtte op migranten en hun kinderen. Maar de bevolking zonder migratieachtergrond is in dat verhaal altijd vergeten.'Beeld Universiteit Amsterdam

“Jongeren vandaag groeien op in diversiteit en vinden dat normaal. Er zijn ook steeds meer gemengde relaties: een kwart van de bewoners in de steden uit ons onderzoek die een relatie hebben, blijkt in een gemengde relatie te zitten. We merken dat zij heel vaak een sleutelrol vervullen in de wijk. Zij kunnen groepen bij elkaar brengen.

“Een Engelse socioloog heeft al voorspeld dat kinderen uit gemengde relaties tegen het einde van de eeuw de meerderheid zullen vormen.”

Over enkele decennia komt het dus sowieso goed?

“Ja, maar ik ben er geen voorstander van dat we dan nog maar eens dertig jaar moeten zitten wachten tot het over is. Ik denk dat we nu iets moeten doen. Ons onderzoek toont dat het ook kan. Het zal alleen van iedereen een inspanning vergen.”

‘De nieuwe minderheid’ is gratis te downloaden op de website van VU University Press.