Direct naar artikelinhoud
InterviewMacro-econoom Freddy Heylen

‘Als Iran in de oorlog betrokken raakt, krijg je een ander verhaal voor de wereldeconomie’

Freddy Heylen: 'Je krijgt nu eenmaal snel prijsschommelingen als een nieuw conflict opduikt, ook omdat speculanten daarop inspelen.’Beeld NYT

De wereldeconomie is nog maar aan het herstellen van de energiecrisis, of daar dient zich met de oorlog in Israël alweer een nieuwe spelbreker aan. Macro-econoom Freddy Heylen (UGent) ziet een herhaling van de oliecrisis in 1973 niet snel gebeuren, maar: ‘Als Iran betrokken raakt, krijg je een ander verhaal.’

Er heerst zenuwachtigheid op de oliemarkt, na de uitbarsting van geweld tussen de radicale Palestijnse beweging Hamas en Israël. Daags nadat de gevechten waren uitgebroken, steeg de prijs voor een vat olie met 3 dollar, tot 87 dollar per vat. Die prijs is inmiddels weer afgenomen, maar de bezorgdheid niet zozeer. Afgezien van de humanitaire gevolgen zijn experts vooral bevreesd voor een scenario waarin omringende buurlanden als Iran of Libanon betrokken raken in de oorlog.

Die vrees wordt versterkt door de herinnering aan de vorige oorlog, die precies ­vijftig jaar geleden uitbrak: de Jom Kipoeroorlog van 1973. In een poging om de door Israël bezette Sinaïwoestijn en Golanhoogvlakte te heroveren, vielen Egyptische en Syrische soldaten op de belangrijkste Joodse feestdag Israël binnen. Omdat de VS en andere westerse landen de daaropvolgende Israëlische tegenaanval niet veroordeelden, reageerden de olieproducerende Arabische landen met een prijsverhoging en zelfs een exportverbod van olie.

Het leidde tot een flukse verviervoudiging van de olieprijs, wat een schokgolf veroorzaakte over de hele ­wereld. Er kwamen benzinebonnen en ­autoloze zondagen, jaren van economische stagflatie − waar­bij ho­ge in­fla­tie sa­men­gaat met gro­te werk­loos­heid en ge­rin­ge eco­no­mi­sche groei − volgden.

Kan zo’n scenario zich opnieuw ­voordoen?

“Nee. De olieprijs is na de inval inderdaad lichtjes gestegen. Maar als je dat vergelijkt met 1973, toen de olieprijs van ongeveer 4 dollar naar 10 dollar per vat steeg, meer dan een verdubbeling, dan stelt de huidige stijging zeer weinig voor.

“Het is natuurlijk ook een andere situatie. In 1973 ging het om een verrassingsaanval van naburige Arabische landen, nu is het vooralsnog een binnenlandse Israëlische kwestie. De forse exportbeperkingen die we toen zagen, zijn er nu niet. Israël is zelf ook geen grote olieproducent, dus er is geen rechtstreekse impact op het olieaanbod in de wereld.”

Die zou er wel zijn als pakweg Iran, qua productievolume het vierde van de olie-exporterende landen in OPEC, in het conflict betrokken raakt.

“Inderdaad. Zolang het conflict beperkt blijft tot Israël, wordt de olie-infrastructuur niet geraakt. Maar als bijvoorbeeld Iran hierin betrokken raakt, krijg je een heel ander verhaal. Welke invloed Iran op de wereldoliemarkt kan hebben, zagen we ook al in 1979 en begin jaren 80. Toen kreeg de wereldeconomie een nieuwe schok na de omverwerping van het sjahregime in Iran, en door de oorlog tussen Iran en Irak. De olieprijs verdubbelde toen opnieuw.

“Nu zie je absoluut geen olieprijsstijging van die omvang. Bovendien zijn de westerse economieën zeer sterk veranderd.”

En dat is vooral omdat we minder ­afhankelijk van olie zijn geworden?

“Ja. In de jaren 70 draaide de hele economie op olie. Het Westen was volledig afhankelijk van olie uit de OPEC, het kartel van olieproducerende landen. Na de oliecrisis gingen westerse landen dan maar op zoek naar andere oliebronnen (in de Noordzee of Alaska bijvoorbeeld, red.). Het aandeel hernieuw­bare energie is intussen sterk gestegen. Bovendien is de energie-efficiëntie in ver­gelijking met toen enorm toegenomen. We verbruiken in verhouding veel minder.”

Zijn er nu dan geen effecten als de olieprijzen stijgen?

“Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) raamde recentelijk dat als de olieprijzen blijvend met 10 procent zouden stijgen, de wereldwijde productie met 0,15 procent zou dalen en de inflatie met 0,4 procent zou stijgen. Er zou dus zeker een impact zijn, maar bij lange niet zo hoog als in de jaren 70.”

Toch hoeven we niet ver terug om te zien hoe een verstoring van de energiemarkt, na de Russische inval in Oekraïne, verregaande gevolgen kan hebben. Onze economie is nog steeds in herstelmodus.

“Dat is waar. Maar Europa was dan ook nog erg afhankelijk van het Russisch gas. Die afhankelijkheid hebben we op het vlak van olie niet tegenover Iran. Bovendien is de oorlog in Oekraïne een soort wake-upcall geweest. Duurdere olie of gas doen pijn, maar tegelijk zetten ze ook aan tot noodzakelijke veranderingen in productie- en consumptiepatronen. Investeringen in alternatieve energiebronnen zijn sindsdien veel rendabeler geworden. Dat zal de volgende jaren alleen maar toenemen, met bijvoorbeeld hogere koolstoftaksen in de Europese Unie.”

Niet alleen op de oliemarkt heerst zenuwachtigheid. De gasprijzen zijn na de inval van Hamas gestegen tot 53 euro per megawattuur, zo’n 40 procent meer dan vorige maand. Is de situatie op de gasmarkt nog prangender?

“De gasprijs is zeker meer gestegen dan de olieprijs. Anders dan bij olie is Israël wel een gasproducent. Als hun offshore-gasproductie om veiligheidsredenen langer beperkt blijft, heeft dat dus wel een rechtstreekse impact. Maar ook daar moeten we die stijging in verhouding plaatsen. Je krijgt nu eenmaal snel prijsschommelingen als een nieuw conflict opduikt, ook omdat speculanten daarop inspelen. Maar ook deze stijging blijft voorlopig beperkt in vergelijking met de enorme stijgingen na de inval van Rusland in Oekraïne.

“De prijsstijgingen zijn ook niet alleen aan de oorlog in Israël te wijten. Op hetzelfde moment zijn er ook technische problemen met een gaspijpleiding in de Baltische Zee, tussen Finland en Estland. Daar wordt momenteel onderzocht of er sprake is van sabotage. Ik las ook over stakingen in de gassector in Australië, wat ook de prijs mee omhoog kan duwen.”

Moeten we ermee leren leven dat de gasprijs voortdurend sprongen maakt, zelfs als de Europese gasvoorraden al gevuld zijn voor de komende winter?

“Die volatiliteit zal wellicht nog even aanhouden. De enige echte oplossing is om zo snel mogelijk onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen af te bouwen. Zoals gezegd: die duurdere gas- en olieprijzen doen pijn bij zowel consumenten, bedrijven en regeringen, maar juist daardoor stimuleren ze ons om sneller naar hernieuwbare energiebronnen over te schakelen.

‘Als Iran in de oorlog betrokken raakt, krijg je een ander verhaal voor de wereldeconomie’
Beeld Giuliano Buttafuoco

“We kunnen wel stellen dat onze economie weerbaar is. Dat is ook nodig. Want ook al valt de stijging van de olie- of gasprijzen door de oorlog tussen Israël en Hamas nog mee, ze kan nog een andere impact hebben. Ze kan veel onzekerheid veroorzaken, bijvoorbeeld over de vraag wat er gebeurt als Iran hierbij betrokken raakt. We weten dat Iran banden heeft met Rusland, terwijl de VS pal achter Israël staan. Onzekerheid leidt tot lagere investeringen van bedrijven en uitgaven van gezinnen. Dan zal de economische activiteit meer terugvallen.”

Dat is ook waar het IMF en de Wereldbank bezorgd over zijn. Het IMF stelde nog voor het begin van de oorlog tussen Israël en Hamas het verwachte inflatiecijfer naar boven bij, en waarschuwt dat centrale banken de huidige hoge rentes nog een tijd zullen moeten aanhouden om die inflatie te beteugelen. Een nieuw conflict in Israël is volgens IMF-topvrouw Kristalina Georgieva ‘een nieuwe wolk aan de sowieso al niet meest zonnige horizon’. Hoe ziet u die rente evolueren?

“Op korte termijn is belangrijk wat met de inflatieverwachtingen gebeurt. Als die hoger blijven, bijvoorbeeld door nieuwe druk op de energieprijzen, zullen de centrale banken de rente langer hoog houden. Dat is geen goede zaak voor de economie. Een sputterende economie én een inflatoire druk is een combinatie die we liever niet zien.

“Toch gaan we volgens mij op termijn naar een normalisering. Economen hebben het over een mogelijk ‘Tafelberg-scenario’ (verwijzend naar de berg in Zuid-Afrika, red.), waarbij we na een steile klim van de rentes een tijdlang op een plateau van hoge rente blijven hangen, vooraleer die weer zakt. Volgend jaar zouden we onder normale omstandigheden toch de daling moeten kunnen inzetten.”

Wat maakt dat die rente op termijn weer een sterke daling maakt?

“Er zijn structurele krachten die sinds de jaren 90 voor een sterke verlaging van de rente hebben gezorgd, en uiteindelijk tot de heel lage rentes van voor de energiecrisis. En die krachten zijn niet weg. De veranderende demografie speelt daar een hoofdrol in. We leven almaar langer en er is veel onzekerheid over ons pensioenstelsel. Die factoren zorgen ervoor dat mensen meer sparen voor hun oude dag.

“Tegelijk daalt de actieve bevolking, de groep mensen op arbeidsleeftijd, in aantal. Bedrijven vinden dus moeilijker personeel om de machines te bemannen en het kapitaal van de bedrijven te gebruiken. Investeren is dan minder rendabel.

“Bovendien is de de ongelijkheid in de meeste landen toegenomen. Het inkomen verschuift naar de meer bemiddelde gezinnen, en die sparen meer. Alles samen zorgt dat ervoor dat er gemiddeld meer gespaard dan geïnvesteerd wordt, en dat leidt dus tot spaaroverschotten. Als je een grotere aanvoer van spaargeld en minder vraag vanuit de bedrijven krijgt, dan duwt dat de rente naar beneden.”

Keren we dan terug naar die lage rentes van voor de energiecrisis?

“Dat denk ik niet. Er komt zeker een normalisering. Maar er zijn ook factoren die de rente hoger kunnen houden dan voor corona. Een heel belangrijke is de klimaatverandering. Om die tegen te gaan of ons te beschermen tegen de gevolgen ervan, zullen enorme investeringen nodig zijn, zowel door de overheid als de privésector. Daarvoor zal en mag geleend worden. En dat geeft dan weer een opwaartse druk aan de rente.”