Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenTerreurproces

‘Ik blijf zitten met de menselijke vraag hoe het zover is kunnen komen’: slachtoffers en nabestaanden over het terreurproces

Frédéric Fanuël zat in metro in Maalbeek toen in de wagon voor hem de bom ontplofte. ‘Ik blijf zitten met de menselijke vraag hoe het zover is kunnen komen.'Beeld Tine Schoemaker

Vrijdag viel het doek over het terreurproces. Voor slachtoffers en nabestaanden was het een emotionele rollercoaster die acht maanden duurde. Ze blikken terug.

Charlotte Sutcliffe, verloor haar man in metro: ‘Ik had één keer oogcontact met Mohamed Abrini. ‘Jij hebt niets’, dacht ik’

Na de aanslagen heeft Charlotte Sutcliffe (49) België een tijdlang gehaat. Ze verloor haar man, David Dixon, die in de metro pal naast terrorist Khalid El Bakraoui stond toen die de bom in zijn rugzak liet ontploffen. Hoewel het Britse gezin al vier jaar in Brussel woonde, voelde Sutcliffe zich na de aanslagen enorm in de steek gelaten door de autoriteiten.

“De berichten die ik kreeg, waren zonder enige vorm van empathie. Ik kreeg het gevoel dat het maar normaal was wat er was gebeurd”, vertelt de Britse. “Niemand reikte me de hand. Ik voelde me compleet geïsoleerd. Ik dacht dat ik gek werd, omdat ik met niemand kon praten.”

De flat in Elsene, vlak bij het Ter Kamerenbos, waar het gezin al vier jaar woonde, bleek onbetaalbaar zonder het inkomen van haar man. “Ik zag geen andere keuze dan terug te keren naar Engeland”, zegt Sutcliffe. “Misschien hadden we dat sowieso wel gedaan, maar op dat moment voelde ik me gedwongen. Dat was heel zuur.”

Aan het einde van 2016 verhuisde ze met hun zoontje Henri - vandaag 14 jaar - naar Nottingham. “In 2017 ben ik in contact gekomen met Philippe Vansteenkiste (voorzitter van slachtoffervereniging V-Europe, die zijn zus verloor bij de aanslagen, EB). Die ontmoeting was cruciaal in mijn verwerking. Ik voelde me voordien alsof ik in drijfzand zat, Philippe en zijn vrouw hebben me eruit getrokken.”

“Het connecteren met andere slachtoffers is zo belangrijk”, vindt Sutcliffe, die in 2018 zelf een organisatie oprichtte in het VK, Survivors against terror.

De afgelopen maanden reisde ze verschillende keren naar België om het proces bij te wonen. “Ik vond het belangrijk om David een stem te geven. Ik wilde niet dat hij zomaar een naam en een nummer zou zijn. De eerste keer ging Henri mee. Hij was erg bang voor een nieuwe aanslag tijdens het proces, maar een rondleiding kon hem geruststellen.”

Charlotte Sutcliffe neemt voor het eerst in lange tijd weer de metro.Beeld RV

Een deel van de debatten volgde ze via de webradio. “Zonder omringd te zijn door de andere slachtoffers, is dat moeilijker. Vanuit je keuken voelt het nu eenmaal niet hetzelfde.”

Had ze bepaalde verwachtingen van de beschuldigden? “Absoluut niet. Ik heb één keer oogcontact gehad met Mohamed Abrini. Dat was een krachtig moment. Ik voelde zoveel vrijheid, liefde en connectie. ‘Jij hebt niets’, dacht ik toen. Maar op een ander moment - we zagen het konvooi voorbijkomen op straat, voelde ik me dan weer enorm kwetsbaar. Ze waren in mijn personal space. Dat kon ik amper verdragen.”

Hoe uitputtend het soms was, voor Charlotte Sutcliffe was het proces een cruciale stap in haar verwerking. “Ik heb na de aanslagen nooit meer een metro genomen, maar vorige week heb ik het opnieuw aangedurfd. Samen met mijn schoonbroer ben ik van het Zuidstation naar de Naamsepoort gegaan per metro. We hadden dat niet bewust vooraf zo gepland, maar het voelde juist. De uitspraak voelt als een soort bevrijding.”

Katrijn Janssens, stond in vertrekhal in Zaventem: ‘Ik blijf achter met heel veel vragen’

Toen we haar bij de start van het terreurproces spraken, was Katrijn Janssens (46) uit Meise hoopvol. Ze zag het als een kans om haar leven weer in handen te nemen. Fysiek raakte ze niet gewond - ze stond in de vertrekhal net ver genoeg van zelfmoordterrorist Ibrahim El Bakraoui - maar de aanslag bracht haar zo van streek dat ze er letterlijk ziek van werd.

Veel had daarbij te maken met haar eigen reactie. Janssens schoot geen andere mensen te hulp nadat de bom was ontploft, maar ging haar boterhammen opeten op een bankje. Tot op vandaag voelt ze zich daar enorm schuldig over.

Schuldgevoel en angst gingen haar leven beheersen. “Ik ben steeds minder beginnen eten en drinken, tot er een moment kwam dat ik alles wat ik at weer uitbraakte. Omdat mijn lichaam onvoldoende voedingsstoffen opnam, krijg ik dagelijks via een infuus vocht en voeding toegediend.”

Nadat ze in 2020 slachtoffervereniging Life4Brussels had leren kennen, klom Katrijn Janssens heel langzaam uit de put. “Ik had gehoopt dat het proces mij verder zou helpen in de verwerking, maar het tegendeel is gebeurd. Ik blijf achter met heel veel vragen. Wie heeft de aanslagen gefinancierd? Wie heeft de opdracht gegeven? Zonder antwoorden op die cruciale vragen blijf ik zitten met de angst voor een nieuwe aanslag.”

Na acht maanden houdt Janssens ook het gevoel over dat het proces vooral in functie stond van de beschuldigden. “De show die daar is opgevoerd, frustreerde mij enorm. De eerste weken bleef het maar gaan over hun rechten die geschonden zouden worden. Dat maakte me zo boos dat ik na anderhalve dag naar huis ben gegaan.”

Katrijn Janssens. ‘De show die op het proces is opgevoerd, frustreerde mij enorm.’Beeld Franky Verdickt

Ze volgde het proces verder thuis via de webradio. “Die kon ik uitschakelen als het me te veel werd.”

In maart kregen de slachtoffers het woord. “Ik hoorde andere slachtoffers praten over vergeving, over de kracht die ze hadden teruggevonden. Ik heb daar bewondering voor, maar voor mij voelt het niet zo. Ik zal de terroristen nooit kunnen vergeven.”

Toen zij op 13 maart het woord kreeg, zei Janssens: “Voor mij mogen ze jullie allemaal opsluiten en de sleutel weggooien.”

“Na mijn getuigenis, zei de voorzitter dat het een goede zaak is dat slachtoffers geen inspraak hebben in de straf. Ik begrijp wat ze bedoelt, en het is juridisch correct. Maar bij mij is die uitspraak heel erg binnengekomen. Daardoor kreeg ik het gevoel dat ik niet mag voelen wat ik voel. Dat zelfs mijn woorden werden afgenomen.”

“Iedereen die een vinger in de pap heeft gehad bij die vreselijke aanslagen, is voor mij even schuldig”, vervolgt Janssens. “Dat er twee beschuldigden zijn vrijgesproken, kan ik niet begrijpen. Dat dit soort mensen zonder meer opnieuw worden toegelaten in de maatschappij, vind ik ontoelaatbaar.”

Frédéric Fanuël, zat in metro toen bom ontplofte: ‘Ik heb leren accepteren dat ik een slachtoffer ben’

“Pas op het proces heb ik beseft dat de mannen in die boxen mij zeven jaar geleden echt wilden vermoorden”, vertelt Frédéric Fanuël (51) uit Waver, federaal ambtenaar bij Binnenlandse Zaken.

De ochtend van 22 maart 2016 was begonnen zoals elke andere ochtend. Fanuël had zijn kinderen eerst afgezet aan school, vervolgens de bus genomen naar station Delta in Oudergem, waar hij op de metro stapte richting zijn werk in de Wetstraat. Hij zat in de derde wagon toen Khalid El Bakraoui in Maalbeek een bom liet ontploffen in de wagon voor hem.

Fanuël raakte alleen lichtgewond, en zocht een weg naar buiten tussen de rook en het stof. “De gruwelijke beelden die ik daar gezien heb, blijven op mijn netvlies gebrand. Net als de vreemde geur die er hing van plastic, bloed, verbrande leidingen.”

De ambtenaar, zelf ook onder het stof en bloed, wandelde op automatische piloot naar zijn werk waar een collega hem naar huis bracht. “Ik heb in de afgelopen jaren nauwelijks gepraat over wat ik toen gezien heb”, zegt Fanuël. “Mijn familie wilde ik sparen - mijn vrouw had de vorige metro genomen - en ik wilde het niet erger maken.”

Frédéric Fanuël: 'Al die getuigenissen hebben het hof geholpen om gerechtigheid te brengen.'Beeld Tine Schoemaker

Drie weken na de aanslag ging Fanuël weer aan het werk. “Ik voelde me geen slachtoffer. Ik vond dat ik geen recht van spreken had tegenover de mensen die zwaargewond raakten, of een naaste waren verloren. Het heeft vijf jaar geduurd voor dat veranderde.”

Hij sloot zich aan bij slachtofferorganisatie Life4Brussels en besloot zich burgerlijke partij te stellen.

“Ik ben de afgelopen maanden wekelijks naar het proces geweest”, vertelt Fanuël. “Eerst was dat schoorvoetend. De maatschappij biedt deze procedure aan om herstel te krijgen. Ik wilde die kans grijpen, maar ik heb het proces nodig gehad om te accepteren dat ik een slachtoffer ben.”

Eind maart kreeg hij als een van de laatste burgerlijke partijen het woord. “Dat was voor mij een zeer emotioneel moment. Ik heb weken nagedacht wat ik zou vertellen. Ik heb geprobeerd om zo gedetailleerd mogelijk, als een cameraman, te beschrijven wat ik gezien heb. Door al die verschillende verhalen heeft de jury een tamelijk nauwkeurig beeld van wat er toen gebeurd is.”

Met uitzondering van twee korte politieverhoren was het de eerste keer dat de man officieel zijn verhaal deed. “Ik heb daar veel deugd van gehad. Al die getuigenissen hebben het hof geholpen om gerechtigheid te brengen. Ik weet dat er mensen zijn die vinden dat het proces te lang geduurd heeft, maar als slachtoffer was die tijd heel waardevol.”

Na zijn getuigenis liet Fanuël vijf weken zijn stoel leeg op het proces. “Ik voelde dat ik wat afstand moest nemen, omdat het mentaal te zwaar werd.”

Globaal kijkt hij positief terug op de afgelopen maanden. “Ik heb een gedetailleerd beeld gekregen wat er die dag gebeurd is en wie welke rol heeft gespeeld. Ik blijf wel zitten met de menselijke vraag hoe het zover is kunnen komen. Anderzijds heb ik echt het gevoel dat er naar mij geluisterd is, en ik kan verder leven met de beslissing die de jury heeft genomen.”