Direct naar artikelinhoud
InterviewGriet Vandermassen

‘Bepaalde aspecten hiervan zijn potentieel gevaarlijk’: filosofe Griet Vandermassen kritisch voor seksuele opvoeding over de taalgrens

Griet Vandermassen.Beeld Stefaan Temmerman

Over de taalgrens blijft Evras, een educatief programma voor scholieren rond seks, relaties en emotie, voor protest zorgen. Maar ook in Vlaanderen is kritiek te horen. ‘Bepaalde aspecten hiervan zijn potentieel gevaarlijk’, zegt Griet Vandermassen, filosofe aan de UGent.

Opiniemaker Dyab Abou Jahjah zei het vorige week al in De Afspraak. Wat er in Evras staat over genderidentiteit is pure ideologie, vond hij. En dat is precies waar ook filosofe Griet Vandermassen (UGent) tegenaan loopt. “Het is goedbedoeld, met mooie principes, maar het komt inderdaad meer neer op ideologie dan op wetenschap”, schreef ze in een opiniestuk in De Standaard.

Kan u dat eens uitleggen?

“Neem wat beoogd wordt bij kinderen van 9 tot 11 jaar (neemt het programma erbij): ‘erkennen dat we in een heteronormatieve maatschappij leven’ en ‘de dominante normatieve systemen deconstrueren’. Dat kun je moeilijk een neutrale doelstelling noemen.”

Daarmee wordt toch gewoon bedoeld dat we het discours waarbinnen hetero’s de norm zijn en al de rest afwijkend is, moeten doorbreken. Waarom heeft u daar een probleem mee?

“Er is een groot verschil tussen kinderen informeren over seksuele diversiteit en aan een specifieke vorm van maatschappijkritiek doen. Dat laatste komt neer op een politieke agenda. De bundel adviseert om kinderen vanaf de leeftijd van vijf jaar te leren dat er een verschil is tussen biologische sekse en genderidentiteit, en hen aan te sporen om hun eigen genderidentiteit op het spoor te komen en uit te drukken. Bij de richtlijnen voor de 12- tot 14-jarigen staat dat je als leerkracht hen de mogelijkheden tot transitie kan leren kennen, tot en met lichamelijke ingrepen. En ook welke diensten ze daarvoor kunnen raadplegen. Ik vind dat eenzijdig en risicovol.”

Waarom? Wat is er mis met jongeren informatie geven?

“Omdat je daar sommige kinderen mee in de war brengt. Kinderen zijn hier niet klaar voor. Je geeft hen zo de boodschap dat als ze gendernon-conform zijn, ze misschien wel tot het andere geslacht behoren. Dat kan onschuldig lijken, maar is het niet.”

“We weten weinig over de oorzaken van genderdysforie (het ontevreden zijn met het geslacht waarmee je geboren bent, cg) bij kinderen. Maar we zien wel dat er in westerse landen de afgelopen jaren een explosie van jonge adolescenten is die plots zeggen dat ze trans zijn en bij een genderkliniek gaan aankloppen. Het zijn vaak kinderen die getroubleerd zijn, die in de knoop liggen met zichzelf.”

“Uit internationale studies (legt ons de gepubliceerde studies voor) weten we dat er bij die nieuwe groep ook vaak mentale problemen spelen. Ze voelen zich slecht en hopen door een transitie die problemen te overwinnen. Maar het bewijs dat transitie voor deze nieuwe groep jongeren helpt, is ontzettend zwak.”

“Anderzijds weten we steeds meer over de gezondheidsrisico’s die een transitie met zich meebrengt. Op vlak van vruchtbaarheid, botdichtheid, cardiovasculaire problemen, psychosociale ontwikkeling en seksualiteit, bijvoorbeeld. Maar dat verhaal ontbreekt volledig in de Evras-richtlijnen. Er wordt op geen enkel moment naar verwezen.”

Door hierover te praten in de klas duw je hen toch niet per se allemaal in de richting van transitie? Is dat niet wat overdreven?

“Voor een psychisch kwetsbaar kind kan dit moeilijk te plaatsen zijn. Kinderen zijn zeer beïnvloedbaar en ontvankelijk voor groepsdruk. Het probleem is dat er een sterke genderaffirmerende benadering heerst. Daarbij wordt soms te weinig stilgestaan bij de oorzaken van de genderdysforie, omdat die jongeren lijden en men ze zo snel mogelijk wil helpen. In genderklinieken, ook die in Gent, worden soms al puberteitsremmers gegeven aan kinderen van tien jaar. Dat gebeurt natuurlijk na een zorgvuldige screening, maar het betekent wel dat zo’n kind niet de kans krijgt om door de puberteit te gaan en de eigen seksualiteit te ontdekken.”

“Ik ben absoluut niet anti-trans. Ik vind dat je als volwassene het recht hebt op lichamelijke zelfbepaling. Als je dan kiest voor transitie, dan heb ik daar alle respect voor. Maar als het gaat over kinderen, wil ik pleiten voor de grootste voorzichtigheid. Internationaal zien we dat steeds meer jongeren spijt krijgen van hun beslissing (toont ook hier studies). Die jongeren zijn beschadigd voor het leven. Als je geslachtsveranderende hormonen hebt genomen of je borsten hebt laten verwijderen, dan zijn de gevolgen onherroepelijk. De artsen die hen behandelden, weten vaak niet dat hun patiënt spijt heeft. Uit onderzoek blijkt dat spijt vaak pas vijf tot acht jaar na de transitie opduikt en dat de meeste van die patiënten niet teruggaan naar de behandelende artsen.”

Artsen geven vaak aan dat we jongeren dreigen te verliezen door zelfdoding, als we hen niet helpen via transitie.

“De suïcidaliteit daalt niet door transitie. Niet bij jongeren en niet bij volwassenen. Het is, met andere woorden, een veel complexer verhaal. Daarom is het heel belangrijk dat ouders en leerkrachten correcte informatie krijgen. Maar Evras reikt eenzijdige informatie aan.”

“Je zal zeker leerkrachten hebben die hier kritisch mee omgaan. Maar als je er als leerkracht niet veel van afweet en je leest die bundel, denk je misschien: dit is de beste manier om dat kind met vragen te helpen. Zo kun je met de beste bedoelingen veel schade aanrichten. Je moet als leerkracht uitleggen dat het oké is om als meisje jongensdingen te doen en omgekeerd. We moeten de betekenis van wat een meisje is en wat een jongen is meer opentrekken, in plaats van kinderen nog meer in seksestereotypen te duwen.”