Direct naar artikelinhoud
InterviewBrihang

Brihang: ‘Ik schrijf het liefst in de taal die ik spreek tegen mijn vrouw’

Brihang.Beeld rv

Of we klaar waren voor een nieuw nummer, vroeg Brihang (30) eerder deze maand op zijn sociale media. Om de volgende dag doodleuk een telefoonnummer te posten. Maar wie belde, kreeg wel degelijk een nieuwe track te horen – na ‘Tussenin’ de tweede vooruitgeschoven single van zijn nieuwe plaat, die geen klein beetje kracht zal worden bijgezet met drie uitverkochte optredens in de AB op 27, 28 en 31 oktober. Nu eerst nog eentje in de Club op Pukkelpop, én een gesprek. ‘Ik heb zoveel meer te vertellen dan ‘Yo! Ik ben Brihang en ik rook weed.’’

Het toeval wil dat ik op weg naar mijn interview, aan de rand van het Josaphatpark in Schaarbeek, een steentje in mijn schoen heb. Brihang, echte naam Boudy Verleye, had ooit hetzelfde aan de hand op een festivalpodium, liet het steentje gewoon zitten tot hij thuis was, en schreef er een liedje over: ‘Het knelt en het wringt nu al 26 jaar / Ja ’t is al heel m’n leven da’k het steentje meedraag / Der zien zo van die dingen die gebeuren / Op den duur stel je ’t ook niet meer in vraag’. Het verschil tussen een dichter en iemand die een steentje in zijn schoen alleen maar lastig vindt.

Brihang groeide op in Knokke en bracht zijn middelbareschooljaren door in Gent, maar woont met zijn vrouw Inca, hun dochter Inti (3) en hun net voor de zomer geboren zoon Lalo intussen al een klein decennium in Brussel. Dat worden in oktober dus drie thuismatchen op rij.

Brihang: “De eerste AB-show ligt al zo’n twee jaar vast, ik heb dat nodig om ernaartoe te kunnen werken. ’t Is een omgekeerde planning, eigenlijk: eerst concerten boeken, dan een plaat maken. Je kunt aan muziek blijven werken, maar wanneer is een nummer af? Het is altijd een momentopname. Op een bepaald moment moet je het loslaten, en zo’n datum in de toekomst helpt daarbij.

“Mijn tweede plaat, Casco, werd een succes genoemd, wat tot nervositeit en uitstelgedrag leidde: zal het vervolg even goed zijn? Maar uitstelgedrag is bij mij een essentieel onderdeel van het creatieve proces. Ik moet de verveling uit de begindagen weer voelen, de reden waarom ik er ooit mee begonnen ben. En na de verveling volgt het plezier.”

Je bent beginnen te rappen uit verveling?

Brihang: “Verveling, en liefde voor de rap. Ik hoorde Amerikaanse rappers en wilde dat ook kunnen. Wat niet lukte. (lacht) Maar dan ontdekte ik ’t Hof Van Commerce, en De Feesters bij ons in Knokke, een los-vast collectief waarbij ik deeltijds betrokken raakte. Ik ben opgegroeid aan het skatepark, tussen de wietsmoorders. Ik rapte over blowen terwijl ik dat helemaal niet deed, omdat ik dacht dat het zo hoorde. Op mijn zestiende ben ik in Gent beeldende kunst gaan studeren en ging er een wereld voor mij open. Daar ben ik ook met poëzie in contact gekomen.”

Een legitieme vraag aan een hiphopper: waarom blowde je niet?

“Ik heb dat wel gedaan – leuk voor een keertje met vrienden aan het kampvuur – maar ik ben er nooit aan verknocht geweest. Het interesseerde me gewoon niet zo, ik ben veel liever nuchter. Ik behoud graag de controle. Ik heb ook nooit weed gekocht. Jawel, één keer, toen we in Nederland moesten optreden: dat brokje hasj ligt nog altijd thuis.” (lacht)

Je vader had een skateshop, maar thuis mochten jullie slechts sporadisch tv kijken en geen frisdrank drinken.

“Mijn vader had samen met zijn zus de jeanswinkel van hun ouders overgenomen en maakte er gaandeweg een urban shop van. Hij heeft die winkel veertig jaar gerund, tot zijn pensioen. Als achtergrondmuziek voor de winkel kocht hij altijd de dingen die in de hitparade stonden, en die pasten bij de urban lifestyle. Zo heb ik Eminem leren kennen, maar ook Spinvis en Limp Bizkit.”

Vond je het erg dat je geen tv mocht kijken?

“Niet speciaal. Het enige nadeel was dat ik geen Engels meekreeg. Iedereen in mijn klas sprak behoorlijk Engels, maar tot het zesde middelbaar was ik ervoor gebuisd. Met het Engels dat ik van de rap opstak, moest ik in de klas niet afkomen. (lacht) Ik heb die teksten ook heel lang niet begrepen, waardoor ik veel meer geïnteresseerd was in Nederlandstalige muziek. Ik kan me niet voorstellen dat ik een tekst in het Engels zou schrijven. Ik denk niet in het Engels.”

Bij De Feesters rapte je al in het Nederlands?

“Ja. Ik wilde met ze meedoen en optreden, maar eigenlijk kende ik die gasten niet zo goed. Zotte vriendschapsbanden zijn er in ieder geval niet gesmeed. Ik wist ook niet goed of ze me cool vonden of met me aan het lachen waren. (lacht) In 2013 heb ik mijn eerste ep gemaakt, en werd ik door Lefto geprogrammeerd op een Made in Belgium-avond in de Democrazy in Gent. Georganiseerd door Eric Smout, die later ook in de jury zat van De Nieuwe Lichting. Zo ben ik stilaan vanonder de kerktoren gekomen.”

Je won De Nieuwe Lichting. Koos je daarna voluit voor de muziek?

“Ik nam de muziek zeker ernstig, maar heb wel mijn studie afgemaakt. De cursussen inspireerden me om te schrijven. Ik leerde op een beeldende manier naar de wereld te kijken, en schoonheid te zien in objecten en vormen.

“Mijn eerste plaat, Zolang-mogelijk, heb ik uitgebracht nadat ik was afgestudeerd. Het begon te lopen, maar het was nog niet genoeg om van te leven. Gelukkig was ik daarnaast nog het gezicht van de ‘Oe ist?’-campagne, een initiatief van de provincie West-Vlaanderen om jongeren meer te doen praten over hun problemen. In meer dan 300 scholen zijn we workshops slampoetry en rap gaan geven. Een fulltime job, waarmee ik een inkomen had en niet enkel op de muziek moest terugvallen. Twee jaar heb ik dat gedaan, en zo ook mijn artiestenstatuut gehaald. Maar dan kwam Casco en het succes van ‘Steentje’ en heb ik dat artiestenstatuut weer moeten afgeven: om daar recht op te hebben mag je niet meer dan 8.000 euro per jaar aan auteursrechten ontvangen. Sindsdien ben ik fulltime zelfstandige. Best beangstigend, want over de financiële kant van de zaak leer je niks op school. Gelukkig heb ik er een gezonde interesse voor.”

Brihang.Beeld Koen Bauters

De legende wil dat je met ‘Oe ist?’ bent gestopt omdat het te zwaar was.

“Nee, het was gewoon afgelopen. Maar zwaar was het zeker. Kinderen, écht kinderen hè, die je komen zeggen dat ze niet meer willen leven: hoe ga je daarmee om? We kwamen daar een workshop rap geven, maar werden plots geconfronteerd met heel zware verhalen. Iemand die zijn tante had aangetroffen, die zich verhangen had, en daar al twee weken mee rondliep zonder er iets over te zeggen. Een goeie campagne, die veel heeft losgemaakt, maar sindsdien zeg ik tegen alle workshops nee.”

Is Pukkelpop, om het vies uit te drukken, een strategisch concert? De single ‘Tussenin’ was er in mei, dan Pukkelpop, daarna de nieuwe plaat.

“Dat is deels strategie, ja. En deels omdat Pukkelpop wil dat je er exclusief speelt: het zou niet zo slim zijn om in de zomer een plaat uit te brengen als je maar één festival kunt doen.”

Heb je al een titel voor je nieuwe plaat?

“Ja, maar ik ga ’m nog niet verklappen. Het is net als bij Casco – toen we een huis aan het zoeken waren – een term uit mijn gezinssituatie. Maar deze plaat is anders, een andere aanpak. Tot nog toe deed ik alles zelf – stemopnames, productie, noem maar op – maar dit keer heb ik samengewerkt met Alois Maddens, een gast van 20 die al sinds zijn dertiende goeie beats maakt en een fris muzikaal oor heeft. Vroeger wilde ik altijd de focus op de tekst houden, de productie moest sober blijven, je moest het ambacht blijven voelen. Dat heb ik losgelaten, waardoor het resultaat meer body heeft, en dat is niet slecht nu de zalen groter worden. Wat niet wegneemt dat er nog heel intieme nummers op de plaat zullen staan.”

Er zijn niet veel rappers die zelf hun beats maken.

“Ja, maar ik voel dat ik op dat vlak tegen mijn limieten bots. Op de nieuwe plaat komt nog maar één beat van mij. Op de vorige waren dat er drie, en daarvoor telkens meer dan de helft. De beat en de tekst hoorden onlosmakelijk bij elkaar. Nu heb ik veel meer geëxperimenteerd. Ik heb gebricoleerd met stukken tekst, collages gemaakt van flarden.”

Luister je veel muziek?

“Bij momenten. Niet als ik in de afwerkingsfase van een plaat zit. Maar daarvoor wel – tijdens de borrelperiode zeg maar, als de plaat in mijn hoofd aan het ontstaan is. Dan herlees ik ook stukken poëzie, als inspiratie. Maar het is altijd iets van vroeger, de muziek van tussen mijn zestiende en twintigste. Die roept nog altijd dezelfde emoties op als toen. Onlangs nog staan gáán op ‘Ghetto Vet’ van Ice Cube.” (lacht)

Luister je ook buiten de oevers van de hiphop?

“Steeds meer. Het wiel van Hendrik Lasure bijvoorbeeld, dat heeft niks met hiphop te maken: een klassiek geschoolde jazzpianist uit Brugge die een soloplaat heeft gemaakt in het Nederlands. Vergelijkbaar met mij, omdat zijn West-Vlaamse accent ook niet meer het West-Vlaams is van weleer.”

Jouw West-Vlaams is bijzonder verstaanbaar.

“Dat komt door mijn jaren in Brussel, en doordat ik in Gent heb gestudeerd. Mijn ouders hebben mij ook niet in het dialect opgevoed. En mijn vrouw Inca, met wie ik al tien jaar samen ben, komt uit Dendermonde.

“Als je mijn platen in volgorde beluistert, van Zolangmogelijk tot de nieuwe die eraan komt, hoor je mijn West-Vlaams verwateren. Ik probeer er soms nog naar terug te grijpen, maar eigenlijk schrijf ik in de taal die ik spreek tegen mijn vrouw. Dat vind ik het échtst. Als ik naar een optreden ga, vind ik het interessantste moment de bindteksten: dan kan de artiest zich niet achter zijn nummers verschuilen. Zelf durf ik me tijdens een show wel bloot te geven, maar het blijft heel moeilijk om op een podium jezelf te zijn.”

Vind jij het ook raar dat zo weinig rappers iets hebben met poëzie?

“Gek, hè? Ik ben met poëzie in aanraking gekomen op de kunstschool. Ik heb dyslexie, heb nooit graag gelezen, nooit iets met taal gehad… Lezen voor de klas was altijd een beproeving. Maar op de kunstschool mocht de boekbespreking plots ook over een gedicht gaan. Ik heb dan van een maat een bundel van Herman de Coninck geleend, en daar het kortste gedicht uit gekozen. (lacht) ‘Sprookje’ heette het: ‘Er was eens een man die altijd rechtvaardig was.’ Dat was het volledige gedicht. Om mijn boekbespreking wat langer te laten duren heb ik mijn klasgenoten mee naar buiten genomen en daar het gedicht voorgedragen. Een extreem gemakzuchtige oplossing, maar mijn interesse voor poëzie was gewekt, en tegenwoordig staat ‘een dichtbundel’ zelfs op mijn rider.

“Gaandeweg besefte ik dat ik in mijn muziek veel meer kon vertellen dan ‘Yo! Ik ben Brihang en ik rook weed’. (lacht) Je kunt dubbele bodems gebruiken, metaforen, alliteraties… Een wereld ging open. Rappers hebben van zichzelf vaak niet in de gaten dat ze poëet zijn. Freestylerap is in mijn ogen de meest directe, eerlijke vorm van poëzie. Het moet zo snel komen dat je geen tijd hebt om na te denken over je volgende woord. Als ik een tekst aan het schrijven ben, zit ik soms zo hard in het ritme en de flow dat ik pas achteraf denk: aha, dáár zit ik dus met mijn hoofd. Als ik mijn nummers aan mijn vrouw laat horen, kijkt ze weleens verrast op. Ik spreek thuis niet zoveel over mijn gevoelens, maar in mijn teksten komt het eruit.”

Werk je graag snel?

“Vroeger meer dan nu. Een nummer was bij wijze van spreken nog niet af of het stond al online. Daarom deed ik ook alles zelf. Maar ik weet nu dat af en toe iets laten bezinken ook nieuwe inzichten kan opleveren. Soms zit je zo hard vast aan je initiële idee dat je niet hoort dat het eigenlijk niet goed is. Ik maak bedachtzamere keuzes, maar alles vertrekt wel nog steeds van een heel snelle schets. Alles wat ik schrijf, neem ik meteen op.”

Ik weet dat je een atelier in Strombeek hebt waar je met de fiets naartoe gaat, en waar je muziek en beeldend werk combineert. Wat mag ik me daarbij voorstellen?

“De ruimte bestaat uit twee hokken. In één hok staat mijn knutselgerief, in het andere heb ik een booth waar ik droge opnames kan maken, zonder storende galm. Daar staat een bureau, een zeteltje, laptop met geluidskaart, een microfoon… Die kant is strak ingericht, met niet te veel prikkels.”

Wanneer beslis je of je naar links of naar rechts gaat? Als je op je fiets stapt, of als je binnenkomt?

“Als ik op mijn fiets stap, weet ik wat ik die dag ga doen. Maar het gebeurt dat ik in de booth zit en plots een idee krijg voor een clip, en dan ga ik naar de bricoleerruimte om te kijken wat ik nog allemaal heb liggen.”

Je beeldend werk staat de laatste jaren vooral in functie van je muziek?

“Ja, maar ik verlang wel naar het moment dat ik nog eens iets kan maken dat daarvan losstaat. Voor de ‘Oe ist?’-campagne heb ik nog een soort van monument gemaakt, en ik heb hier en daar nog wat beeldende opdrachten gedaan, maar het was me de laatste jaren wel duidelijk dat ik even de focus op de muziek moest leggen. Ik kon mijn ei kwijt in de clips. Voor ‘Grip (Omarm me)’ van Bazart heb ik er ook één gemaakt. Ik hou van bricoleren, handenarbeid. Ik vind het ook altijd leuk als ik thuis de handen uit de mouwen moet steken.”

Muzikanten die vader worden, kunnen er zelden aan weerstaan hun kind op hun volgende plaat te laten horen.

(lacht) “Schuldig, ik heb mijn dochtertje Inti aan het woord gelaten.”

Een duet?

(lacht) “Geen duet, meer een veldopname in de huiselijke sfeer. Ik heb het op de nieuwe plaat ook over het vaderschap. Dat is zo’n grote verandering dat je er bijna niet omheen kunt. En niet alleen de positieve dingen: de schaduwkanten van het ouderschap worden in mijn ogen te vaak onderbelicht. ’t Is mooi, jazeker, maar het is ook… een dictatuur. (lacht) Een aanslag op je leven.”

Praktische vraag: wonen je ouders nog in Knokke?

“Ja.”

Waardoor je voor kinderopvang weinig beroep op ze kunt doen?

“Ja, maar ze zijn nog heel actief. Mijn pa is bijna 60, mijn ma iets jonger, zij werkt nog. Ze gaan nog mountainbiken, fietsen, kitesurfen… Zodra er een zuchtje wind staat, is mijn pa weg. Ze komen vrij weinig naar Brussel, maar wij gaan vaak naar Knokke. Ik vind het fantastisch om mijn dochter aan het strand te zien, dan komen er herinneringen en emoties naar boven.”

Ga je er ooit nog terug wonen, denk je?

“Niet in Knokke, maar wel aan zee. Oostende bijvoorbeeld. Het is thuis zeker al ter sprake gekomen. Ergens weten we dat onze toekomst niet in Brussel ligt. Ik wil graag nog eens een boomhut maken, en dat ligt in Brussel wat moeilijker.” (lacht)

Brihang.Beeld Koen Bauters

Je speelde de stem van Frank Vandenbroucke in de documentairereeks Ik ben God niet. Hoe kwamen de makers bij jou terecht?

“Ze zochten iemand met een cadans, die niet volgens de regels van de voice-over te werk zou gaan. Ik had in mijn eigen studio een pilootaflevering ingesproken en daar waren ze zo enthousiast over dat de bal aan het rollen is gegaan. Achteraf gezien ben ik er misschien wat te nonchalant mee omgegaan. Ik ken niet zoveel van de koers, en wist bijvoorbeeld niet hoe je ‘Giro’ moest uitspreken. (lacht) Dan zei ik chiro in plaats djieroo. Of Mapé-ie, in plaats van Mapei.”

De moeder van Frank Vandenbroucke heeft felle kritiek geuit.

“Er is blijkbaar iemand die de stem van Frank Vandenbroucke perfect kan nadoen, en de moeder had liever gehad dat de programmamakers voor hem hadden gekozen. Maar ze wilden net iemand wiens stem juist níét op die van Vandenbroucke leek.”

Lopen de aanbiedingen sindsdien binnen?

“Ik doe af en toe een voice-over voor een reclamespot, en ik lever hier en daar een deuntje, maar veel vragen wimpel ik af. Alleen als het iets is dat klopt en echt bij mij past, zal ik het overwegen. En de opdracht moet ook correct vergoed worden, dat vind ik heel belangrijk. Ik heb de reputatie te duur te zijn, maar te duur waarvoor? En voor wie? Als ze mijn naam en carrière willen gebruiken om hun product te verkopen, moeten ze daarvoor betalen. Reclame is geen hobby, hè.” (lacht)

Heb je je oude Nokia nog?

“Die is al een tijdje niet meer in gebruik. Mijn Nokia is echt een lifesaver geweest, hij heeft mij op momenten dat ik het nodig had een paar dagen rust bezorgd. Om te schrijven ga ik nu geregeld naar een familiehuisje in de Ardennen – in de weekends is het meestal bezet, maar door de week staat het vaak leeg. Ik zit daar dan helemaal alleen, zonder wifi of tv of wat dan ook. Van maandag tot donderdag. Wandelen, schrijven en koken, meer doe ik er niet.”

Laatste vraag: hoeveel paar sneakers heb je?

(lacht) “Enkel het paar dat ik aanheb. Als ze versleten zijn, koop ik nieuwe.”

Sire, er zijn nog uitzonderingen!

Brihang speelt op zondag 20 augustus in de Club op Pukkelpop.

© Humo