Direct naar artikelinhoud
InterviewIlja Leonard Pfeijffer

‘Ik weet dat mijn verhaal klopt, ook al zal ik het nooit kunnen bewijzen’: Ilja Leonard Pfeijffer over zijn nieuwste boek ‘Alkibiades’

'In de krant stond een kaartje met strategische posities in de Zwarte Zee en op de Krim. Dit gaat over de Peloponnesische Oorlogen, dacht ik, over mijn boek. Tot ik zag dat het lanceerplatformen voor kruisraketten waren.'Beeld © Eric de Mildt

Op pagina 30 heeft het hoofdpersonage seks met Socrates. Vanaf pagina 40 is het oorlog tot op de Krim. Op pagina 70 breekt een epidemie uit die sterke gelijkenissen vertoont met de recente pandemie. Op pagina 100 heb je meer opgestoken over politiek dan uit de verzamelde praatjes van Carl Devos. Wie aarzelt om in Alkibiades van Ilja Leonard Pfeijffer (55) te beginnen, een boekje van amper 1.000 bladzijden, ontzegt zich de meest vermakelijke én leerzame trip die je deze zomer kunt maken: een tijdreis naar het Athene van 500 voor Christus. ‘Ik heb wel het idee dat ik nu op de top van mijn kunnen ben, ja.’

‘Mamma mia che caldo’, verzucht de vrouw die neerzijgt op de laatste vrije terrasstoel van Caffè del Teatro, in de lommerrijke hoek van Piazza De Ferrari. Ze heeft een kort sprintje getrokken om die stoel van mij af te snoepen, dus binnensmonds wens ik haar de vapeur van haar leven toe. Maar ze heeft wel gelijk: het is bloedheet, ofschoon in de hemel een vals plafond van wolken hangt en het plaveisel nat en glibberig is.

In de Golf van Genua noemt men deze metereologische toestand de macaia. De term is van Arabische herkomst en ook de flauwe, nauwelijks voelbare bries die voor de aanvoer van de zware, vochtige lucht heeft gezorgd, de sirocco, waait uit die contreien. Niet voor niets wordt Genua weleens de noordelijkst gelegen zuidelijke stad van Italië genoemd.

Wanneer ik Piazza San Lorenzo betreed langs de kant van de kathedraal, zie ik aan de overzijde van het plein een vrouw op een balkon staan. Ze draagt een lichtgroene zomerjurk en praat tegen een smartphone die ze voor zich uit houdt. Is dat Stella?

Ja, het is Stella Seitun (44), de levensgezellin van Ilja Leonard Pfeijffer, stel ik vast wanneer ik het reusachtige palazzo nader waarin zij de piano nobile –de mooiste etage – betrekken, met vier balkons die uitgeven op het plein en de kathedraal.

‘Welkom terug in Genua’, begroet Ilja Leonard Pfeijffer me plechtig aan de zijingang van het Palazzo BendinelliSauli, zoals zijn domicilie officieel heet. De kleren maken de schrijver. Ten tijde van ‘La superba’ banjerde Pfeijffer door de stegen van Genua als een verloren gelopen bohemien uit een donker tijdperk. Lange jas, versleten jeans, slobbertrui, afgetrapte bottines.

Zijn gedichten en verhalen schreef hij op terrasjes, op een dieet van zware bieren, parelende prosecco’s en kruidige digestieven, tot het laatste lampje op Piazza delle Erbe werd gedoofd.

In de aanloop naar Grand Hotel Europa zwoer hij de drank af en transformeerde hij in een dandyesk personage. Winter en zomer gehuld in driedelig pak met zijden das, hemden met gouden manchetknopen, handgemaakte schoenen van het zachtste kalfsleder, een zegelring aan elke vinger. Alsof hij vestimentair anticipeerde op de glorie die hem dra te beurt zou vallen.

Nu fladdert een zomers pak rond zijn imposante lichaam en hangt een wit hemd van fijn linnen uit zijn broek. De lanceringstournee van zijn nieuwe roman Alkibiades langs Nederlandse en Vlaamse theaters en boekhandels is net achter de rug. In drie weken tijd heeft hij acte de présence gegeven in 42 steden en gemeenten en naar schatting 8.000 boeken gesigneerd. Vanaf vandaag is de dandy officieel met vakantie.

Op de plek waar eens de doge van Genua resideerde, woont nu de doge van de Nederlandse letteren. Alle kamers liggen aan de kant van het plein, de slaap- en badkamers en de dressing uitgezonderd. Ze zijn met elkaar verbonden via metershoge oude deuren, en ze hebben allemaal marmeren mozaïekvloeren en hoge plafonds met fresco’s en trompe-l’oeils.

In Ilja’s werkvertrek is alles netjes opgeruimd. De schrijftafel is leeg, de laptop opgeborgen in een kast, de complete collectie Griekse klassieken staat alfabetisch gerangschikt op de schoorsteenmantel. Op een marmeren zuil prijkt een borstbeeld van Homeros, zijn dichtend voorbeeld, uitgevoerd in zwart marmer. Het enige meubelstuk in deze kamer dat nog in gebruik is, is de chaise longue van cognackleurig leder, waarop Pfeijffer naar eigen zeggen net nog een deugddoend middagdutje heeft gedaan.

Stella werkt op dit moment aan de catalogus van een Giorgio Morandi-tentoonstelling die dit najaar zal plaatsvinden in het Palazzo Reale in Milaan, en haar deadline nadert. Om haar werkzaamheden niet te verstoren begeven we ons naar een bar in een nabije steeg, waarvan het terras enigszins verscholen ligt.

“In dit barretje lopen we wat minder risico om opgemerkt te worden door Nederlandse toeristen”, zegt de schrijver. Nog voor hij die woorden heeft uitgesproken, verschijnt een ober aan onze tafel. Die heeft hem alvast wél herkend: lo scrittore Ollandese is inmiddels ook molto famoso in zijn woonplaats. “Waarmee kan ik u van dienst zijn, dottore?” vraagt de ober. ‘Un caffè shakerato, licio, analcolico, con zucchero, e un acqua frizzante per favore’, antwoordt Pfeijffer. Hij laat het zo welluidend klinken dat ik prompt hetzelfde bestel: ijskoffie met suiker, maar zonder melk of alcohol – op aanvraag wordt er soms whisky, amaretto of sambuca doorheen geshaket – en een glas spuitwater apart.

Er lopen opvallend veel toeristen rond in Genua, meer dan de vorige keren dat ik hier was. De boodschap van Grand Hotel Europa – als we niet opletten wordt Europa een pretpark, met de historische kunststeden als hoofdattracties – is kennelijk niet echt doorgedrongen.

Ilja Leonard Pfeijffer: “Misschien voelen de toeristen die Grand Hotel Europa gelezen hebben zich wat schuldiger dan de anderen, maar dat houdt hen duidelijk niet tegen (lacht). Dat is de paradox die ik ook aanstip in het boek: we vinden altijd dat de ánderen de toeristen zijn.”

Gaat u straks zelf ook op reis?

Pfeijffer: “Waarschijnlijk gaan we deze zomer doen wat we nooit eerder hebben gedaan: vakantie nemen zonder professionele bijbedoelingen. Als bestemming denken we aan een Grieks eilandje waar het niet te druk is. De komende weken wordt het mijn enige echtelijke taak om dat reisje te organiseren, want Stella is nog een tijdje zoet met Morandi.”

Heeft de Alkibiades-campagne u vermoeid?

Pfeijffer: “Ja, maar op een erg bevredigende manier. Ik beschouw mijn huidige staat als de best mogelijke manier van moe zijn. Het was de eerste keer dat we zo’n grote campagne deden. Soms zat ik te signeren op het einde van een parcours dat was afgezet met wit-rode linten, zoals aan de paspoortcontrole in de luchthaven. Maar er was overal ook iets inhoudelijks voorzien, minstens een kort interviewtje, zodat ik niet 42 keer precies hetzelfde moest zeggen. Het kwam wel 42 keer op ongeveer hetzelfde neer, maar zo kon ik er tenminste een spelletje van maken om de vragen van de interviewers telkens op een andere manier te ontwijken (lachje). Zo bleef het ook voor mij een beetje spannend.”

'Dit is een boek, waarin ik zelf niet voorkom - ik weet niet of dat een teleurstelling of een opluchting is voor mijn lezers - en het speelt zich zo'n 2.500 jaar geleden af, maar paradoxaal genoeg voelt het als mijn persoonlijkste boek ooit.'Beeld © Eric de Mildt

STAATSMAN, IJDELTUIT

Toen ik enkele maanden geleden de drukproef van Alkibiades kreeg en de eerste pagina las, dacht ik: oei, het wordt pittig hiervoor een even breed publiek te vinden als voor Grand Hotel Europa. Wat zijn de verwachtingen?

Pfeijffer: “Van Grand Hotel Europa zijn nu 350.000 exemplaren verkocht in het Nederlandse taalgebied. Ik vind uiteraard dat we moeten proberen dat te evenaren. Michaël Roumen, mijn manager, tempert de verwachtingen. Hij vindt dat we al blij mogen zijn als Alkibiades de 100.000 haalt. Daar zijn we ondertussen aardig naar op weg. De eerste druk van 50.000 exemplaren was in een paar weken tijd uitverkocht, de tweede druk van 10.000 is geleverd, de derde druk wordt voorbereid. Peter Nijssen, mijn uitgever bij De Arbeiderspers, is op het randje van euforisch. Hij gelooft dat we Grand Hotel Europa nog kunnen overtreffen.

“We zullen zien. Alkibiades is natuurlijk een totaal ander boek. Gelukkig maar, het zou een valkuil zijn om nu met iets te komen in het verlengde van Grand Hotel Europa. Ik wil mijn lezers blijven verrassen, maar het is nog belangrijker dat ik mezelf blijf verrassen. Bij alles wat ik maak, wil ik het idee hebben dat ik het nooit eerder heb gedaan, anders heeft het voor mij geen zin. Dan val ik al in slaap na pagina 1.”

Er zijn ook heel wat goede schrijvers die elke keer hetzelfde boek schrijven, zoals wijlen Gerard Reve.

Pfeijffer: “Ja, maar ik ben niet zo’n soort schrijver.”

Hebt u het gevoel dat u in de kracht van uw schrijversleven bent? Alkibiades is bijna literair machtsvertoon.

Pfeijffer: “Misschien... (Aarzelt) Ik heb wel het idee dat ik nu op de top van mijn kunnen ben, ja. Maar dat gezegd zijnde: mijn volgende boek moet natuurlijk nóg beter worden (lacht). Zolang ik kan blijven volhouden dat mijn laatste boek mijn beste is, ben ik op de goeie weg. Je vernoemt Reve: het lijkt me verschrikkelijk om op een gegeven moment te beseffen dat je eerste drie boeken je beste zijn, en dat je die nooit meer zult evenaren, laat staan overtreffen.

“Maar ik ga mezelf niet mythologiseren, want dat is gênant. Het is ook gewoon ervaring. Ik doe dit nu 25 jaar. Mijn debuut, de dichtbundel ‘Van de vierkante man’, is uitgekomen in de zomer van 1998. Ik heb mijn stinkende best gedaan om met elk boek beter te worden.”

Waar komt het idee voor Alkibiades vandaan?

Pfeijffer: “O, ik ken de held van dit boek al heel lang, van toen ik nog een classicus in opleiding was. Alkibiades was een historische figuur uit het Athene van de 5de eeuw voor Christus. Staatsman en generaal, mooie jongen en ijdeltuit. Een man die in zijn tijd erg veel stof liet opwaaien. Twintig jaar geleden dacht ik al: zo’n kleurrijke figuur, die zo’n ongelooflijk leven heeft geleid, zou een historische roman meer dan waard zijn. En ik vond dat ík degene was die ’m moest schrijven. Ik heb er zelfs ooit een projectbeurs voor aangevraagd bij het Fonds voor de Letteren, ik geloof in 2003 of 2004. Ik heb die beurs gekregen, maar ik heb er vervolgens iets anders mee gedaan.”

Waarom?

Pfeijffer: “Ik denk dat ik het nog niet aandurfde. In mijn hoofd was het toen al een zeer ambitieus project. Misschien vond ik mezelf nog niet goed genoeg als schrijver.”

Waarom is het er nu wel van gekomen?

Pfeijffer: “Voor een deel vanwege de oude fascinatie die altijd is blijven sluimeren, maar vooral omdat ik opeens begreep dat ik aan de hand van Alkibiades’ verhaal thema’s ter sprake kon brengen die vandaag erg relevant zijn. Ineens kreeg dat oude visioen iets urgents en móést ik het boek schrijven.”

STAATSMAN, IJDELTUIT
Beeld © Eric de Mildt

Alkibiades is een boek van 1,3 kilo droog aan de haak. 943 bladzijden, inclusief namenlijst, tijdlijn, bronnen en bibliografie. Het moet een titanenwerk zijn geweest. En u hebt die klus in amper 14 maanden geklaard.

Pfeijffer: “Ja, maar het eerlijke antwoord is: in 14 maanden, plus 20 jaar studie, plus 25 jaar schrijfervaring”

In een vorig leven was u docent in de vakgroep Griekse en Latijnse talen en culturen aan de Universiteit Leiden. Hebt u over Alkibiades gedoceerd?

Pfeijffer: “In mijn colleges is hij nooit ter sprake gekomen. Poëzieanalyse was mijn vak, Homeros was mijn man. Ik heb dus heel veel specifiek onderzoek moeten verrichten naar dit verhaal. Ik vond het héérlijk. Al die details opsnorren: o, wat heb ik daarvan genoten!

“Dit is een boek waarin ik zelf niet voorkom – ik weet niet of dat een teleurstelling of een opluchting is voor mijn lezers – en het speelt zich zo’n 2.500 jaar geleden af, maar paradoxaal genoeg voelt het als mijn persoonlijkste boek ooit. Omdat mijn vroegere en huidige wereld erin samenkomen. Ik heb met heel veel liefde en passie klassieke talen gestudeerd, ik vertoefde graag in die antieke wereld. Vervolgens heb ik die wereld verlaten, ben ik hedendaagse gedichten, romans en essays beginnen te schrijven, en heb ik me ontwikkeld tot de schrijver die ik nu ben. Het was heel bevredigend om die antieke wereld opnieuw op te roepen met mijn capaciteiten als hedendaagse schrijver.

(Denkt na) Voorafgaand aan de lancering van Alkibiades ben ik met een fotografe naar Athene getrokken, waar we een fotoshoot hebben gedaan op de Agora. Daarna gingen we iets drinken in één van de vervelende barretjes die er gevestigd zijn, met zicht op de Agora en de Akropolis erachter. Terwijl ik daar zat, dacht ik: geweldig dat ze bewaard is gebleven, deze plek waarvan we met zekerheid weten dat Alkibiades er heeft rondgelopen. Fantastisch dat je het verleden hier bij wijze van spreken kunt aanraken. Maar tezelfdertijd bekroop me een andere gedachte: eigenlijk is het ook allemaal heel erg kapot.

“Ik stelde me voor dat Alkibiades tegenover mij zou zitten, aan datzelfde tafeltje, met uitzicht over zijn Agora, en dat hij in tranen zou uitbarsten...”

Vanwege de vele toeristen die door het beeld lopen en het uitzicht belemmeren?

Pfeijffer: “Zijn wereld bestaat natuurlijk niet meer. Of liever: hij bestaat nog, maar op een manier die heel erg benadrukt dat hij níét meer bestaat. Toen bedacht ik ook: die historische sensatie, dat idee dat je het verleden kunt aanraken, had ik altijd al meer bij teksten dan bij archeologische resten. Vooral als je toegang hebt tot het origineel, als je je de moeite hebt getroost om die oude talen te leren, om Homeros en Plato te lezen: dan is er geen filter meer, begrijpt u? Dan heb je direct contact met de gedachtewereld van iemand die 2.500 jaar geleden heeft geleefd.

En die teksten zijn, in tegenstelling tot de archeologische resten, níét kapot. Die zijn nog steeds wat ze waren. Ik kan jou nu meenemen naar de Agora, en dan kunnen we daar de restanten aanschouwen van een wereld die echt heeft bestaan. Maar als je wilt weten hoe het voelde om daar te zijn, hoe het klonk, hoe het rook, hoe het smaakte, dan moet je de teksten lezen.

“Die antieke wereld waarin ik zo graag vertoefde, realiseerde ik me, was een wereld van woorden. En die heb ik nu herschapen in m’n eigen woorden. Mijn geluk kan niet op! (lacht)

'Tijdens het schrijfproces heeft Stella me moeten delen met Alkibiades. Ik stond met hem op en ik ging met hem slapen. Maar jaloers was ze niet: ik was tenslotte in de weer met de mooiste man van Griekenland.'Beeld Tim Dirven

PLATO OP OUDJAAR

Bent u niet bang dat uw boek een nieuwe stormloop van cultuurtoeristen op Athene zal veroorzaken?

Pfeijffer: “Welnee, daar heeft Athene mijn roman niet meer voor nodig. Daar heeft Perikles, Alkibiades’ stiefvader, al voor gezorgd door de Akropolis te laten bouwen. Met zijn vooruitziende blik heeft hij veel betekend voor het hedendaagse massatoerisme.

“Weet je wat ook raar is? Normaal gezien bekruipt me een heel merkwaardige sensatie wanneer ik een boek af heb, wanneer ik de laatste punt achter de laatste zin heb gezet. Het is een mengvorm van euforie en rouw. Euforie omdat het weer een keer is gelukt, rouw omdat de personages met wie je al die tijd hebt samengeleefd, en die je zo dierbaar zijn geworden, snel beginnen te vervagen in je hoofd. Nu is het anders, en ik weet niet precies waarom. Alkibiades blijft maar door mijn hoofd spoken.”

Alsof hij nog niet af is, na meer dan negenhonderd bladzijden?

Pfeijffer: “Hij is wel af, maar hij heeft ook bezit van mij genomen. De hele tijd zit ik te denken: wat zou Alkibiades hiervan vinden? Gisteren nog, op het vliegtuig van Amsterdam terug naar Genua. Ik weet wel zeker dat Alkibiades het als militaire strateeg geweldig zou hebben gevonden om te kunnen vliegen: de vergezichten, het overzicht over de linies vanop grote hoogte... Het perspectief van de goden!”

Is Stella niet jaloers op een hoofdpersonage dat u kennelijk nog dierbaarder is dan het vorige, haar alter ego Clio uit Grand Hotel Europa?

Pfeijffer: “Nee, want ze weet dat het haar eigen schuld is. Zoals alle goeie dingen in mijn leven heb ik ook Alkibiades ten dele aan haar te danken. Stella leest voor het slapengaan de Griekse filosofen. Ieder zijn zwakheid (lachje). Op een avond was ze bezig in ‘Symposium’ van Plato, waarin Alkibiades voorkomt. Stella was er dolenthousiast over en las me een passage voor. Eigenlijk was ik jaloers op haar, omdat zij met Alkibiades in ons echtelijk bed lag. Maar toen herinnerde ik me ineens mijn oude plan. De volgende dag heb ik de eerste zin op papier gezet.”

Welke dag was dat?

Pfeijffer: “1 januari 2022.”

Dus op oudejaarsnacht had Stella Plato liggen lezen in bed? Sexy.

Pfeijffer: “Dat was haar slaapmutsje nadat we thuis oudjaar hadden gevierd met Stella’s tweelingzus en twee van haar collega’s. Het was een rustig feest, zelfs een beetje saai, dus ’s anderendaags had ik een helder hoofd. Nu, dit schrijfproces was heel intensief. Ik werkte vaak zeven dagen per week, en ik maakte lange uren. Stella heeft mij in die periode echt moeten delen met Alkibiades. Ik stond met hem op en ging met hem slapen. Maar heel hard heb ik haar daarover niet horen klagen. Tenslotte was ik in de weer met de mooiste man van Griekenland. Stiekem was ze razend benieuwd.”

GEVOELIGE SEKS

Het verbaast me dat u meteen de eerste zin op papier hebt gegooid. Ik zou denken dat aan zo’n historische roman minstens drie tot zes maanden research voorafgaan, en dat je pas kunt beginnen te schrijven als de kamer volhangt met schema’s en tijdlijnen.

Pfeijffer: “Er zijn heel goeie schrijvers die het zo doen, maar ik niet. Bij mij moet een boek organisch ontstaan. De sterkste motivatie om elke dag aan mijn schrijftafel te gaan zitten, is dat ik zelf ook razend benieuwd ben hoe het verdergaat en hoe het zal aflopen. Wanneer ik aan het schrijven ben, kom ik op allerlei zijpaden die ik nooit van tevoren had kunnen voorzien in een schema, maar die toch heel interessant zijn om te exploreren.

“Daar komt bij dat Alkibiades een historische figuur is die echt heeft geleefd. Er was dus al een stramien: zijn levensverhaal. Ik wist dat hij in 450 voor Christus werd geboren en dat hij in 404 zou komen te sterven, en ik wist ook in grote lijnen wat er tussen die twee data allemaal moest gebeuren.

“De belangrijkste, meest verregaande beslissing die ik aan het begin onmiddellijk heb genomen, en waarover ik geen moment heb getwijfeld, is om hem zelf het woord te geven. Om het verhaal in de ik-vorm te vertellen, dus. Het einde van zijn leven nadert, al beseft hij dat zelf niet, en Alkibiades richt zich nog één keer tot zijn stadsgenoten, de burgers van Athene, met een heel specifieke bedoeling: hen ervan overtuigen om hem nog één keer te vertrouwen, want hij heeft een plan om Athene te redden. Maar om ze zover te krijgen heeft hij nogal wat goed te praten, want er is één en ander gebeurd. Tijdens de Peloponnesische Oorlog tussen Athene en Sparta (van 431 tot 404 voor Christus, red.) is Alkibiades een paar keer van kamp gewisseld. In de ogen van veel van zijn stadsgenoten is hij de verrader van Athene, voor geen cent te vertrouwen.

“Nu hoef ik je niet te vertellen dat een verteller met een expliciete agenda doorgaans niet de betrouwbaarste verteller is. Maar net dát vond ik literair interessant. Ik laat Alkibiades zichzelf verdedigen, in zijn eigen woorden, en ik help hem daarbij. Ik leen hem mijn literaire stem, ik sta hem bij met alle retorische vermogens die ik heb. En weet je wat? Ik geloof hem. Ik geloof dat hij, ook toen iedereen zeker meende te weten dat hij Athene had verraden, alleen maar het belang van Athene voor ogen had. Uiteraard is het nadrukkelijk de bedoeling dat de lezer daar zo z’n twijfels bij heeft.”

U gelooft met andere woorden wat u zelf hebt verzonnen.

Pfeijffer: “Ja, en dat is geen ironie, dat meen ik echt. Sterker nog: ik geloof ook dat alles wat ik hem laat zeggen, klopt met de werkelijkheid. Dit is hoe het volgens mij écht is gegaan. Er zijn veel bronnen over Alkibiades’ leven. Eigenlijk was het vrij makkelijk om, soms tot op de dag nauwkeurig, te reconstrueren wat er is gebeurd en wat hij heeft gedaan. Wat de feiten betreft, ben ik heel dicht bij de bronnen gebleven. Het enige wat al die bronnen je niet vertellen, is waaróm hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan. Wat zijn echte plannen waren, zijn ideeën, strategieën en achterliggende bedoelingen. Dat onderdeel is noodzakelijkerwijs fictie. Met het wapen van de empathie heb ik geprobeerd mij te verplaatsen in zijn beweegredenen. Daarom staat er heel terecht ‘roman’ op de kaft.

“Het paradoxale is dat ik zeker weet dat mijn verhaal klopt, ook al zal ik het nooit kunnen bewijzen. Maar wat ik nu wel héél zeker weet, is dat je met fictie dichter bij de waarheid komt dan met de wetenschap. Ik had soms zelfs het gevoel dat ik een medium was, dat hij sprak met mijn stem.”

Beschrijf eens hoe dat precies ging.

Pfeijffer: “Als de bronnen zeiden: ‘En toen ging Alkibiades van punt A naar punt B’, dan verplaatste ik me in zijn hoofd om te weten te komen waarom. En dan wist ik het. (Stilte) Zo simpel werd het op een gegeven moment.”

Ging het ook zo met gevoelens? Wanneer Alkibiades in bed kruipt bij de slapende Socrates, zijn leermeester en minnaar, omdat die naar zijn smaak te onverschillig is voor zijn schoonheid, laat u hem zeggen: ‘Ik kleedde mij uit en kroop bij hem onder zijn mantel die hem tot deken diende. Ik sloeg mijn armen om het grote lijf van dat raadselachtige, spirituele schepsel en bleef de hele nacht zo liggen. Toen we de volgende ochtend opstonden, was het alsof ik met mijn vader of met een oudere broer had geslapen.’

Pfeijffer: “Mm... Seksscènes vind ik niet makkelijk, hoor.”

Ik heb daar een theorietje over: echt grote schrijvers zijn niet bang van een potje seks op z’n tijd. Alleen middelmatige schrijvers lopen ervan weg, uit vrees dat de seks hun sérieux zal aantasten.

Pfeijffer: “Seksscènes werken voor mij alleen als ze kloppen in de context. In ‘La superba’ zit een hoop morsige seks. Dat boek gaat over het verlies van identiteit bij het hoofdpersonage, gespiegeld aan het verlies van identiteit bij migranten. De seks is casual, tijdverdrijf onder passanten, treurig en een beetje wanhopig. In Grand Hotel Europa zit een grote romantische liefde, gespiegeld aan de grandeur van het oude Europa, wat ook langzamerhand alleen nog maar romantiek is, en ze wordt doorkruist door een klungelige onenightstand. Ik bedoel maar: het verhaal dicteert hoe de seks is.

“Alkibiades stond bekend als een buitengewoon vrijzinnige en vrijdenkende man. Ik had deze roman kunnen volstoppen met heel expliciete seksscènes. Maar dat zou totaal onlogisch zijn geweest. Eén van de consequenties van mijn keuze om Alkibiades zelf zijn verhaal te laten vertellen, is dat hij geen grote ontboezemingen kán doen over zijn seksuele avonturen. De man was op dat vlak nogal wispelturig, om niet te zeggen onbetrouwbaar. Daar schept hij natuurlijk niet over op in een verhaal waarmee hij zijn medeburgers wil overtuigen van zijn goede bedoelingen en betrouwbaarheid.

(Denkt na) Maar je raakt wel een gevoelig punt. Seksscènes worden steeds moeilijker, gezien de maatschappelijke druk. En in Nederland is die misschien nog groter dan in België. De tijd van de spreekwoordelijke Nederlandse tolerantie is voorbij. Als ik vind dat ze nodig is voor het verhaal, zal ik een seksscène nog steeds niet achterwege laten. Maar in mijn achterhoofd zit toch het bewustzijn dat er op een andere manier naar wordt gekeken dan twintig jaar geleden. Het gevaar van zelfcensuur loert nu om de hoek, hoor. Ik heb het er soms ook over met collega’s. Je wilt dat gedoe niet, omdat het afleidt van wat je eigenlijk wilt zeggen. Zoals ik zei: de seksscènes zijn doorgaans contextueel. De verleiding is groot om dan maar eventjes te schrappen, ze zijn toch niet essentieel.

“Die passage met Socrates was dubbel gevaarlijk, omdat het duidelijk is dat Alkibiades op dat moment een jaartje of 15 is, en Socrates een volwassen man. Maar hij vertelt het met een grote vanzelfsprekendheid, alsof het toen de normaalste zaak van de wereld was, en daardoor wordt het misschien nog acceptabel voor lezers van nu. Ik ben tevreden over die scène, omdat je niet te weten komt wat er die nacht precies is gebeurd. Het ongemak dat de lezer daarbij ervaart, is heel erg zo bedoeld (lacht).”

'Ik zou 'Alkibiades' een historische roman over de wereld en vandaag kunnen noemen. Als ik er een politieke baseline voor moest verzinnen, zou die luiden: 'Een democratie kan aan zichzelf ten onder gaan.'Beeld © Eric de Mildt

OCHLOCRATIE

De essentie van uw boek is politiek.

Pfeijffer: “Ja, het verval van de democratie is het grote thema. Je zou Alkibiades een historische roman over de wereld van vandaag kunnen noemen. De onmiskenbare parallellen tussen het Athene van de 5de eeuw voor Christus en wat er vandaag aan de hand is in de westerse wereld: daar gaat het om, daarom heb ik dit boek geschreven. Als ik er een politieke baseline voor moest verzinnen, dan zou die luiden: ‘Een democratie kan aan zichzelf ten onder gaan.’

“De politieke kerngedachte leg ik in het boek in de mond van Protagoras, de grote sofist, agnosticus en democraat. Hij zegt dat de drie mogelijke staatsvormen alle drie een negatieve pendant hebben. Een monarchie, het bewind van een enkeling, kan omslaan in een tirannie; een aristocratie, het bewind van enkelen, kan uitmonden in een oligarchie; en een democratie, het zelfbestuur van alle burgers samen, kan verworden tot een ochlocratie, een dictatuur van de massa. De symptomen van zo’n ochlocratie, een democratie in verval, zijn angstaanjagend herkenbaar. We vangen die nu onder de parapluterm populisme. Een dictatuur van de publieke opinie, waardoor het steeds moeilijker wordt om politici te vinden die de moed opbrengen om verder vooruit te kijken dan de volgende verkiezingen, of om de publieke opinie tegen te spreken. De Vlaamse politicus Tabak, niet de vader maar de zoon, schijnt een keer gezegd te hebben: ‘Ik weet precies wat er moet gebeuren om de klimaatcrisis te bezweren, maar als ik dat ten uitvoer breng, word ik niet herkozen.’”

Het is Tobback, Bruno Tobback. Maar is dat niet altijd het argument van zwakke, cynische politici? Vader Louis Tobback was niet te beroerd om de kiezers op gezette tijden te schofferen.

Pfeijffer: “Zo wordt het een nog duidelijker voorbeeld, want je ziet de overgang van de ene generatie naar de andere. In Griekenland was dat de overgang van Perikles naar Kleon. In een verzwakte democratie krijg je zwakkere politici. Overal komen mindere goden aan de macht, die vooral zichzelf willen handhaven. En wanneer dan een zogenaamde sterke man opstaat, zoals aan het einde van de 5de eeuw in Athene, maar ook in de jaren 30 van de vorige eeuw in Europa, dan is de democratie inmiddels zo’n deplorabel schouwspel geworden dat het aanvankelijk best een goed idee lijkt om ze tijdelijk op te schorten en even orde op zaken te stellen. En dan gaat het mis.”

U trekt zelfs een parallel tussen de Peloponnesische Oorlog en de oorlog tussen Rusland en Oekraïne nu.

Pfeijffer: “Ja, want die is angstaanjagend groot. Waarom verloren de Atheners de oorlog van Sparta? Omdat ze de controle waren kwijtgeraakt over de aanvoerroutes van het graan uit de Krim, het huidige Oekraïne. Een tijdje geleden zag ik in de krant een kaartje met de strategische posities in het Zwarte Zeegebied. Een kort moment dacht ik: dit is een kaartje van de Peloponnesische Oorlog, dit gaat over míjn boek. Pas toen ik goed keek, zag ik dat op die strategische posities geen triremen voor anker lagen (Atheense oorlogsschepen, red.), maar dat er lanceerplatformen voor kruisraketten stonden.”

Kunnen politici die het goed voorhebben met de democratie uit uw boek nuttige ideologische, strategische en andere informatie opdoen?

Pfeijffer: “Mm, ik aarzel een beetje om dit boek aan te bevelen bij politici. Ze kunnen er ook veel vuile trucs uit leren.”

Politici houden van uw boeken. Grand Hotel Europa werd door tal van vooraanstaande Vlaamse politici, Bart De Wever op kop, uitgeroepen tot hun favoriete roman.

Pfeijffer: “Daarnet hadden we het over de maatschappelijke druk die schrijvers ervaren, en de neiging tot zelfcensuur die er het gevolg van is. Maar de druk op schrijvers is klein bier in vergelijking met wat politici meemaken. Sommige politici worden gehaat, belaagd en bedreigd, het is bijna niet meer te doen. Politiek is een gevaarlijk beroep geworden. Ook daar zit een parallel met het lot van Alkibiades, die twee keer ter dood werd veroordeeld.”

Hebt u op dit boek al reacties gekregen van de verzamelde classici, van al die Nederlandse en Vlaamse leraren Latijn en Grieks, en van uw voormalige collega-docenten?

Pfeijffer: “Niet echt véél reacties, maar wel memorabele. De classici zijn mij kennelijk dankbaar. In Den Haag zei een lerares klassieke talen: ‘Beseft u wel goed wat u gedaan hebt voor ons vak?’ Ik moet eerlijk bekennen dat dat niet mijn drijfveer was, maar ik vind het natuurlijk wel een aangenaam neveneffect. Het mooiste compliment heb ik gekregen van een gedistingeerde heer in een kleine boekhandel in Laren, Nederland. Hij kwam naar het signeertafeltje met een exemplaar van Alkibiades dat duidelijk al was stukgelezen. Hij zei: ‘Meneer Pfeijffer, u hebt mij als 94-jarige met een klassieke scholing het mooiste cadeau gegeven dat u mij had kunnen geven.’ En toen begon hij te huilen (verlegen lachje).”

Zou het kunnen dat Alkibiades troost biedt aan die mensen? Vroeger waren de leraren Latijn en Grieks de koningen van de middelbare scholen, de bewakers van oude wijsheden en culturen. Nu worden ze gezien als wezens van een vreemde, antieke planeet. Misschien voelen ze zich minder eenzaam dankzij uw boek.

Pfeijffer: “Je zegt het mooi. Ik hoop dat je gelijk hebt. Dat gevoel van eenzaamheid herken ik wel: passie voor de oudheid is lastig om te delen met anderen. Maar er speelt volgens mij ook nog iets anders: een toenemend aantal mensen, en heus niet alleen classici, snakt ernaar eindelijk eens serieus genomen te worden. Die hebben de buik vol van makkelijk amusement, makkelijke meningen en makkelijke boeken. Ze willen iets goeds lezen, vanuit een honger naar kennis en diepgang. Die schrik je niet af met een boek van bijna duizend bladzijden (lachje).

“Plus: de oudheid is weer een beetje in de mode. Ik heb nagedacht over waarom dat zo is. Volgens mij komt het doordat we nu weer in onzekere tijden leven. Dan gaan mensen op zoek naar houvast. En één van de manieren om houvast te vinden is de geschiedenis induiken. Hoe deden ze het vroeger? Hoe losten ze het lang geleden op? Hoe dachten ze toen over de dingen? En een andere mogelijke reactie op onzekerheid is escapisme: wegkijken, wegdromen, wegvluchten. Wel, de oudheid biedt eigenlijk beide. Het is geschiedenis, het is echt gebeurd en je kunt er veel van leren. Maar tegelijk is het ook een andere wereld, een avontuurlijke wereld, een soort Game of Thrones zonder draken. Alkibiades biedt, naar mijn bescheiden mening, ook beide: een combinatie van houvast en escapisme, een geschiedenis die relevant is voor vandaag en een heerlijke tijdreis.”

Over Game of Thrones gesproken: Alkibiades zou een Netflix-serie kunnen zijn.

Pfeijffer: “Ja, die moet er sowieso komen! Het draaiboek is al klaar, daar hoeven ze niks meer aan te doen. Acht seizoenen? Een eitje. En alles zit erin: politiek, seks, geweld, list en bedrog, al wat het kijkershartje begeert. Het moet natuurlijk wel een Amerikaanse megaproductie worden. Stiekem ben ik al begonnen met de casting. Ik doe het samen met Stella, dus het komt erop neer dat ik een rol moet verzinnen voor haar favoriete acteurs. Eén van hen is Tom Hanks. Die zou volgens mij perfect zijn als Nikias, de wat oudere, bangige, immer aarzelende politicus-generaal. Anthony Hopkins moet Socrates vertolken, daar kan geen discussie over zijn. Maar Alkibiades is lastig. We zitten nu te denken aan Jude Law, maar dan zoals hij was in ‘The Young Pope’. Enfin, we hebben nog wel wat werk.

(Kijkt op zijn smartphone) Kom, we moeten Stella gaan ophalen. Ze appt me dat ze klaar is voor het aperitief, en daarna gaan we dineren in de haven. Dat is een marsorder, beste vriend.”

Ilja Leonard Pfeijffer, ‘Alkibiades’, De Arbeiderspers.Beeld rv

© Humo