Natuur

De vlinderstruik: publiekslieveling, maar ook een woekerende (en soms te mijden) exoot

De vlinderstruik (hier aan het station Buda in Haren) kan nog een plaats krijgen in de tuin, maar dan plant u het best een steriel exemplaar.© Bart Dewaele

Hij is een bron van nectar voor vlinders, brengt kleur in het landschap, maar is ook een woekerende exoot. Waarom bestrijdt Wallonië de oprukkende vlinderstruik, en Vlaanderen niet?

Tom Ysebaert

De kans dat u hem dezer dagen uitbundig ziet bloeien, is groot. De vlinderstruik (Buddleja davidii) is alomtegenwoordig. In tuinen, maar ook langs spoorwegen, op braakliggende terreinen, zelfs tegen brokkelige stadsmuurtjes. Zijn veelal paarse bloemen lokken tal van vlinders, die er met hun lange tong hun shot nectar uit halen. Als wederdienst verspreiden ze het stuifmeel van de plant.

De vlinderstruik is afkomstig uit centraal China en kwam door toedoen van de Franse missionaris-botanicus Armand David in de 19de eeuw in Europa terecht. De plant ontglipte al snel aan de (botanische) tuinen en verspreidde zich in de natuur, ook bij ons. Eerst sluimerend, maar de jongste twintig, dertig jaar explosief.

Omdat hij de vlinders veel lekkers biedt, staat de plant goed aangeschreven bij een breed publiek. Toch beantwoordt hij aan de definitie van een invasieve exoot: hij komt uit den vreemde en verspreidt zich hier razendsnel. ‘Maar echt problematisch is hij nog niet,’ zegt Tim Adriaens van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Inbo). ‘Toch niet in Vlaanderen. Voor zover we weten verdringt hij geen inheemse soorten. Hij is bijlange niet zo schadelijk als de Japanse duizendknoop.’

Orchideeën

In Wallonië ligt dat anders. Bijvoorbeeld in de Calestienne, met zijn unieke kalkgraslanden, vormt hij een gevaar voor kwetsbare soorten, zoals de orchideeën. Daar proberen ze de vlinderstruik tot elke prijs buiten te houden.

‘Grootschalige bestrijding zoals voor sommige andere exoten is er niet voor de vlinderstruik en die is ook niet nodig’, meent Adriaens. ‘Je kunt hem indien nodig lokaal gericht aanpakken.’

Natuurpunt maakt zich nog geen zorgen, maar is waakzaam, horen we bij Wim Veraghtert. ‘In bijvoorbeeld het Brusselse Scheutbos vind je al veel vlinderstruiken. Als die uitgroeien tot dichte struwelen, zul je er niet veel anders meer vinden. In Vlaamse natuurgebieden zijn we nog zover niet, maar dat willen we wel zo houden.’

© Bart Dewaele

De situatie kan in Vlaanderen omslaan als de plant door de opwarming ook buiten stedelijk gebied meer voet aan de grond krijgt, oordeelt Adriaens (Inbo). ‘De verspreiding lijkt wat gestabiliseerd, maar kan binnen tien, twintig jaar weer een boost krijgen.’

Dan zal de vraag rijzen of de plant verwijderd moet worden. In een Britse studie van 2016 waarschuwen twee plantkundigen ervoor dat het publiek dat wellicht niet zal pikken. De Europeanen hebben de plant in hun hart gesloten, schrijven ze, omdat hij kleur bracht in een gehavend landschap na de Tweede Wereldoorlog.

Steriele variant

Moet de burger die graag vlindervriendelijke planten in zijn tuin wil de Buddleja davidii dan mijden? Hoeft niet, zeggen experts. Tim Adriaens geeft wel een advies mee: ‘Koop in de plantenzaak een steriele gekweekte variant. Die zal zich niet of amper verspreiden in de natuur.’ Het Vlaamse Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (Ilvo) heeft zo’n variant ontwikkeld en er worden er vandaag enkele duizenden van verkocht. Hij vormt weinig zaad en krijgt dus weinig nakomelingen.

‘In tuinen is het van belang een gevarieerd bloemenpalet aan te bieden’, voegt vlinderspecialist Hans Van Dyck (UC Louvain) eraan toe. ‘Overweeg daarom ook koninginnenkruid of wilde marjolein. Er is niet één plant die het ideale buffet voor alle soorten vlinders biedt.’

Favoriet van schoenlappers

De vlinderstruik gedijt goed op arme, stenige grond. Warme plekken, daar houdt hij van en die vindt hij in spoorwegbermen. Of in steden: op de verspreidingskaart zie je hem rond Brussel, Antwerpen, Gent, Kortrijk opduiken. ‘Ook op oude mijn­terrils kun je hem aantreffen’, vertelt Tim Adriaens (Inbo).

‘De vlinderstruik zou beter schoen­lappersstruik heten,’ zegt professor Hans Van Dyck, ‘want vooral vlindersoorten die tot de groep van de schoen­lappers behoren lusten er pap van: dagpauwoog, kleine vos, atalanta.’ In weerwil van zijn naam is de Buddleja ­davidii niet dé wonderplant voor vlinders. ‘Bosrandvlinders zoals de schoenlappers zijn er dol op, maar graslandvlinders zoals de zandoogjes, die hun nectar niet op struiken zoeken, allesbehalve’, zegt professor Van Dyck.

De vlinderstruik is ook wel eens smalend de cola voor vlinders genoemd, een dosis snelle suikers zonder veel voedingswaarde. Van Dyck wil dat relativeren. ‘Vaak zijn het de mannetjes­vlinders die weinig kieskeurig zijn en voor de suikers gaan, de vrouwtjes zoeken nectar met meer voedingswaarde. Dat is verklaarbaar, want zij leggen de eitjes en daarvoor heb je wat meer bouwstenen nodig. Suiker is energie en alle vlinders die langere afstanden afleggen kunnen die gebruiken. Even bijtanken op de vlinderstruik is dan oké. Aanwijzingen van obesitas bij vlinders zijn er niet.’ (ty)