Direct naar artikelinhoud
AchtergrondPsychologie

‘Hoogsensitief ben je of je bent het niet’: experts over het fenomeen overprikkeling

‘Hoogsensitief ben je of je bent het niet’: experts over het fenomeen overprikkeling
Beeld Getty Images

Steeds meer mensen zeggen last te hebben van overprikkeling. Maar wat betekent ‘overprikkeld zijn’ en waarom hoor je het steeds vaker? Onderzoekers van het verschijnsel ­zitten nog een ‘beetje met de handen in het haar’.

Het is tegenwoordig eenvoudiger om je vroegtijdige vertrek van een netwerkborrel of verjaardag te rechtvaardigen. Zeg ‘ik ben overprikkeld’ en het begrip zal eerder aan je zijde zijn dan bij ‘ik ben moe’. De term overprikkeling is aardig ingeburgerd, vaak bedoeld als uitleg dat iets − geluiden, felle lichten, te veel afspraken of geroezemoes op een feestje − te veel is geworden.

Van de bestseller Overprikkeld brein, geschreven door Nederlands ondernemer en ex-model Charlotte Labee, werden al ruim 120.000 exemplaren verkocht. De auteur trekt langs theaters in het land met een heuse Overprikkeld brein-tournee. Maar wat betekent overprikkeling? En biedt het moderne leven meer prikkels dan vroeger? Of kunnen we minder goed tegen onverwachte, niet zelfgekozen, omgevingsfactoren?

Wat is dat, overprikkeld zijn?

Wat iemand onder overprikkeling verstaat, verschilt enorm. De een bedoelt dat zintuiglijke prikkels als licht of geluid te hard binnenkomen. De ander beschrijft het gevoel dat er te veel tegelijk gebeurt, gevoed door een overvolle agenda, waardoor het moeilijker is om onderscheid te maken tussen wat relevant is en wat niet.

“De wetenschap zit een beetje met de handen in het haar als het gaat over overprikkeling”, zegt Stefan van der Stigchel, hoogleraar cognitieve psychologie aan de Universiteit Utrecht. “Ik kan geen dikke boeken uit de kast halen die over overprikkeling gaan. We weten niet precies wat er in het brein gebeurt.” Van mensen met schizofrenie, autisme en hersenletsel is bekend dat ze vaak last hebben van prikkels. Bij mensen met een ‘gezond’ brein is het onduidelijk. “Overprikkeling is iets wat mensen ervaren, het is lastig te meten door bijvoorbeeld elektronen op het brein te plakken.”

Onderzoekers proberen dit gevoel in kaart te brengen met vragenlijsten als de Highly Sensitive Person Scale, waarop stellingen staan als: ‘ik ben bijzonder gevoelig voor de effecten van cafeïne’ en ‘ik raak gemakkelijk overdonderd door dingen als fel licht, sterke geuren, grove stoffen van kleding of harde sirenes’.

Uit onderzoek naar hoogsensitiviteit blijkt dat ongeveer 20 procent van de bevolking een grote gevoeligheid voor prikkels rapporteert. “Sommige mensen zijn gevoeliger voor signalen uit de omgeving dan anderen. Ze ruiken, proeven of horen niet beter, maar verwerken deze informatie op een dieper niveau”, zegt Judith Homberg, hoogleraar translationele neurowetenschappen aan het Radboudumc. “Ieder mens heeft een ingebouwde filter. Veel van wat er om ons heen gebeurt, komt niet binnen. Dat is maar goed ook. Als je aan alles aandacht zou besteden, word je gek.” Bij mensen die snel overprikkeld raken, werkt de filter minder goed. “Er komt dus meer informatie binnen.”

Dat bleek ook uit een test onder hoog- en laagsensitieve mensen, waarbij werd gevraagd plaatjes te bekijken om de verschillen te ontdekken. “Beide groepen scoorden even goed”, zegt Homberg. “Maar er was wel meer hersenactiviteit zichtbaar bij de hoogsensitieve mensen en ze deden langer over de opdracht. Ze registreerden veel meer details dan nodig was voor de opdracht.”

De laatste jaren komt er gelukkig steeds meer aandacht voor onderzoek naar de oorzaken van overprikkeling bij hersenletsel en bij hoogsensitiviteit, zegt Nathan van der Stoep, experimenteel psycholoog aan de Universiteit Utrecht die onderzoek doet naar overprikkeling na hersenletsel. “Dat is belangrijk, want er is veel onbegrip voor mensen die er last van hebben en zorgverzekeraars zijn vaak niet genoeg overtuigd van de ernst van de klachten.”

Waarom staat overprikkeling zo in de belangstelling?

“Overprikkeling is een modewoord geworden”, zegt hoogsensitiviteitsexpert Esther Bergsma, schrijver van onder andere het boek Het hoogsensitieve brein. Het is volgens Bergsma goed dat er meer belangstelling voor overprikkeling is, maar doordat de term te pas en te onpas wordt gebruikt, ­lopen veel begrippen door elkaar. “Ook mensen die zich even gestrest of opgejaagd voelen zeggen overprikkeld te zijn”, zegt Bergsma. Overprikkeling ervaren omdat je tijdelijk te veel hooi op je vork neemt, is volgens haar echt wat anders dan de overprikkeling die hoogsensitieve mensen kunnen ervaren. “Hoogsensitief is een persoonlijkheidskenmerk: je bent het of je bent het niet.” Bij overprikkeling door een te druk leven kan de gevoeligheid ook weer weg­ebben als iemand het wat rustiger aan doet.

Dat overprikkeling nu vaker een gespreksonderwerp is, heeft ook te maken met corona, denkt Homberg. “Mensen durfden na de lockdowns eerder te zeggen dat ze minder drukte en minder afspraken eigenlijk wel fijn vinden. Voorheen werd verwacht dat je gewoon meedeed.”

Waarom valt het woord ‘overprikkeld’ nu vaker dan vroeger?

Er wordt op Google drie keer zo vaak op het woord ‘overprikkeld’ gezocht als tien jaar geleden. Prestatiedruk en sociale media leiden ertoe dat mensen eerder mentaal vermoeid raken en overprikkeling ervaren, zegt Van der Stigchel. “Het brein moet gedurende de dag perioden van rust hebben.” Hoeveel rust er nodig is, verschilt per persoon. In ons drukke bestaan komen veel mensen hier niet genoeg aan toe. Wie even niets te doen heeft, pakt de telefoon erbij. “Als je langs video’s scrolt, gun je je brein geen pauze.” Het resultaat? “Mensen raken vermoeid, waardoor ze meer moeite krijgen met het sturen van hun aandacht naar de juiste zaken. De buitenwereld met alle afleidingen wint dan altijd.”

Stel dat iemand een gesprek voert op een feestje. Dan moet diegene geconcentreerd luisteren naar de woorden van de ander. “Ben je vermoeid, dan lukt het niet meer om te filteren wat belangrijk is en wat niet”, zegt Van der Stigchel. “De aandacht gaat naar alles uit. Wie er binnenkomt, welke muziek er op staat, de conversaties van anderen om je heen. Opeens borrelen allerlei gedachten op, zoals: wat gaan we vanavond eten?” Een gevoel van overprikkeling overheerst.

Om aan te tonen hoe krachtig de filter normaal gesproken, bij een niet-overprikkeld persoon, kan werken: op YouTube staat een video met de Selective Attention Test, waarbij de kijker wordt gevraagd om te tellen hoe vaak de spelers in het wit een basketbal overgooien. Omdat kijkers hun volledige aandacht richten op de teltaak, missen ze iets anders: namelijk dat er iemand in een gorillapak door het beeld loopt.

Maakt het uit de weg gaan van prikkels je niet nog ­gevoeliger?

Op scholen krijgen overprikkelde kinderen vaak een geluidswerende koptelefoon op om zich beter te kunnen concentreren. Ergens klinkt het logisch: wie zich overprikkeld voelt, moet het aantal binnenkomende indrukken reduceren. Is dat inderdaad de beste manier om met overprikkeling om te gaan? Van der Stoep heeft zo zijn twijfels en wijst ook op de keerzijde van zo’n grote ­geluidsdemper op je hoofd. “Te weinig ­prikkels, oftewel onderprikkeling, kan ertoe leiden dat de hersenen gevoeliger gaan reageren op zintuiglijke prikkels. Een bepaalde mate van blootstelling lijkt dus zeker belangrijk om niet te gevoelig te worden.”

Als voorbeeld beschrijft hij de situatie van iemand die na uren studeren in een stille ruimte voor het eerst weer naar buiten loopt. “Alle geluiden komen een stuk harder binnen, zo blijkt uit onderzoek, door een verandering in gevoeligheid. Onze hersenen lijken continu bezig te zijn om de prikkelverwerking aan te passen aan de omgeving.”

Er is ook wetenschappelijk bewijs dat onze reactie op bepaalde prikkels minder heftig wordt als die prikkel veel voorkomt. In experimenten kregen proefpersonen bepaalde geluiden vaker te horen dan andere. Van der Stoep: “Via elektro-encefalografie (eeg) werden vervolgens de elektrische signalen uit het brein gemeten. Op den duur reageerden mensen minder sterk op het vaak aangeboden geluid. De hersenen reageerden vervolgens juist extra sterk op het zeldzame geluid.”

Ook in de dagelijkse omgang met prikkels speelt gewenning een rol. “Er zijn tal van voorbeelden waarbij je eerst overweldigd was door prikkels, bijvoorbeeld bij reclame op websites of tijdens het leren autorijden, en die je nu niet eens meer opmerkt”, zegt Van der Stoep. “Routine zou kunnen helpen als extra buffer bij die eerdergenoemde filter”, zegt ook Homberg. “Als je een idee hebt wat je kunt verwachten, bijvoorbeeld omdat je al vaker voor een grote groep een presentatie hebt gegeven, komen prikkels minder heftig binnen dan bij een nieuwe situatie.”

Niet alleen in het klaslokaal maar ook op straat dragen veel mensen oordopjes of een koptelefoon. Kan dat kwaad? Omdat je hierdoor went aan je eigen zelfgekozen bubbel, waardoor indrukken van buitenaf naderhand extra hard binnenkomen? Volgens Bergsma kan het geen kwaad om een koptelefoon in de trein te dragen om geluiden te dempen. “Anders ben je als hoogsensitief persoon al doodmoe voordat je op je afspraak aankomt. Bovendien heeft niemand er last van.” Op de werkvloer is het een ander verhaal. “Daar wil je met elkaar kunnen communiceren. Ik ben ervoor om hooggevoelige mensen ín de samenleving te houden en ze niet een uitzonderingspositie te geven.”

Zijn prikkelarme ruimtes de oplossing?

In Café de Herberg in het Nederlandse Ommen kun je tegenwoordig prikkelarm uitgaan, zonder luide muziek, mensen die elkaar proberen te overschreeuwen en felle lichten, en tijdens de introductieweek voor studenten in Groningen werd een prikkelarme ruimte ingericht.

“Die tegenbeweging is een logisch gevolg van hoe we onze samenleving hebben ingericht”, zegt Van der Stigchel. “De afgelopen twintig jaar is de strijd om onze aandacht steeds heftiger geworden, mede door mobiele technologie.” Het is dus begrijpelijk dat men naar rust snakt. “Ik zou het vervelend vinden als we overprikkeld zijn als een stoornis gaan zien, waarvoor therapie of een behandeling nodig is. Als 20 procent van de mensen moeite heeft om mee te doen, dan doen we als samenleving iets verkeerd en moeten we nadenken over hoe het anders kan.”