Direct naar artikelinhoud
InterviewHRW-onderzoeker Belkis Wille

Human Rights Watch wil dat de wereld de ogen opent voor een ‘onvoorstelbare massamoord’ in Soedan

Soedanese vluchtelingen steken de grens met Tsjaad over bij de stad Adré, eind oktober.Beeld Reuters

De Soedanese stad El Geneina was eerder dit jaar het decor van een moordcampagne tegen de Masalit-bevolking. Door getuigenissen die Human Rights Watch-onderzoeker Belkis Wille verzamelde, wordt de omvang steeds duidelijker.

In de ochtend van 14 op 15 juni vertrokken in één keer honderdduizend inwoners uit de Soedanese stad El Geneina. De massale uittocht van de Masalit-bevolking “is de meest Bijbelse beweging van mensen sinds de mensenstroom veroorzaakt door de Rwandese genocide”, vertelde een humanitaire medewerker tegen Human Rights Watch. De ogen van de internationale gemeenschap zijn alleen grotendeels gesloten voor alle gruwelen. Tastbare bewijzen om die te openen zijn er nauwelijks.

Om dit te veranderen reisde Human Rights Watch-onderzoeker Belkis Wille (36), samen met collega’s, naar de vluchtelingenkampen in buurland Tsjaad, aan de grens met Soedan. De onderzoekers spraken met meer dan 170 Soedanese vluchtelingen uit de regio West Darfur om een duidelijk beeld te krijgen van wat er plaatsvond in de hoofdstad El Geneina. Inmiddels is ook het Internationaal Strafhof ter plaatse om bewijzen vast te leggen. Het rapport van HRW wordt begin volgend jaar verwacht, maar Wille vertelt er nu al over.

Belkis Wille: ‘De ouders en kinderen werden apart genomen, waarna beide groepen werden doodgeschoten.’Beeld HRW

Arabische milities hebben vrij spel

El Geneina is de oude hoofdstad van het Dar Masalit-sultanaat dat tussen de 19de en 20ste eeuw bestond. De Masalit zijn sinds hun opstand in de jaren 80 het doelwit van de Arabische Janjaweed-milities, maar de spanningen gaan eeuwen terug, naar de tijd dat de Arabische bevolking de Afrikaanse bevolking tot slaaf maakte. Omdat tijdens de in april uitgebroken oorlog in Soedan de aan de Janjaweed gelieerde RSF de macht kreeg over de regio, hebben de Arabische milities vrij spel.

De ellende in El Geneina begon al meteen, toen het regeringsleger SAF zich op 24 april terugtrok naar zijn basis buiten de stad. De rivaliserende RSF en de milities richtten zich daarna keer op keer op de Masalit-bevolking. Zo bleef het maandenlang doorgaan. Duizenden inwoners vonden de dood. “Halverwege juni had het grootste gedeelte van de Masalit-bevolking zich verzameld in de straten rond de compound van de gouverneur. Hij had daar een gewapend beveiligingsteam, en de toegestroomde bevolking hoopte daar veilig te zijn”, vertelt Wille. “Totdat de gouverneur op 14 juni zelf werd geëxecuteerd.”

De dag erop nam de RSF de stad volledig over. “De leiders van de Masalit besloten dat de enige optie was om te vertrekken”, zegt Wille. “De ziekenhuizen werden geëvacueerd, en om 10 uur ’s avonds vertrok de processie.” Het precieze aantal is onduidelijk, maar er wordt gedacht aan meer dan honderdduizend mensen die richting de SAF-basis in het nabijgelegen Ardamata liepen.

‘Weg vol lichamen’

Aanvankelijk werd de processie beschermd door gewapende voertuigen, maar vroeg in de ochtend ging het mis en werden de mensen van elkaar gescheiden. RSF-soldaten en militieleden stonden al klaar langs de weg, en de slachtpartij begon. “Veel mensen sprongen in paniek in de parallel liggende rivier. Velen verdronken, anderen werden nog steeds beschoten terwijl ze de overzijde probeerden te bereiken. Anderen probeerden weg te vluchten maar werden ook doodgeschoten”, verklaart Wille. “De schaal van de massamoorden op die dag is werkelijk onvoorstelbaar”, voegt ze toe.

Veel van de slachtoffers redden het niet tot Ardamata en keerden om richting de grens met Tsjaad. De dertig kilometer lange weg tussen El Geneina en de grens lag de dag erna vol met dode lichamen. In één nacht kwamen er tienduizenden vluchtelingen bij in het Adré-vluchtelingenkamp, net over de grens. De mensen die wél naar Ardamata vluchtten, moesten begin deze maand opnieuw rennen voor hun leven na een nieuwe aanval. Rond de 1.200 mensen vonden deze keer de dood.

Wille interviewde meerdere kinderen met schotwonden in het ziekenhuis van Artsen zonder Grenzen in het vluchtelingenkamp, de jongste was zeven. Wille: “Ze zijn niet door afzwaaiers geraakt, maar werden recht in hun ogen aangekeken terwijl een militielid de trekker overhaalde. Het is echt verschrikkelijk wat er is gebeurd, maar tot een mondiale verontwaardiging kwam het niet”.

Intisar, een achtjarig meisje dat in haar voet werd geschoten tijdens de vlucht.Beeld Human Rights Watch

Een van de mensen die ze interviewden, een jongen van 17, maakte de slachtpartij op 15 juni van dichtbij mee. “Hij was aan het begin van de oorlog twee keer in zijn heup geschoten toen hij met zijn familie in een moskee schuilde. Hierdoor kon hij niet lopen en dus werd hij door zijn moeder in een kruiwagen voortgeduwd. Toen het schieten begon, moest ze hem achterlaten en lag hij hulpeloos in de kruiwagen, midden op de weg. Hij keek toe terwijl meerdere ouders en hun jonge kinderen, die niet snel genoeg konden wegrennen, bij elkaar werden gedreven. De ouders en kinderen werden apart genomen, waarna beide groepen werden doodgeschoten.”

Als Wille vertelt over een andere getuigenis – over een vermoorde jongen en zijn moeder die tot aan Adré zocht naar haar dode zoon – springen de tranen in haar ogen. De onderzoekster, die toch al veel heeft meegemaakt in onder andere Irak en Afghanistan, is diep geraakt door haar ervaringen in Tsjaad.

Er leek even een klein lichtpuntje te zijn aan het einde van deze gitzwarte tunnel. De VN-Veiligheidsraad zou stemmen over het mandaat van de VN-missie in Soedan. Dat mandaat was volgens Wille compleet inadequaat, maar bij een uitbreiding zou de missie een rol kunnen spelen in de bescherming van de bevolking. De regering van Soedan heeft echter zelf besloten om de missie helemaal te schrappen. Wille is duidelijk: “Onze grootste zorg is dat we op dit moment bescherming nodig hebben voor de burgers in Darfur.”