De Europese Unie had in de meerjarenbegroting van 2014 tot 2020 bijna 500 miljard euro gereserveerd om via allerhande fondsen de economieën van de lidstaten te versterken. Het geld is onder meer bestemd voor economisch zwakkere regio’s, de landbouw, kmo’s en initiatieven om werkgelegenheid te bevorderen. 

Bijna drie jaar na het verstrijken van die meerjarenbegroting moet volgens de Rekenkamer nog bijna 20 procent opgesoupeerd worden. In België gaat het zelfs om 24 procent, goed voor een bedrag van 723 miljoen euro. De lidstaten kregen drie jaar uitstel, maar indien de bedragen niet tegen het einde van 2023 worden aangevraagd, gaan ze onherroepelijk verloren. 

Turtelboom: “België heeft enorme problemen”

Bij de vastlegging van de Europese meerjarenbegrotingen worden per lidstaat enveloppes vastgelegd en bijbehorende beleidsprogramma’s opgemaakt. Vervolgens moeten de lidstaten die projecten implementeren en kunnen ze een dossier indienen bij de Commissie om hen uit te betalen. 

De redenen voor de vertragingen zijn divers. “Soms hebben lidstaten niet voldoende ambtenaren om alle projecten in te dienen, soms raken ze niet aan de nodige vergunningen, met name voor infrastructuurprojecten, soms is het dossier niet compleet”, legt Annemie Turtelboom, lid van de Rekenkamer, uit.  

België doet het traditioneel niet te best op dit vlak. “Al sinds ik hier in 2018 ben aangekomen, moet ik vaststellen dat België enorme problemen heeft met de absorptie van Europese fondsen”, zegt Turtelboom. Wat de structuur- en investeringsfondsen betreft, scoort Ierland het best. Het land heeft al 91 procent van de fondsen aangevraagd. Denemarken presteert het minst goed, met 67 procent.