Direct naar artikelinhoud
ReportageConflict Israël-Palestina

‘Nu voelen ze wat wij altijd voelen’: euforie over Hamas-aanval bij Palestijnse vluchtelingen in Libanon

Feest in een Palestijns vluchtelingenkamp, zaterdag in Beiroet, Libanon.Beeld AP

In de Palestijnse vluchtelingenkampen van Libanon is de euforie over de verrassingsaanval van Hamas groot. Vrijwilligers delen platbrood uit en zingen mee met opzwepende liederen, ook al weet men dat er een bloedige Gaza-oorlog aankomt. ‘Nu voelen ze wat wij altijd voelen.’

Uit de smalle stegen van het kamp klinkt opzwepend muziek. Het is een hit van twee Palestijnse rappers die iedereen hier kan meezingen, en die op vaste momenten van stal wordt gehaald. Als de scooters stoppen met toeteren, kun je het refrein horen.

Geef Tel Aviv een dreun.
Geef Tel Aviv een dreun.
Geef Tel Aviv een dreun en maak de zionisten bang.
Hoe meer je het opbouwt, hoe meer we het zullen vernietigen.

Het is zaterdagmiddag, luttele uren nadat Hamas vanuit de bezette Gazastrook een enorme verrassingsaanval gelanceerd heeft met raketten, infiltraties en straatgevechten. In het Palestijnse vluchtelingenkamp Sabra, onderdeel van de arme sloppenwijken in zuidelijk Beiroet (Libanon), is dat reden voor een feestje met vlagvertoon, traktaties en vrolijk meeklappende mensen. “Natuurlijk zijn we trots”, zegt een man die zich voorstelt als Abu Abdallah. “Dit is de eerste keer in decennia dat Israël zo op zijn donder krijgt.”

Abu Abdallah is coördinator bij Islamitische Jihad, na Hamas de grootste politieke groepering in de Gazastrook (beide staan in de Europese Unie op de lijst van terroristische organisaties), met vertakkingen naar de verschillende kampen elders in het Midden-Oosten. Zaterdag verklaarde de organisatie dat een van zijn brigades (Al Quds) bij de gecoördineerde operatie meerdere Israëlische krijgsgevangenen had gemaakt.

In Sabra kijkt Abu Abdallah tevreden toe hoe zijn vrijwilligers honderden zakken Arabisch platbrood uitdelen aan de inwoners van het kamp. Dat doet de beweging vaker, maar omdat het feest is, wordt er veel meer uitgedeeld dan gewoonlijk.

Een militant van de Al Quds-brigade deelt snoep uit in een vluchtelingenkamp in Tripoli.Beeld AFP

Onder Palestijnen in het kamp wordt de vreugde breed gedeeld, en dat hoeft niemand te verbazen. De behoefte het machtige Israël een keer te raken, is groot. Zoals een van de jongeren zegt: “Nu voelen ze wat wij altijd voelen.”

Iedereen in Sabra is een kind, kleinkind of achterkleinkind van de generatie van 1948, toen honderdduizenden Palestijnen uit hun land werden verdreven door de grondleggers van de staat Israël. Veel van hen vluchtten naar Libanon, waar ze als tweederangsburgers leven. Niemand is bovendien het bloedbad van 1982 vergeten, toen Libanese falangisten (onder toezicht van Israël) in zowel Sabra als het naburige Shatila-kamp duizenden burgers ombrachten. Werk is er nauwelijks, hoop op terugkeer evenmin. Jongeren vergrijpen zich massaal aan drugs.

“Je moet ons vergelijken met de native Americans”, zegt Ammar Ali (47), die in een piepklein koffiehuis aan een waterpijp lurkt. “Ze hebben ons land gestolen.” De beelden die hij op het nieuws heeft gezien, kan hij nauwelijks geloven: Hamas-strijders die een Israëlische tank overmeesteren, en de tankcommandant met geweld er uittrekken. Palestijnen die met een bulldozer het grenshek van Gaza omverduwen, en voor het eerst in hun leven voet zetten buiten de kleine strook. Als het aan hem ligt, gaat 7 oktober 2023 subiet de geschiedenisboeken in.

“We hebben niets tegen Joden”, zegt een 67-jarige man die niet met zijn naam in de krant wil (‘Noem me Bob’). Zijn vader komt uit Akko, tegenwoordig Israëlisch grondgebied. “Tot 1948 hebben we decennialang in vrede samengewoond. We hebben iets tegen de zionistische regering. Die heeft alleen dit jaar al honderden burgers omgebracht. Ons geduld heeft grenzen.”

Zullen de acties van Hamas op korte termijn niet vooral leiden tot méér Palestijnse doden? Hij knikt. “Er komt weer een oorlog aan. We zullen met ons bloed betalen.”

Een Palestijnse jongen houdt een pistool vast terwijl anderen de Hamas-aanvallen vieren in een Palestijns vluchtelingenkamp in Beiroet, Libanon.Beeld AP

De man sluit zijn betoog af met een opmerkelijke uitspraak. Het is zo’n zinnetje dat onder Palestijnen tot het meubilair is gaan horen, maar dat daarbuiten zelden begrepen wordt. De man zegt: “Dood zijn we toch al, dus wat hebben we te verliezen?” Oftewel: ieder mens kan een maximum aan uitzichtloosheid verdragen. Kom je daarboven, dan houdt het leven feitelijk op leefbaar te zijn.

Het is een sentiment waar groeperingen als Islamitische Jihad dankbaar op inspelen. De 50-jarige Adam (‘Geen achternaam’) is naar eigen zeggen al dertig jaar actief binnen de organisatie. Hij lardeert zijn zinnen met Koran-citaten, en herhaalt dat niemand hier bang is voor de dood. Om zijn punt kracht bij te zetten, roept hij een puber bij zich in een zwart shirt van de fundamentalistische beweging. Op zijn bovenlip vormt zich het prille begin van een dun snorretje.

“Wat wil je later worden?”
“Een strijder”, antwoordt de 16-jarige Abdurrazak bedremmeld.
“Waar droom je van?”
“Te sterven als martelaar.”

Aan het eind van de middag, als de eerste Israëlische bommen al op Gaza zijn gevallen, wordt het feestje elders voortgezet. In Bourj al-Barajneh, een kamp op tien minuten rijden, scheuren tieners op scooters claxonnerend door de straatjes. “Op naar Jeruzalem”, scanderen ze. Het zijn allang niet meer alleen Palestijnen – er zitten ook Libanezen bij de gele vlag van Hezbollah. De euforie is zo groot dat er genoeg is voor iedereen.