Direct naar artikelinhoud
AchtergrondQueer jongeren

‘Elke dag hoor ik jongeren rondom mij schelden of moppen maken over homo’s of trans personen’: cijfers en verhalen die doen duizelen

‘Elke dag hoor ik jongeren rondom mij schelden of moppen maken over homo’s of trans personen’: cijfers en verhalen die doen duizelen
Beeld Tine Schoemaker

De regenboogvlag is alomtegenwoordig, de Pride wordt uitbundig gevierd. Kortom, de lgbtq+-beweging heeft de laatste decennia veel bereikt. Toch staat de mentale gezondheid van queer jongeren in Vlaanderen nog steeds onder druk. ‘Elke dag hoor ik jongeren rondom mij schelden of moppen maken over homo’s of trans personen.’

De cijfers liegen er niet om: 65 procent van de Vlaamse holebi’s heeft ooit geworsteld met zelfdodingsgedachten, 22 procent ondernam één of meerdere pogingen. Bij trans en genderdiverse personen liggen de cijfers nog hoger: 77 tot 80 procent had ooit zelfdodingsgedachten, 33 tot 39 procent probeerde ooit uit het leven te stappen. De cijfers komen uit onderzoek van UZ Gent, UGent en UAntwerpen.

Op het vlak van wettelijke aanvaarding van lgbtq+-personen doet België het weliswaar goed, maar wat sociale acceptatie betreft, is er nog werk aan de winkel. Uit een Europese studie uit 2020 blijkt dat zeven op de tien Belgische lgbtq+-personen vaak niet hand in hand durven te lopen, en dat vier op de tien zich gediscrimineerd voelen. De psychosomatische (zelfgerapporteerde) klachten bij 15-jarigen zijn bijna drie keer zo hoog als bij leeftijdsgenoten die zich tot het andere geslacht aangetrokken voelen.

“Jongeren zijn sowieso kwetsbaar, en als ze ontdekken dat ze anders zijn dan het doorsnee plaatje en niet aan ‘de norm’ voldoen, ontstaan er veel twijfels”, zegt Janne (28, zij/haar, die/hun) van Wel Jong, een organisatie voor lgbtq+-jongeren. “En al mogen we in Vlaanderen niet klagen over de acceptatie van queer personen vergeleken met andere landen, er is wel degelijk haat en discriminatie. Dat maakt nog meer twijfels en emoties los. We leven nu eenmaal niet in een wereld waarin iedereen gewoon zichzelf kan zijn.”

Janne: ‘We moeten samen op de barricades staan, we hebben allemaal hetzelfde doel: een wereld waarin je kunt zijn wie je bent.’Beeld Tine Schoemaker

Zelf was ze 17 toen ze begon te twijfelen. “Ben ik lesbisch? Nee, dat kón niet, dacht ik. Dan maar geen lief, maar lesbisch, no way. Ik heb best lang in die ontkenningsfase gezeten, ook omdat ik geen queer personen in mijn omgeving had met wie ik erover kon praten. Op mijn 18de beleefde ik een kanteljaar. Ik ging naar Min19, het jongerenlamp van Wel Jong. Dat was een openbaring. Ik voelde me zo goed, eindelijk kon ik gewoon mezelf zijn met andere queer jongeren.”

Ook vindt er nog altijd veel geweld plaats tegen lgbtq+-personen. Het UZ Gent deed samen met het Transgender Infopunt twee jaar lang onderzoek in Vlaanderen en Brussel naar de geweldervaringen van 936 lgbtq+-personen vanaf 15 jaar oud. De resultaten, die in maart dit jaar bekend werden gemaakt, laten zien dat er de afgelopen tien jaar weinig positieve evolutie is, zegt Eef Heylighen, woordvoerder van çavaria, de Vlaamse belangenverdediger van lgbtq+-mensen.

Meer dan negen op de tien respondenten zeggen minstens één vorm van verbaal of psychisch geweld meegemaakt te hebben. Bij ruim 36 procent gaat dat over fysiek geweld, bijna 65 procent heeft het over seksueel geweld. Dat de queergemeenschap, met name de jongeren, het niet makkelijk heeft en zich bijgevolg niet goed in haar vel voelt, is dan ook niet verwonderlijk.

Agressie

Er is echt wel angst in de gemeenschap, stelt Michiko (22, die/hun). “Queer personen worden wel degelijk in elkaar geslagen, soms tot de dood toe. In de VS is onlangs een voguedanser neergestoken bij een tankstation, gewoon omdat hij aan het dansen was. De daders gebruikten homofobe scheldwoorden. Dat gebeurt toch niet bij ons, hoor ik dan. Maar ook hier is er discriminatie, en dus angst dat zoiets ook bij ons kan gebeuren.”

Michiko omschrijft zichzelf als agender/non-binair. “Ik ervaar geen gender. Ook ben ik aseksueel. Dat staat voor weinig tot geen seksuele aantrekking, maar ik kan wel op romantisch vlak aangetrokken zijn tot anderen.”

Het was moeilijk op school, vertelt Michiko. “Op mijn 10de wist ik al dat ik non-binair was, al kon ik dat label nog niet plaatsen en besefte ik niet dat zoiets een probleem kon vormen. Omdat ik er geen label op kon plakken, dacht ik eerst dat ik een man wilde zijn, maar daar had ik ook niet echt affiniteit mee. Dus ja, wat moest ik doen? Ik hield het voor mezelf, ook tijdens mijn puberteit.”

Online vond Michiko meer duidelijkheid. “Ik kreeg informatie en kwam in contact met anderen die hetzelfde doormaakten. Op mijn 17de besefte ik ook dat ik aseksueel was, net omdat iedereen rond mij seksuele verlangens begon te krijgen. Ook dat moest ik eerst voor mezelf uitzoeken. Toen ik me uiteindelijk outte, vond ik veel begrip in de door mijzelf gekozen omgeving. Maar ik bescherm mezelf heel goed, zowel on- als offline. Ik laat niemand toe die intolerantie uit.”

Michiko: ‘Ik ­bescherm mezelf heel goed, zowel on- als offline. Ik laat niemand toe ­die intolerantie uit.’Beeld Tine Schoemaker

Queer jongeren ondervinden dagelijks verbale (micro)agressie, weet Remus (17, hij/hem). “Elke dag hoor ik jongeren rondom mij schelden of moppen maken over homo’s of trans personen. Dat stelt misschien allemaal niet zo veel voor, maar als je er dag in dag uit mee wordt geconfronteerd, stapelt dat zich na een tijd op.”

Remus is een trans jongen en beschrijft zijn seksualiteit als queer, omdat hij zich niet wil limiteren tot het tegenovergestelde geslacht. Hij werd geboren als meisje maar wist al van kleins af aan dat hij een jongen was.

“Rond mijn 11de begonnen mijn ouders mij ‘zoon’ te noemen nadat ik me had geout. Ze vermoedden allang iets, want ik bleef maar kleren stelen van mijn oudere broers. En op de kleuterschool zei ik dat ik later ‘als job’ een jongen wilde worden. Ook wist ik al op heel jonge leeftijd dat ik geen borsten wilde. Bovendien zag ik er jongensachtig uit. De helft van de tijd dachten de mensen sowieso dat ik een jongen was.”

Toen Remus naar de middelbare school ging, kon hij zijn geslacht op zijn identiteitskaart nog niet veranderen, dus stond hij te boek als meisje. “Mijn ouders zijn naar verschillende scholen geweest met de vraag of ik mijn nieuwe naam kon gebruiken en of ik met de jongens mee mocht sporten. Het was heel vermoeiend om die basisvragen steeds opnieuw te moeten stellen. Maar uiteindelijk kwam ik bij een heel fijne school terecht, iets waar ik echt blij mee ben want ik hoor van veel trans jongeren andere verhalen. Ze moeten zich op de verkeerde plek omkleden, hun naam is niet aangepast, dat soort dingen.”

Schijntolerantie

“Een van de redenen dat lgbtq+-jongeren zich niet goed in hun vel voelen, is minderheidsstress”, zegt Alexis Dewaele, onderzoeker en prof klinische psychologie (UGent). “Stress dus omdat je tot een minderheid behoort en te maken krijgt met discriminatie en vooroordelen. Ondanks de maatschappelijke vooruitgang ten opzichte van de lgbtq+-gemeenschap zitten jongeren in een heteronormatief klimaat, de meesten zijn heteroseksueel. Het is soms een hele zoektocht voor ze andere queer personen vinden van wie ze steun krijgen en met wie ze zich kunnen identificeren.”

Een ander fenomeen is de schijntolerantie, weet Dewaele. “Al is de houding in België en Nederland tegenover lgbtq+-personen sterk verbeterd, zodra het dichtbij komt of erg zichtbaar wordt, hebben mensen er wel problemen mee. Iedereen vindt het oké, maar als het om hun eigen zoon of dochter gaat, hebben we het soms toch nog moeilijk om dat te accepteren.”

Remus: ‘Niet alles hoeft te zijn zoals het tot nu toe is ingedeeld, we mogen ook ruimer, verder kijken. Dat is voor velen beangstigend.’Beeld Tine Schoemaker

Desondanks is de gemiddelde leeftijd waarop jongeren zich outen gedaald. “Op zich is dat een positief gegeven”, stelt Dewaele. “Het geeft aan dat jongeren zich veiliger voelen dan een aantal jaren geleden. Maar rond de leeftijd van 16 jaar ben je ook kwetsbaarder. Jongeren worden nog altijd gepest als ze afwijken van de traditionele gendernormen.”

Dewaele doet al bijna twintig jaar onderzoek naar de queergemeenschap. “Ik vind het opmerkelijk dat de mentale problemen bij queer jongeren nog altijd zo veelvuldig opduiken. Het voelt soms paradoxaal aan: enerzijds blijkt dat de attitudes in de samenleving tegenover de queergemeenschap nog nooit zo positief zijn geweest, er is heel veel aandacht voor lgbtq+. Anderzijds zien we ook veel polarisatie.”

Dat heeft voor een stuk te maken met de zichtbaarheid, weet de prof. “Hoe meer aandacht de lgbtq+-thema’s krijgen, hoe meer reactie van groepen in de samenleving die daar moeite mee hebben. Dat komt mogelijk ook deels door de migratie: sommige groeperingen zijn minder vertrouwd met de thema’s en/of kennen een sterke beleving in hun religie. Maar ook vanuit politieke hoek zie je homofobie opduiken. Kijk naar landen als Polen of Hongarije, waar extreemrechts een tegenbeweging in gang heeft gezet.”

Paradox

De laatste jaren is er meer transfobie dan homofobie, wijzen onderzoeken uit. Lgb is stilaan geaccepteerd, maar met alles wat daarbuiten valt, hebben we meer moeite. Dat zou ook de hogere zelfdodingscijfers binnen deze groep kunnen verklaren.

“Er is meer transfobie omdat de maatschappij het niet herkent, niet begrijpt”, zegt Janne. “Mensen die experimenteren met hun mannelijkheid of vrouwelijkheid boezemen meer angst in, net omdat het haaks staat op wat we al decennialang verwachten van het man/vrouwbeeld. Onbekend is onbemind, zeg maar.”

Remus bevestigt: “Doordat mensen fluïde zijn in hun gender of in de manier waarop ze zich kleden, worden we geconfronteerd met onze vaststaande maatschappelijke normen en waarden. Zo denken heel wat vrouwen dat ze hun hele leven hun benen moeten scheren omdat dat nu eenmaal zo hoort. Terwijl ze er eigenlijk geen zin in hebben. Dat zegt niet per se iets over je genderidentiteit, maar wel over hoe we ons allemaal aanpassen aan de algemene maatstaf. Niet alles hoeft te zijn zoals het tot nu toe is ingedeeld, we mogen ook ruimer, verder, kijken. Dat is voor velen beangstigend.”

De aandacht voor transgender en non-binariteit is relatief nieuw in vergelijking met die voor holebi’s, weet Dewaele. “Dat houdt in dat ook de attitudes een stuk achterophinken. Ook het medische luik speelt een rol. Een geslachtsaanpassende operatie is een heel ingrijpend proces. Niet alle jongeren hebben daarmee te maken, maar als ze dat wel doen, is het allesbehalve vanzelfsprekend. Hun omgeving ziet dat ze veranderen, of krijgt met een ander voornaamwoord te maken. In dat opzicht zijn de uitdagingen voor transgender- of non-binaire jongeren nog een stuk groter, zowel op het vlak van maatschappelijke acceptatie als op het vlak van het eigen proces waar ze door moeten.”

Ook hier gaat het om een paradoxale situatie, meent Dewaele. Enerzijds is er meer tolerantie en zijn er meer identificatiemogelijkheden voorhanden, getuige de lange lijst van letters voor lgbtqia+-personen, anderzijds gaat het om een persoonlijk proces waar veel jongeren niet zomaar hun weg in vinden.

De lgbtq+-beweging vraagt te veel aandacht en overdrijft met al haar labels, is ook een veelgehoorde reactie. En dat is eveneens paradoxaal; we omarmen de individuele vrijheid en moedigen ‘jezelf kunnen zijn’ zoveel mogelijk aan, tegelijk vinden velen dat de lgbtq+-gemeenschap doorslaat.

“Voor mij persoonlijk geven die labels me vrijheid en duidelijkheid”, is Michiko van mening. “Het is een manier om mezelf en anderen te begrijpen.”

Dat ze binnen de queergemeenschap uiteraard beseffen dat sommige mensen moeite hebben met al die labels en niet meer kunnen volgen, weet Janne. “We horen dikwijls dat we het onszelf te moeilijk maken. Maar de lgbtq+-beweging is een overkoepelende term, het gaat over de hele gemeenschap. Net omdat iedereen zo divers is, zijn er veel labels. En je eigent jezelf een label toe om iets uit te leggen.”

Intussen is er ook verdeeldheid binnen de gemeenschap zelf. Sommigen willen terug naar lgb en sluiten zich af van de rest.

“Die verdeeldheid bestaat”, bevestigt Janne. “Maar ik focus liever op de gedeelde strijd die we voeren. We moeten samen op de barricades staan, we hebben allemaal hetzelfde doel: een wereld waarin je kunt zijn wie je bent. Een stap vooruit voor de een is ook een stap vooruit voor de ander.”

Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.

Lgbtq+ in cijfers

- 22 procent ondernam één of meerdere pogingen tot zelfdoding. (Missiaen en Seynave, 2016)

- Van trans en genderdiverse personen heeft 77 tot 80 procent ooit zelfdodingsgedachten gehad, 33 tot 39 procent ondernam een poging tot zelfdoding. (Missiaen en Seynave, 2016, Motmans et al. 2017)

- Europese lgbtq+-jongeren tussen 16 en 29 jaar ervaren meer fysiek geweld en verbale intimidatie dan lotgenoten van andere leeftijden, zowel on- als offline. (EU Agency for Fundamental Rights, 2014, 2020)

- Gemiddeld omschrijft 2,7 procent van de bevolking in westerse landen zichzelf als homo, lesbiennne of biseksueel. Onder jongeren ligt dat percentage nog veel hoger. De acceptatie groeit niet mee: één op de drie Europese lgbt’ers zegt zich onlangs nog gediscrimineerd te hebben gevoeld.

- Slechts 40 procent van de Europeanen zou er geen moeite mee hebben om een transgender als regeringsleider, collega of schoonzoon of -dochter te hebben. (OESO, 2019)