Op 15 augustus 1998 lieten dissidente Ierse nationalisten in het centrum van Omagh een bom ontploffen. Naast de 29 doden vielen ook 220 gewonden. 

De aanslag gebeurde vier maanden na de ondertekening van het Goedevrijdagakkoord. Dat moest een einde maken aan drie decennia van geweld tussen voornamelijk protestantse unionisten en katholieke nationalisten in Noord-Ierland. Bij dat conflict vielen zowat 3.000 doden. 

Naar aanleiding van de verjaardag organiseren slachtoffergroepen een herdenking in Omagh. Daarnaast zal er dinsdag een private ceremonie plaatsvinden voor de families.

Splintergroepering

De aanslag was het werk van de “Real IRA”, een splintergroepering die zich verzette tegen de wapenstilstand waar het IRA zich wel achter had geschaard. Na de aanslag kreeg het vredesakkoord steun van een groot deel van de bevolking. Onder de slachtoffers waren zowel katholieken als protestanten, een zwangere vrouw en veel jonge mensen. Er werd nooit iemand strafrechtelijk veroordeeld voor de aanslag, ondanks jaren van onderzoeken.

De herdenking vindt plaats op een moment dat Noord-Ierland in een politieke crisis verkeert. De belangrijkste unionistische partij, de DUP, weigert al anderhalf jaar in de regering te stappen. De partij verzet zich tegen de regels voor handel die na de Brexit zijn afgesproken.  Volgens het Goedevrijdagakkoord moeten de grootste partijen onder unionisten en republikeinen samen een regering vormen.