Direct naar artikelinhoud
Blik op BelgiëGent

Staatsbon of spaarrekening? Bij Argenta in Gent is de keuze duidelijk: ‘Gisteren stonden ze tot buiten op straat’

Staatsbon of spaarrekening? Bij Argenta in Gent is de keuze duidelijk: ‘Gisteren stonden ze tot buiten op straat’
Beeld ID/ Bob Van Mol

Terwijl er een stormloop op staatsbonnen plaatsvindt, hebben ook enkele banken het rendement op hun spaarrekening verhoogd. Staatsbon of toch spaarrekening? In een Argenta-kantoor in Gent is de keuze duidelijk: ‘Bij de overheid vraag je je toch altijd af of ze wel de juiste technologie in huis hebben.’

Vincent Van Peteghem weet hoe je de knuppel trefzeker in het hoenderhok moet mikken. De Minister van Financiën schudde de ingedommelde spaarmarkt onzacht wakker met zoiets onsexy als ‘de staatsbon’. De gefrustreerde spaarder krijgt plots zicht op een rendement van een whopping 2,81 procent. Kleinere banken, zoals Argenta en Axa, laten zich de kaas echter niet van het brood roven. Ze pakken uit met een termijnrekening van netto 2,81 procent. Niet genoeg om de inflatie te counteren, maar het zorgt al meteen voor een bankrun.

Hallo, Argenta? Ik bel naar diverse kantoren van de bank met het appeltje voor de dorst. Nergens wordt de telefoon zelfs maar opgenomen. Dus spring ik op mijn fiets en rijd dwars door de rosse buurt van Gent naar het kantoor aan Sint-Anna. Het blijkt er een drukte van jewelste. Je krijgt het gevoel niet in de wachtzaal van een bank te zitten, maar in het hokje van de laatste bus op weg naar de redding. Ik wurm mij naar binnen in een bont gezelschap van oude witte mannen, jongelui met dreadlocks, dames met handtassen en meisjes met sneakers van Puma. “Je komt op een kalm moment”, grijnst de bediende. “Gisteren stonden ze tot buiten op straat.”

Lees ook

Geld wordt al eens ‘het slijk der aarde’ genoemd, maar het blijkt ook een sociaal glijmiddel bij Argenta in Gent

Hoe hard lijden de banken onder het succes van de staatsbon?

‘Nog mensen voor de termijnrekening?’

Geld wordt al eens ‘het slijk der aarde’ genoemd , maar het blijkt toch ook een sociaal glijmiddel. De mensen in de wachtzaal práten warempel met elkaar. Een man met weelderige krullen zet zijn koptelefoon af en legt uit waarom hij een termijnrekening verkiest boven de staatsbon. “Het is minder gedoe. Je komt gewoon naar je vertrouwde bank en je moet niet op die vermolmde website zitten klooien van het Federaal Agentschap van de Schuld.”

“Bij de overheid vraag je je toch altijd af of ze wel de juiste technologie in huis hebben”, zegt een vrouw die opkijkt van haar laptop. “Het begon al met dat datalek, waardoor de adressen plots te grabbel waren van mensen die intekenden op de staatsbon. Wat zal het volgende zijn: phishing? Volgens mij is dat maar een kwestie van tijd.”

“Ik vind het wel fijn dat er eindelijk iets bougeert”, zegt de man met de krullen. “Je begint weer eens over je geld na te denken, in plaats van het lekker te laten slapen.”

“Zijn er nog mensen voor de termijnrekening?”, roept de bediende. Een jongen met een hoodie kijkt op van al die kouwe drukte. “Termijnrekening?”, vraagt hij met slaperige ogen. De andere aanwezigen, ikzelf inbegrepen, steken aarzelend een vinger in de lucht. We lijken net een klasje vol ijverige schoolkinderen.

De kantoordirecteur slurpt van zijn koffie en neemt de tijd om mij wat basisbeginselen van de economie bij te brengen. We hebben het over corona en oorlog. “Het was jaren geleden dat ik nog eens een termijndeposito opende”, zegt hij filosofisch. “Nu doe ik opeens niets anders, van ’s ochtends tot ’s avonds. Het leven blijft je verbazen.”

Aanstekelijk enthousiasme

Ik verwachtte personeel aan te treffen dat knarsetandde van de drukte, maar het kantoor is vervuld van een aanstekelijk enthousiasme. Dit is dan ook geen bankrun waarbij iedereen tegelijk zijn geld probeert af te halen. Integendeel: de klanten vertrappelen elkaar bijna om hun geld te kunnen vastzetten.

Als te veel mensen opeens hetzelfde beginnen te doen, bekruipt mij al vlug een soort wantrouwen. Het beeld komt dan in mij op van schepen die kapseizen. Rijdt iedereen naar zee, dan krijg ik een sterke neiging om de Ardennen op te zoeken. Is er een ruk naar rechts, dan voel ik de onweerstaanbare drang om voor de communisten te stemmen.

Maar diep in mij zit er blijkbaar ook een kuddedier verborgen. Ik besluit om de spaarcenten van de kinderen op een termijnrekening te zetten. Ze zullen vadertje dankbaar zijn dat ik hun appeltje voor de dorst niet laat verpieteren aan nul-komma-zoveel-procent.

Even later fiets ik weer huiswaarts, langs een schaarsgeklede vrouw die staat te vapen in een deurgat. Ik ruik een zweem van watermeloen en denk aan een flard van Simon Carmiggelt: ‘Meneer Geurts is bij een bank. Hij doet daar al jaren iets heel stils in een hoekje.’

Dat was vroeger – voor de minister kwam met zijn knuppel.