Direct naar artikelinhoud
OnderzoekPolitiek

Een Vlaams commissielid dat amper 4 van de 69 vergaderingen bijwoonde: regel of uitzondering? ‘De Morgen’ ging op onderzoek

Een Vlaams commissielid dat amper 4 van de 69 vergaderingen bijwoonde: regel of uitzondering? ‘De Morgen’ ging op onderzoek
Beeld RV/DM

Ze gingen viraal, de beelden van de lege commissies in het Vlaams Parlement. Maar hoe dramatisch is het nu echt gesteld met de werklust van onze volksvertegenwoordigers? De Morgen dook in de cijfers.

“Ze blijven blijkbaar liever in hun bed liggen.” Vooruit-Parlementslid Thijs Verbeurgt had drie weken geleden een onverwachte primeur te pakken. Behalve commissievoorzitter Robrecht Bothuyne (cd&v) bleek hij de enige volksvertegenwoordiger die tijdig was opgedaagd voor een gedachtewisseling met VDAB-topman Wim Adriaens. “Bijzonder pijnlijk”, foeterde de socialist op X/Twitter. “Gisteren stonden Vlaams Belang en N-VA nog te roepen in de plenaire.”

Hoe hard het soms drummen is tijdens de plenaire zitting van het Vlaams Parlement, de vergadering op woensdagmiddag die uitgezonden wordt in Villa Politica, buiten het oog van de televisiecamera’s gaat het er rustiger aan toe. Toen de commissie voor Buitenlands Beleid eind september het Belgische EU-voorzitterschap besprak, daagden welgeteld drie leden op. “Ik heb plaatsvervangende schaamte”, zei voorzitster Cathy Coudyser (N-VA) bij aanvang.

Daarmee was het beeld gezet. Volksvertegenwoordigers die meer dan 5.000 euro per maand netto opstrijken, maar liever spijbelen dan de stem van de kiezer te vertolken? Meer is er niet nodig om verwijten over graaiers en zakkenvullers op te roepen. En dat terwijl de vijftien vaste en vijftien plaatsvervangende leden van iedere commissie wel degelijk een belangrijke taak hebben: de regering controleren en nieuwe regelgeving doorvoeren.

Maar is de kritiek ook terecht? Hoe erg is het gesteld met die ‘lege’ commissies? Onderzoek van De Morgen leert dat gemiddeld iets minder dan tien van de vijftien vaste leden komen opdagen voor de vakcommissie waartoe ze behoren. Aan de hand van open data op de website van het Vlaams Parlement berekenden we per parlementslid en per partij de aanwezigheid in de twaalf beleidscommissies, van aan de start van de legislatuur tot begin deze week. Digitale vergaderingen telden we niet mee.

De minst populaire commissie? De commissie ‘Cultuur, Jeugd, Sport en Media’. Daar komen gemiddeld 8 van de 15 vaste leden opdagen. De anderen blijven weg of sturen een vervanger. De commissies voor ‘Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie’, ‘Onderwijs’ en ‘Welzijn’ worden het best bijgewoond, met gemiddeld 11 van de 15 vaste aanwezigen. Dat is geen toeval, want zij buigen zich over zware beleidsdomeinen waarbij veel op het spel staat. Denk aan de kinderopvang, het lerarentekort of de wachtlijsten in de zorg.

Manusjes-van-alles

Het onderzoek legt ook grote verschillen bloot tussen individuele parlementsleden. Sommigen slaagden erin om meer dan 9 op de 10 bijeenkomsten bij te wonen. De lijst wordt aangevoerd door Kris Van Dijck (N-VA), gevolgd door Kathleen Krekels (N-VA), Loes Vandromme (cd&v), Steven Vandeput (N-VA) en Robrecht Bothuyne (cd&v).

Anderen kwamen bijna nooit naar Brussel. Annick De Ridder (N-VA), bijvoorbeeld, die amper 4 van de 69 vergaderingen bijwoonde. Of Tine Van den Brande en An Moerenhout (beiden Groen), die respectievelijk 11 van de 126 en 27 van de 171 vergaderingen bijwoonden. Ook Celia Groothedde (Groen), Frieda Verougstraete-Deschacht (Vlaams Belang), Katia Segers (Vooruit) en Hannes Anaf (Vooruit) waren in minder dan een kwart van de commissiezittingen waar ze tot de vaste leden behoren aanwezig.

Let wel: de naakte cijfers vertellen niet het hele verhaal. Een aantal volksvertegenwoordigers, onder wie Van den Brande, Moerenhout en Verougstraete-Deschacht, kon door ziekte, familiale tegenslag of bevallingsverlof niet de taak uitoefenen waarvoor de burger hen gekozen heeft. Sommige parlementairen hebben ook gewoon veel meer werk dan anderen. Als je kijkt naar het aantal vergaderingen dat ze moeten bijwonen, varieert dat van enkele tientallen voor wie in één vakcommissie zetelt, tot wel bijna driehonderd voor wie in drie commissies zit.

Feit is wel dat sommige leden het simpelweg te druk hebben met hun lokaal mandaat als burgemeester of schepen om de oversteek naar Brussel te maken. Zo is het wellicht geen toeval dat De Ridder, havenschepen in Antwerpen, onderaan de ranking bengelt.

En dan zijn er nog de manusjes-van-alles. Zo moest Jeroen Tiebout (N-VA) al 75 keer de gaten in twaalf andere commissies vullen. Zeker wanneer het quorum gehaald moet worden om geldig te stemmen, wordt er duchtig geronseld binnen de fracties. “Als we volk tekort hebben, is het ineens alarm in de whatsappgroep”, zegt een parlementslid uit de meerderheid. “Over een kwartier is er stemming over de Brusselse Rand. Kan iemand nog snel komen?”

Marginalisering

Het is niet echt een score om over naar huis te schrijven, iets minder dan tien vaste leden per commissie. Maar is het ook problematisch?

Voor een stuk valt ze wel uit te leggen. In de eerste plaats is er de hyperspecialisatie die hoe langer hoe meer de politieke stiel binnensluipt. Zeker binnen grote fracties worden parlementsleden geacht zich toe te leggen op een duidelijk afgelijnd onderwerp, zodat ze elkaar niet voor de voeten lopen. Zo volgt Karolien Grosemans (N-VA), voorzitter van de commissie Onderwijs, in de commissie Landbouw het thema ‘de bij’ op.

Komt hun niche niet ter sprake, dan heeft het weinig zin om naar een vergadering te gaan, redeneren veel parlementsleden. En dat gebeurt vaak, aangezien commissies vergaarbakken zijn van uiteenlopende thema’s: begroting en justitie, cultuur en sport... Hannes Anaf (Vooruit) is bijvoorbeeld alleen aanwezig in zijn vaste commissie als er iets over jeugdbeleid op de agenda staat. Tegelijk ontpopte hij zich als niet-vast lid op welzijn als een belangrijke oppositiestem tegenover oud-minister Wouter Beke, nu Hilde Crevits. Hij leidde ook de onderzoekscommissie naar PFOS.

Dat je geen vast lid hoeft te zijn van een commissie om op dit domein te wegen, bewijst bijvoorbeeld ook Katia Segers (Vooruit). Zij duikt iedere week op in de commissie cultuur, ook al is ze geen vast lid. Deze legislatuur woonde ze zo 93 vergaderingen bij die buiten haar vaste commissie vielen. Celia Groothedde (Groen) beet zich buiten haar vaste commissie - waar ze het deelthema justitie opvolgt - dan weer vast in de crisis in de kinderopvang. Zo sprokkelde ze 58 extra vergaderingen bij elkaar. Ze volgde ook twee onderzoekscommissies.

Eén volksvertegenwoordiger heeft deze legislatuur geen enkele commissiezaal van dichtbij gezien: N-VA-voorzitter en Antwerps burgemeester Bart De Wever. Hij is ook van geen enkele commissie vast lid. Reglementair gezien mag dat. “Ik ben een zeer actieve volksvertegenwoordiger, maar vrijwel uitsluitend achter de schermen”, zegt hij. “Het zou raar zijn om ministers publiekelijk te ondervragen over de afspraken die je met diezelfden discreet hebt gemaakt.”

Dat de echte macht in Vlaanderen sowieso bij de partijvoorzitters zit, en niet bij individuele parlementsleden, werd in 2018 al duidelijk in het rapport ‘Werken aan het politieke systeem – Naar een sterkere Vlaamse volksvertegenwoordiging’ van bestuurskundigen Filip De Rynck (UGent), Wouter Van Dooren (UAntwerpen) en Peter Van Humbeeck (SERV). Toen al waarschuwden ze voor de ‘marginalisering’ van het parlement.

Vandaag zet die trend zich nog altijd door, zegt De Rynck. “De toegenomen concurrentie en het wantrouwen tussen de regeringspartijen maken het nog belangrijker om compromissen op hoger niveau te beklinken, tussen ministers en kabinetten. Daardoor is de marge om als parlementslid iets te ondernemen nog kleiner geworden.” Cd&v, N-VA en Open Vld sloten deze legislatuur zelfs een ‘zwijgakkoord’: een lid van de meerderheid mag geen voorstel indienen zonder voorafgaande consensus binnen de meerderheid.

Naast het zwembad

Dat laatste doet vermoeden dat vooral meerderheidsleden de schouders laten hangen, maar het tegendeel is waar. Zelfs als we rekening houden met leden die een vervanger sturen, haalt oppositiepartij Groen amper een aanwezigheidsgraad van 55 procent. “Hoe kleiner een fractie, hoe moeilijker om al die commissies te combineren. Als oppositie hebben we ook niet de mogelijkheid om achter de schermen beleid in gang te zetten. Daarom proberen we vooral ook via de pers of via resoluties druk uit te oefenen op de regering”, zegt fractieleider Mieke Schauvliege.

Voor of tegen, er is wel iets van aan: geduldig commissiewerk levert niet altijd de verdiende exposure op in de media. Vandaag kan een verkozene wel ook op andere manieren de stem van zijn of haar kiezers laten renderen en het debat sturen. Door een boek te schrijven, bijvoorbeeld, zoals Groothedde deed over de kinderopvang. Of door een probleem aan te kaarten op sociale media.

Kortom, een leeg zitje in een commissie betekent niet altijd dat het parlementslid nog in zijn bed ligt. Toch moeten we volgens professor Van Dooren wel nadenken hoe we de tanende invloed van de Vlaamse Parlementsleden een halt kunnen toeroepen. “Het tegenwicht dat je van het parlement zou mogen verwachten tegenover de regering ontbreekt.”

Hoe houden we de parlementsleden bij de les? Alvast niet door de vergaderingen weer digitaal te houden zoals in coronatijd. Volgens Els Ampe (ex-Open Vld), tot voor kort commissievoorzitter, kwamen er vanuit andere voorzitters klachten over die digitale vergaderingen. “Een commissievoorzitter beweerde bijvoorbeeld dat het storend was dat mensen van naast hun zwembad inlogden, omdat er dan kabbelend water te horen zou zijn.”

De Rynck pleit voor een hervorming van de partijfinanciering, met een strikte scheiding van de middelen tussen fractie en partij. Nu worden publieke middelen die voor het parlement bedoeld zijn voor andere doeleinden ingezet, zoals reclame op sociale media. Medewerkers van parlementsleden worden zelfs opgevorderd door het partijhoofdkwartier. “Partijen maken oneigenlijk gebruik van middelen”, zegt De Rynck.

Volgens Meyrem Almaci (Groen) bewijzen de resultaten van het onderzoek ook dat er een cumulverbod moet komen. Een oude politieke discussie die regelmatig de kop opsteekt. Sommige partijen passen zo’n verbod al vrijwillig toe, zoals Groen en (tot voor kort) Vooruit, maar het is niet verplicht. In het Brussels parlement geldt die verplichting vanaf 2024 wel.

Oud-Parlementsvoorzitter Jan Peumans (N-VA) stelde ooit voor om een soort boetesysteem te introduceren, zoals in het federaal parlement. Daar kunnen parlementsleden een deel van hun inkomen verliezen als ze te vaak in commissies spijbelen. In Vlaanderen geldt dat alleen voor afwezigheden in de plenaire vergadering.

Volgens huidig voorzitter Liesbeth Homans (N-VA) is zo’n penalisatiesysteem niet aan de orde. De praktische uitwerking is te complex, klinkt het. “Parlementair werk laat zich ook niet altijd uitdrukken in aanwezigheid. Een doordacht en doorgesproken parlementair initiatief kan evenveel invloed hebben als wekelijks een vraag komen stellen”, vindt ze. “Al is het natuurlijk niet aan mij om dat te beoordelen, wel aan de kiezer.”

Met dank aan Hay Kranen voor het scrapen van de data.

Zelden aanwezig: Annick De Ridder (N-VA)

Met een aanwezigheidspercentage van 6 procent bengelt Antwerps havenschepen Annick De Ridder (N-VA) onderaan de rangschikking van de parlementsleden. Toch staat ze in 2024 op plaats twee voor de Vlaamse N-VA-lijst in Antwerpen. Ze wil dan ook niet gezegd hebben dat de combinatie van de functies haar parten speelt. Integendeel, vertelt ze in een korte reactie.

“Ik draag het parlementair inhoudelijk werk hoog in het vaandel. Maar niet alle inzet, invloed en inhoudelijk engagement is meetbaar in aanwezigheidscijfertjes. Vanuit mijn uitvoerend mandaat als schepen van de stad Antwerpen heb ik ook veel meer rechtstreeks contact met ministers en kabinetten, omdat ik dossiers behandel gericht op concrete resultaten.”

Waarom De Ridder zelden naar de vergaderingen van de commissie Mobiliteit en Openbare Werken komt, wil ze niet zeggen. Ook op vragen over een eventuele decumul wenst ze niet te reageren. 

Vaak aanwezig: Loes Vandromme (cd&v)

Loes Vandromme (cd&v) springt eruit als een van de meest aanwezige parlementsleden - zowel in haar eigen commissie als in andere. Als onderwijsexpert kan ze bovendien regelmatig thema’s op de publieke agenda plaatsen.

“Ik ben het parlementslid dat het verste woont van iedereen, in Poperinge. Ik heb dus geleerd dat je deze job er niet zomaar bijneemt, in tegenstelling tot wat sommigen denken. Om echt expert te worden in je materie, moet je nu eenmaal aanwezig zijn bij hoorzittingen en wanneer anderen vragen stellen. Alleen zo kun je decreten opmaken die verder gaan dan wat er die ochtend in de kranten staat.

“Mijn collega’s noemen mij soms ‘Loes in de pels’. Dat is wat je volgens mij moet zijn als parlementslid: iemand die kritische vragen stelt en het beleid tegen het licht houdt. Daarnaast moet je natuurlijk ook op het terrein aanwezig zijn.”