Direct naar artikelinhoud
ReportageAardbeving Marokko

Als Fatem gilt, wordt iedereen in Imi N’Tala stil: haar zoontje van 1,5 is net gevonden onder het puin

Als Fatem gilt, wordt iedereen in Imi N’Tala stil: haar zoontje van 1,5 is net gevonden onder het puin
Beeld Cesar Dezfuli

In het bergdorp Imi N’Tala staat geen huis meer overeind. Na de aardbeving van vrijdagavond hoopten de inwoners op hulp. Want met blote handen konden ze de overlevenden onder het puin niet bereiken. Maar er kwam niemand.

Als haar zoontje na zestig uur eindelijk onder het puin vandaan komt, en het nu echt zeker is dat hij niet langer leeft, begint Fatem te huilen. Of eigenlijk is huilen niet het goede woord. Het is veel meer dan dat. Het is gillen, schreeuwen, slaan en door haar benen zakken, maar dan allemaal tegelijk. De moeder doet geen enkele poging haar tranen te bedwingen en waarom zou ze ook? Het is haar zoontje dat daar onder het ingestorte huis vandaan wordt getrokken. Anderhalf jaar oud was hij pas, en nu is hij dood.

Terwijl Fatem gilt, haar man het kind in een deken wikkelt en in zijn armen wegdraagt, valt de rest van de omstanders in het Marokkaanse bergdorp Imi N’Tala stil. Buren, jonge soldaten, ervaren reddingswerkers uit Qatar en Spanje: iedereen houdt even zijn mond, alsof iedereen lijkt te begrijpen dat er aan dit verdriet helemaal niets is toe te voegen.

“Ze heeft drie dagen moeten wachten op dit moment”, zegt buurvrouw Hasna Ait Ougadir (38) even later. En die drie dagen, zegt ze gelijk daarna, dat waren de allerzwaarste van hun leven. Net als Fatem was ook Ait Ougadir vrijdagavond thuis toen de grond zo hard begon te schudden dat vrijwel ieder huis instortte.

Zelf kwam ze er al vrij snel achter dat ook haar eigen kind, een dochter van 11, de ramp niet had overleefd, maar voor de meeste andere buren duurde dat wachten veel langer. Omdat hun woonplaats Imi N’Tala, een bijzonder afgelegen dorp op zo’n 15 kilometer van het epicentrum, op een steile berghelling ligt, gleden tijdens die 30 fatale seconden van vrijdagavond alle huizen naar beneden om vervolgens boven op elkaar terecht te komen. Dat maakte het vrijwel onmogelijk de grote hoeveelheid puin met hun eigen handen weg te halen.

“Die eerste nacht was er bovendien geen stroom meer, zodat we niets zagen”, zegt Ait Ougadir. “Er was geen bereik, zodat we niemand konden bellen. En het ergste was: er was helemaal geen hulp. Niets.”

Geen leger, geen politie

Toen er zaterdagochtend nog altijd niemand was gearriveerd, besloot Belaid Ait Raiss (48), die zijn beide ouders verloor bij de beving, samen met een aantal andere mannen wier scooters nog intact waren, zelf maar naar de meer bewoonde wereld te rijden om water, brood en pikhouwelen te halen. Maar toen ze een paar uur later terugkwamen, reed er niemand van de overheid in hun kielzog mee.

Er kwam geen leger, geen politie. Er kwam helemaal niemand. “We voelden ons verlaten”, zegt hij.

Geen leger, geen politie
Beeld Cesar Dezfuli

De eerste paar ambulances arriveerden zondagavond en pas op maandagochtend, ongeveer zestig uur na de beving, waren daar de eerste professionele reddingsteams met Britse en Spaanse vlaggetjes op hun armen om eindelijk het graven van de afgepeigerde bewoners over te nemen.

Het is precies vanwege die vertraging dat het maandagmiddag naar de dood ruikt in Imi N’Tala. Niet voor niets slaan de hulphonden van het Britse reddingsteam om de haverklap aan. “Zaterdag kon ik mijn moeder nog horen roepen vanonder het puin”, zegt de 28-jarige Zarah, die aan de rand van de weg zit. “Nu hoor ik al lang niets meer.”

Als er maandag één ding duidelijk wordt in het afgelegen gebied in het zuiden van Marokko, is het wel dat de noodhulp in de eerste dagen na de beving erg slecht op gang kwam. Het leger, dat al vrij snel na de aardbeving werd gemobiliseerd, zette wel een aantal tentenkampen op aan de voet van het Atlasgebergte, maar in de meer afgelegen gebieden, en dan vooral in de dorpen waar de hulp het hardst nodig is, valt vooral de afwezigheid op van sirenes, bulldozers en graafmachines.

Dat lijkt vooral te komen door de opstelling van de Marokkaanse regering, die de regie doorgaans strak in eigen handen wil houden. Zo worden burgers die lang houdbare melk, kleding en pleisters willen bezorgen bij de slachtoffers, eigenlijk geacht die goederen af te leveren bij een aantal regionale verzamelplaatsen, waarna de autoriteiten alles kunnen inventariseren en distribueren. Maar toen gaandeweg het weekend bleek dat dat maar mondjesmaat gebeurde, negeerden veel Marokkanen die orders en besloten ze zelf naar de bergdorpen te rijden. Temeer omdat ze op sociale media steeds meer smeekbedes lazen van dorpsbewoners die acuut hulp zeiden nodig te hebben.

Het gevolg: vrijwel op alle smalle bergweggetjes was het maandag zo druk dat de weinige graafmachines en reddingsteams die wel richting het rampgebied probeerden te komen, grote vertraging opliepen.

Wachten op Rabat

Iets soortgelijks gebeurde met de beschikbare hulp vanuit het buitenland. Die werd in de uren na de beving vanuit heel de wereld aangeboden. Zo stond er al op zaterdagochtend een Nederlands Urban Search and Rescue-team op Schiphol, klaar om af te reizen naar het rampgebied. Ze stapten alleen niet in, omdat een formele hulpaanvraag uit Marokko achterwege bleef. Ter vergelijking: na de aardbeving in Turkije en Syrië was het Nederlandse team nog dezelfde avond bij het rampgebied.

Ook elders in de Europese Unie, maar ook in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en buurland Algerije, moesten allerlei gespecialiseerde reddingsteams met honden, drones en thermoapparatuur rechtsomkeert maken omdat ze geen hulpverzoek vanuit Rabat ontvingen. En ook van de mogelijkheid om de Verenigde Naties de noodhulp te laten coördineren, zoals gebruikelijk is in dit soort rampsituaties, maakt de Marokkaanse regering vooralsnog geen gebruik.

Ondanks schattingen dat zo’n 300.000 inwoners van het land getroffen zijn door de aardbeving, hadden de Marokkaanse autoriteiten op maandagochtend reddingsteams uit slechts een handvol landen toegelaten, waaronder Qatar, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Arabische Emiraten en Spanje. “De Marokkaanse autoriteiten hebben de behoeften ter plaatse zorgvuldig beoordeeld, rekening houdend met het feit dat een gebrek aan coördinatie in dergelijke gevallen contraproductief zou zijn”, aldus een verklaring van het Nederlandse ministerie van Binnenlandse Zaken.

Weinig hoop

“We voelen ons alleen gelaten”, zegt Ait Ougadir, de moeder uit het afgelegen bergdorp Imi N’Tala die haar 11-jarige dochter met eigen handen uit het puin moest graven, om er vervolgens achter te komen dat ze overleden was. “En ik denk dat we dat ook zijn.”

“Reken er maar niet op dat iemand hier nog leeft”, zegt een Marokkaanse militair die vlak naast haar een groep pas gearriveerde Britse reddingswerkers instrueert. “De beving is al drie dagen geleden. Iedereen die nog onder het puin ligt, is dood.”