Direct naar artikelinhoud
AchtergrondWonen

Gentse West-Vlamingen ‘keren weer’ naar hun roots. Maar waarom wil bijna niemand terug naar Meulebeke?

Tijl Buyse: 'Ik ben er nog niet uit of ik in Gent wil blijven, maar ik ga zeker niet terug naar Meulebeke.'Beeld Thomas Sweertvaegher

Gent was jarenlang secondelijm voor West-Vlamingen, maar de wooncrisis zet een bekende lokroep steeds meer in de verf: kere ke were. Journalist Michiel Martin vraagt zich af waarom zijn heimat, de gemeente Meulebeke, niet profiteert van die terugkeer.

Tijl Buyse (23) is net afgestudeerd, en staat op het punt om zijn woonplaats officeel te laten registreren in de Brugse Poort in Gent. Het is de (bijna evidente) inschrijvingsprocedure voor een berucht clubje – ook Flip Kowlier, Filip Watteeuw, Maaike Cafmeyer, Zouzou Ben Chikha of Carl Devos hebben een lidkaart. Allen zijn het West-Vlaamse Gentenaren, zo’n 10 procent van de bevolking van de stad heeft er roots.

“Ik ben er nog niet uit of ik hier echt wil blijven”, zegt Buyse, die Het Goede Doel-gewijs over bestemmingen mijmert. Hij heeft getwijfeld over hoofdstad Brussel, staat in dubio over een avontuur in het buitenland, neemt voorlopig geen risico met het intussen vertrouwde Gent. Op de hamvraag heeft Buyse minstens één pasklaar antwoord: “Zeker niet terug naar Meulebeke.”

Die vastberadenheid herken ik. Buyse is tien jaar jonger, maar wij delen onze afkomst en onze huidige woonplaats, hetzelfde plakkerige pad. Toch is er ook een gedeelde reflex, die getuigt van enige fierheid over onze wortels in Meulebeke. Mocht ik hem tegen het lijf lopen in de Brugse Poort, en ik roep “Wekn beke?” (welke beek?) in zijn richting, dan zal hij een centimeter groeien en met enige zin voor overdrijving scanderen: “Mullebeke!”

Net daarom valt het me in een nieuw trendrapport over de verhuisbewegingen naar, binnen en uit Gent meteen op. Op de kaart met winst- en verliesgebieden is Meulebeke het donkerste stipje in West-Vlaanderen. Dat zit zo: tussen 2018 en 2022 zag Meulebeke 77 inwoners meer verhuizen naar Gent dan er de omgekeerde beweging maakten, of jaarlijks 1,4 per duizend inwoners.

Dat migratiesaldo heeft zijn gebreken – studenten zitten er niet in vervat, want doorgaans niet gedomicilieerd – en het cijfer lijkt bovendien niet dramatisch hoog. Maar daarmee is Meulebeke relatief gezien wel hét West-Vlaamse winstgebied bij uitstek voor Gent. Samen met buurgemeente Pittem (1,2) of het afgelegen Lo-Reninge (1,2), Alveringem (1,2) en Avelgem (1,2) vormt Meulebeke de voorbije jaren de motor van een lamgelulde mythe: Gent is de hoofdstad van West-Vlaanderen.

Kleine migratie

Die mythe vertoont nochtans barsten. De laatste jaren kent de zogenaamde ‘verwestvlamisering’ van de stad een flinke terugval. Op de piek in 2016 waren er nog 784 verhuizers meer dan er vertrekkers waren, in 2022 viel dat verschil terug tot 254.

Aan de instroom ligt het niet. Die is stabiel, jaarlijks verhuizen er ruim 2.000 West-Vlamingen naar Gent, waar ze een stad vinden die tegelijk bruist en bevattelijk blijft, groot maar niet té groot, waar zelfs de uitspraak van Gent familiair aanvoelt – in 2018 stelde een onderzoeker vast dat de Gentse ‘g’ alsmaar zachter wordt uitgesproken, zodat ze bijna een ‘h’ wordt.

Die migratiestroom is ooit op gang gekomen via de unief. “Al in 1903 vind je sporen van een West-Vlaamse katholieke studentenliga”, zegt stadshistorica Tina De Gendt. Toch duurt het tot de jaren negentig vooraleer de migratiebeweging echt op toerental komt. De Rijksuniversiteit Gent, de RUG, moest het lange tijd afleggen tegen de KU Leuven (KUL). “De Gentse universiteit was toen nog een erg radicale keuze”, aldus De Gendt. “Studenten die wilden losbreken van het conservatieve keurslijf kwamen naar Gent.”

Journalist John Vandaele (MO*) beschrijft het als zijn “kleine migratie” in het boek De melkboer en de geschiedenis. Hij komt uit Izegem, dat op de kaart een luttel stippellijntje grenst aan Meulebeke, en moest eerst het fiat van zijn ‘tantenon’ krijgen om naar het vrije Gent te komen. “Ik kende er niemand, sprak een ander taaltje, was opgegroeid met heel andere normen en waarden”, zegt Vandaele over de clash van twee werelden, mooi vervat in kleine anekdotiek: “Spaghetti met lepel en vork eten, dat deden ze in Izegem niet.”

“Het enige wat in Izegem écht telde, was geld verdienen.” En dus was ‘bluvn plakn’ een contraire keuze, aangezien Gent in de jaren tachtig het trauma van de de-industrialisatie nog volop aan het verwerken was. Die context is helemaal gedraaid begin de jaren negentig. Vanaf dan wordt Gent de evidente studiekeuze, en is ‘blijven of terugkeren’ een vooropgesteld dilemma.

“Meer en meer West-Vlamingen kopen na hun studies een huis in de stad, vooral in de 19de-eeuwse gordel waar het eigenaarschap een hoge vlucht neemt”, zegt De Gendt. “Grond, je eigen bezit hebben, dat is een behoefte die sterk leeft bij mensen met een rurale achtergrond.”

Berenfeesten

Die baksteen in de maag is nog altijd springlevend, maar botst vandaag op een harde realiteit: in diezelfde 19de-eeuwse gordel, waar je ooit voor een appel en een ei iets kocht, zijn er vandaag amper nog betaalbare gaten. Dat de verwestvlamisering in het slop zit, ligt dan ook aan de stijgende uitstroom. Zeker onder dertigers lijkt een ‘remigratie’ naar de provincie aantrekkelijk geworden.

Herkomst verhuizers

West-

Vlaanderen

12%

Brussel

2%

Rest

Vlaanderen

10%

Oost-

Vlaanderen

34%

Wallonië

1%

Buitenland

41%

86.841

Nieuwe

Gentenaars

82.977

Stads-

verlaters

Rest

Vlaanderen

8%

Buitenland

24%

Oost-

Vlaanderen

54%

West-

Vlaanderen

11%

Brussel

2%

BRON STAD GENT

Herkomst verhuizers

86.841

Nieuwe

Gentenaars

82.977

Stads-

verlaters

O.-Vlaanderen

34%

O.-Vlaanderen

54%

Buitenland

41%

Buitenland

24%

W.-Vlaanderen

12%

W.- Vlaanderen

11%

Rest Vlaanderen

10%

Rest Vlaanderen

8%

Brussel

2%

Brussel

2%

Wallonië

1%

BRON STAD GENT

“Daarom keren ze nog niet naar hun geboortedorp terug”, zegt De Gendt. Uit de statistieken kan je inderdaad niet afleiden dat Meulebekenaren een grotere ‘plakkans’ hebben. Misschien trekken ze na een kort verblijf in Gent wel en masse naar de stadsrand, nog steeds het verliesgebied bij uitstek. Of doen ze wel van ‘kere ke were’, maar dan richting West-Vlaamse trekpleisters zoals Kortrijk of Oostende, het bosrijke Beernem of het glooiende Heuvelland.

Het enige wat je uit de cijfers kan afleiden: wie geproefd heeft van Gent, lust Meulebeke rauw. Zelfs onder 50-plussers is het migratiesaldo positief – omdat ouders hun (klein)kinderen naar de stad volgen, in plaats van omgekeerd?

Wie geproefd heeft van Gent, lust Meulebeke rauw. Zelfs onder 50-plussers is het migratiesaldo positief

Een jeugdvriend grapt dat Meulebeke in “de Bermudadriehoek van West-Vlaanderen” ligt. Hij verwijst daarmee naar driehoek E17, E40 en E403, met Meulebeke als onbereikbaar zwaartepunt. Die manke mobiliteit ten opzichte van de centrumsteden is vast en zeker een verklaring – die geldt ook voor Avelgem of Lo-Reninge. En er is nog een tweede puntje, zegt Tijl Buyse: behalve Berenfeesten, Berencross en berentaart – u mag twee keer raden wat er op het wapenschild van de gemeente staat – “valt er niks te beleven”.

Berenfeesten
Beeld Thomas Sweertvaegher

“Bij momenten kan er in Meulebeke echt een verlaten sfeer hangen”, zegt ook Giel Vanthournout (31). Hij is een beetje een geval apart. Enkele jaren geleden kocht hij een huis in Meulebeke, werkte zelfs even voor de gemeente, maar vandaag staat die woning aangekruist als een soort tweede verblijf terwijl hij huurt in Gent. “Het zijn voor mij twee verschillende werelden, die allebei een verrijking zijn. In Meulebeke kan ik enorm genieten van de rust, maar in deze fase van mijn leven heeft Gent me simpelweg meer te bieden.”

Na een beetje doorduwen, geven ze het beiden schoorvoetend toe: dat Gent misschien ook wel een beetje meer “open-minded” is. Ik begrijp die terughoudendheid, want daarmee raak je aan een gevoelig thema op het thuisfront: dat de stad zich moreel superieur waant aan West-Vlaanderen, waar agenten in populaire televisieshows neergezet worden als knullige sheriff (Chantal) en de OCMW-voorzitter zelf de grootste sjoemelaar is (Bevergem).

In de keuze voor de stad en de karikatuur van het platteland zit een impliciete veronderstelling verweven: dat Gent ‘beter’ is dan Meulebeke.

Vandaele is vertrouwd met dat lastige spanningsveld. Hij is zijn West-Vlaamse wortels erg genegen, maar ervaarde Gent tegelijk als een “bevrijding”. De wereldse ideeën die hij opdeed in Gent waren in zijn geboortestreek “irrelevant en tijdsverlies”. Aan het station in Izegem werd hij door zijn familie steevast afgehaald met een steek – al dan niet luidop uitgesproken: “Mo vint toch, ej gie nu nog alsan ginnen otto?” “Het niet meer terugkeren”, zo zegt Vandaele, “ben ik op een bepaalde manier beginnen te koesteren.”

Het waardenpatroon dat aan de stad kleeft, is volgens politicoloog Johan Ackaert een sterk bindmiddel voor langgeschoolde profielen. Die breuklijn zie je mooi op de verkiezingskaart, waar Leuven of Gent groene einzelgängers zijn in een oranje-geel landschap. “Niet toevallig liggen er veel West-Vlaamse Gentenaren aan de wortels van de partij Groen”, ziet Tina De Gendt zelfs een impact op bestuurlijk niveau.

Het valt haar ook op dat de streek rond Izegem en Roeselare erg vaak opduikt in de Gentse migratiegolf. Sinds dit jaar staat die regio, waar ook Meulebeke toe behoort, officieel te boek in Vlaanderen als de regio Midwest. Vandaele ziet iets wat het gebied definieert: “De open ruimte is er, nog meer dan elders, in grote mate opgeofferd voor industrie en woongebied. Aan welvaart, zeg maar. Het weidse Izegem waarin ik opgroeide, herkende ik op een bepaald moment niet meer.”

Als ik door Meulebeke rijd, doe ik net hetzelfde: ik leg de gemeente bijna automatisch tegen een ijkpunt. Dan zie ik de wildgroei aan verkavelingen die een uitzicht doen vervagen. Dan lees ik over het tweede forensisch onderzoek door Audit Vlaanderen naar mogelijke vastgoedfraude binnen het gemeentebestuur. Dan hoor ik in de frituur de xenofobe stem die aan terrein wint – 24,4 procent voor Vlaams Belang in 2019 – terwijl de industrie waar zoveel ruimte voor is opgeofferd net smeekt om buitenlandse werkkrachten.

Dan denk ik: Meulebeke boert achteruit. En neem ik de vlucht vooruit naar Gent.

Postbode

Volgens Danny Bossuyt, schepen in Meulebeke, is het ontwikkelingstempo van een stad als Gent moeilijk te volgen voor een gemeente als Meulebeke. Maar, zo zegt hij stellig: “Wij zijn hechter dan de stad. Er is een sterk sociaal weefsel, een rijk verenigingsleven. Iedereen kent iedereen in Meulebeke.” Taferelen waar je in Gent bijna een medaille voor krijgt, passeren in de Midwest zonder grote woorden. De postbode die op zijn ronde nog tijd maakt voor ‘een klapke’, bijvoorbeeld. “En in het bankkantoor in Izegem bleek de bediende mijn vader te helpen met al zijn overschrijvingen”, zegt Vandaele.

Lennert Lapeere keerde terug naar Meulebeke: 'Ik heb een persoonlijke band.'Beeld Thomas Sweertvaegher

Het is maar hoe je ‘achteruitboeren’ definieert. Zo vertelt Lennert Lapeere, die als archeoloog doctoreert aan de UGent maar wel terugkeerde naar Meulebeke: “In Gent heeft het stadsbestuur het archeologenteam opgedoekt, hier wordt er juist geïnvesteerd in dat lokale erfgoed.” Naast de hechte vriendenbende die hij in Meulebeke heeft, en het perspectief op een betaalbare woning, raakt dat bij hem een gevoelige snaar. “Ik heb een persoonlijke band met Meulebeke en zijn geschiedenis.”

Die band hebben veel West-Vlamingen niet met Gent. “Dat leidt ook binnen de stad soms tot spanningen”, ziet De Gendt. “Op de stadsdiensten werken veel West-Vlamingen, die de kwetsuren uit het Gentse verleden niet altijd goed vatten.” Dat voelt, veel meer dan de afwezigheid van de Gentse r, voor geboren Gentenaars soms als “een inbreuk op hun zijn” aan. Alsof ze de regie uit handen hebben moeten geven aan een bende yuppies, of beter nog “howi’s”, zegt De Gendt: hoogopgeleide West-Vlaamse inwijkelingen.

Wat in 2008 nog politieke satire was – de Nieuw-Gentse Alliantie keerde zich toen al grappend tegen de West-Vlaamse invasie – is door de aanhoudende honger om te blijven plakken naar een voelbare frustratie geëvolueerd, zeker in volkswijken zoals Brugse Poort of Dampoort. De West-Vlaming is er het symbool geworden van “de druk op de politiek om van de stad steeds meer een dorp te maken, met minder verkeer, met minder lawaai, met meer groen”, las ik onlangs in Het Laatste Nieuws, naar aanleiding van de Gentse volksraadpleging rond betaalbaar wonen.

De West-Vlaming is in Gent het symbool geworden van de druk op de politiek om van de stad steeds meer een dorp te maken

Ergens klopt dat wel. Het leidt, bij mij althans, tot een vreemd spagaat. In West-Vlaanderen word ik gereduceerd tot ‘wokie’, in Gent tot ‘bakfietsbobo’, terwijl misschien wel de allermooiste eigenschap van de Gentse West-Vleut een zekere pragmatiek is. “Wij zijn geen dromerige idealisten”, zegt Vandaele. “Wij hebben de realiteit van het platteland beleefd. Die foto van de samenleving waaruit we vertrokken zijn, dragen we voor altijd bij ons.”

Soms kan die foto zo sterk zijn, dat ze een terugkeer bemoeilijkt. Dat lijkt het geval bij Tijl Buyse. Hij is Meulebeke dan wel wat ontgroeid, hij voelt zich naar eigen zeggen té veel Meulebekenaar om zich met een andere plek in West-Vlaanderen, zoals Waregem of Kortrijk, te verzoenen. En noem hem al zeker geen Tieltenaar – ook al gaat Meulebeke vanaf 2025 gebukt onder de fusienaam Tielt. “Neen, dan voel ik me het meest op mijn plek in Gent. Daar is iedereen van ergens anders.”