Direct naar artikelinhoud
AnalyseBart Eeckhout

Er is iets merkwaardigs aan de hand met het ‘huismoederdebat’

Met zijn uitspraak dat huismoeders maar zelf in de kinderopvang moeten gaan werken, mikt ­Vincent Van Quickenborne niet op de centrumkiezer, maar op de onderbuik.Beeld ID/ Frank Bahnmuller

Vincent Van Quickenborne (Open Vld) doet het, Conner Rousseau (Vooruit) ging hem voor: de huisvrouw wegzetten als profiteur van de welvaartsstaat. Waar komt die beeldvorming zo plots vandaan?

“Vrouwen mogen van mij gerust thuisblijven om voor hun kinderen te zorgen, maar níét op kosten van de maatschappij. Het kan niet meer dat hun partners hogere werkloosheidsuitkeringen krijgen, omdat zij huisvrouw zijn en niet willen werken.”

Aldus sprak Vincent Van Quickenborne, minister van Justitie en vicepremier in de federale regering namens Open Vld. Hij deed de uitspraak in Humo in een interview dat online ook door De Morgen werd overgenomen (en vervolgens viraal ging). De minister van Justitie toont zich een recidivist, want eerder had hij in Het Nieuwsblad al eens hetzelfde gezegd, met het concrete dreigement erbij dat geknipt moet worden in de uitkering van werkzoekende partners van die huisvrouwen.

Van Quickenborne is niet de eerste politicus die huisvrouwen in het vizier neemt. Conner Rousseau, voorzitter van Vooruit, ging hem voor, nog wel vlak voor 1 mei. “Ik heb onlangs een discussie gehad met een vrouw. Die zei mij: ‘Ik kies ervoor om als moeder geen uitkering te krijgen en thuis te blijven om voor mijn kinderen te zorgen. Dan moet ik toch niet werken?’ Die vrouw rijdt ook wel op onze wegen, haar kinderen gaan naar onze scholen en als ze ziek is, kan ze ook rekenen op onze gezondheidszorg’, sprak hij, ook in Het Nieuwsblad. “Ik vind dat iedereen die kan werken, zijn deel moet doen.”

Daarmee is het frame gezet. Vrouwen die thuisblijven om voor het gezin te zorgen, maken ­gebruik van de voorzieningen van de welvaartsstaat – ze rijden zelfs zomaar op ‘onze’ wegen – zonder daartoe bij te dragen. Sociale profiteurs, kortom.

Duimschroeven

Dat de druk op huisvrouwen juist nu wordt opgevoerd, is natuurlijk geen toeval. De krapte op de arbeidsmarkt blijft groot, terwijl tegelijkertijd de algemene activiteitsgraad nog niet op het gewenste niveau zit. En dus worden de duimschroeven aangedraaid bij alle types inactieven: langdurig werkzoekenden, leefloners, zieken en nu dus ook huisvrouwen. Het idee leeft dat het volstaat om mensen in de portemonnee te treffen als je ze aan de slag wilt krijgen.

Met dat negatieve beeld van huisvrouwen zijn minstens twee feitelijke problemen.

Eén: de grote meerderheid van vrijwillig thuisblijvende vrouwen (of mannen, maar in de praktijk gaat het vooral over vrouwen) krijgt helemaal geen uitkering. Recent onderzoek van het Steunpunt Werk van de KU Leuven laat zien dat ruim 92 procent van de ‘huismoeders’ geen enkele uitkering ontvangt. Geen werkloosheidsvergoeding, geen leefloon, niks.

Als hun partner werkzoekend is, krijgt hij een wat verhoogde uitkering omdat er dan een extra persoon ten laste is, maar in de praktijk gaat het dan om huishoudens in armoede. Het voorstel van Van Quickenborne om die uitkering te beperken – als ‘prikkel’ – zal er dan ook vooral toe leiden dat armoede in die gevallen extreme armoede wordt.

Een tweede nogal pijnlijk misverstand is dat gezinszorg economisch gezien niets waard is of niets oplevert. In Nederland berekende de onafhankelijke denktank Instituut voor Publieke Economie dat onbetaald thuiswerk (huishoudelijk werk, de zorg voor kinderen en mantelzorg bij elkaar opgeteld) een duizelingwekkende 215 miljard per jaar waard is als je het marktconform – zoals dat bijvoorbeeld in de kinderopvang gebeurt – zou vergoeden.

Dat is, in het geval van Nederland, een bedrag dat ongeveer overeenkomt met wat de overheid er jaarlijks uitgeeft aan de bestaande sociale zekerheid, zo stipte journalist Lynn Berger aan op de opiniesite De Correspondent. Zelfs als je de nodige statistische slagen om de arm houdt, moet je dus besluiten: het is niet niks, huishoudelijk werk.

Retoriek van dreigement

Het is die miskenning van de waarde van huishoudelijke arbeid die Van Quickenborne en eerder Rousseau een golf van verontwaardiging oplevert. Het zou voor deze centrumpolitici ook weleens een politieke misrekening kunnen zijn. Niet alleen de betrokken huismoeders reageren verbolgen, de felste kritiek komt juist van vrouwen (en in mindere mate ook mannen) die een baan buitenshuis weten te combineren met zorg voor het gezin, en die goed weten hoe verdraaid zwaar dat huishoudelijk werk kan vallen.

Wat zij ook zeer goed weten, is dat de voorzieningen om meer buitenshuis werk überhaupt mogelijk te maken nu al tegen hun plafond zitten. De kinderopvang kampt met een acuut plaats­tekort en pogingen om daar wat aan te doen duwen de kwaliteit van de opvang tegen – en soms over – een riskante grens. De onbesuisde uitspraak van Van Quickenborne dat huismoeders dan maar zelf in de kinderopvang moeten gaan werken, getuigt van een schrijnend gebrek aan terreinkennis.

Ook wie zegt dat huismoeders dan maar moeten gaan schoonmaken, miskent de realiteit van precaire statuten, uiterst matige lonen en zware werklast in die sector. Diep respect voor wie het nu doet, maar politici denken vanuit hun uiterst geprivilegieerde positie beter even na voor ze stellen dat je dat er wel even bijpakt.

Maar Van Quickenborne en Rousseau mikken met deze provocatie natuurlijk helemaal niet op het centrumdeel van het kiespubliek. Ze mikken op de onderbuik. Als beide politici het over ‘huismoeders’ hebben, doelen ze eigenlijk op het grote aandeel vrouwen van vreemde origine in die groep. Dat stellen ze ook min of meer openlijk. En ook al zijn de feiten helemaal anders, voor een deel van het kiespubliek heb je dan maar weinig argumenten nodig om het frame van ‘profiteurs’ bevestigd te krijgen.

Ben je genadig voor deze politici, dan geloof je dat ze vooral de emancipatie en sociale integratie beogen van vrouwen die soms thuis in een isolement kunnen zitten. Er is namelijk een groep vrouwen, vaak amper of kort opgeleid, die zichzelf en soms ook de rest van het gezin kansen op zelfontplooiing ontzegt door thuis te blijven. De vraag hoe je die groep beter in de samenleving betrekt, hoeft ook geen politiek taboe te zijn.

Maar over zo’n streven naar sociale vooruitgang hoor je politici nog amper. Het gaat toch vooral om de activiteitsgraad die omhoog moet. De retoriek van dreigement en verplichting vergroot het isolement en de stigmatisering van de geviseerde groep veeleer.

Tonnen respect

Nu is er wel iets merkwaardigs aan de hand met het ‘huismoederdebat’. Juist vanwege de impliciete migratieconnotatie zou je verwachten dat ook rechts en uiterst rechts in de profileringsdans zouden springen. Het tegendeel gebeurt. Terwijl ‘gezinspartij’ cd&v stilletjes zwijgt, nam N-VA-­voorzitter Bart De Wever afstand van Open Vld’er Van Quickenborne: “Akkoord dat mensen die kinderen opvoeden geen uitkering moeten krijgen. Maar ze verdienen wel tonnen respect”, schreef hij op Twitter/X. Andere partijgenoten vielen hem bij. Zelfs Vlaams Belang geeft tegengas: “Wie huismoeders (en daardoor onrechtstreeks maar bewust het kerngezin) problematiseert, heeft geen interesse in een betere samenleving”, stelt politiek secretaris Michel Cardon op hetzelfde medium.

Hier botst de antimigratieagenda op de identitaire agenda. In de nieuw-identitaire retoriek neemt de ‘huisvrouw’ juist weer een gekoesterde centrale plek in. Van bij Amerikaans uiterst rechts komt het ideaaltype van de zogeheten ‘tradwife’ overgewaaid, de jonge vrouw die zich zelfbewust neerlegt bij het klassieke rollenpatroon en bij haar ondergeschikte positie, al dan niet letterlijk aan de haard. De tradwife is een antiwoke provocatie tegen feminisme en gelijkheid.

En zo ziet de huisvrouw, met vaak andere roots, zich plots gloedvol verdedigd door partijen die doorgaans weinig empathie tonen voor migranten uit gezinshereniging of mensen zonder baan. Het toont terzijde nog eens aan dat het contra-­intuïtieve idee helemaal niet zo denkbeeldig is dat ook mensen met migratieroots én een sterk conservatieve overtuiging voor een radicaal-rechts programma zouden kunnen kiezen. Les extrèmes se touchent, eens te meer.