Vrije Tribune

‘De pensioenstudie van de OESO benoemt spijkerhard de pijnpunten van het Belgisch stelsel’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

De recentste pensioenstudie van de OESO heeft de pijnpunten van het Belgische pensioenstelsel, niet voor het eerst, spijkerhard benoemd, schrijven Ann Verlinden en Marc Van den Bosch, CEO en Member Exco van PensioPlus. De internationale denktank stelt onomwonden dat ouderen nergens zo afhankelijk zijn van het wettelijke pensioen als in België.

In haar studie ontwaart de OESO vier grote mogelijke inkomensbronnen voor gepensioneerden: het wettelijk pensioen, het aanvullend pensioen, spaartegoeden en inkomsten uit voortgezette arbeid. In ons land is een pensioengerechtigde voor meer dan 85 procent van diens gemiddelde maandelijkse bruto inkomen afhankelijk van zijn of haar wettelijk pensioen. Dat is ver boven het gemiddelde in andere ontwikkelde landen, waar die verhouding op 57 procent ligt, omdat andere inkomensbronnen dan het wettelijk pensioen hier veel prominenter aanwezig zijn.

Het spreekt voor zich dat die realiteit een enorme bedreiging vormt voor de overheidsfinanciën, temeer omdat onze publieke pensioenuitgaven door de vergrijzing in de toekomst nog zullen toenemen. Deze kosten zullen volgens het laatste rapport van de Studiecommissie voor de Vergrijzing oplopen tot ongeveer 13,5 procent van het bbp vanaf 2050, tegenover 11,5 procent vandaag.

Dat alles behelst evenwel nog maar de helft van het verhaal. Immers, het wettelijke pensioen waarvan de Belg zo afhankelijk is, volstaat vaak niet om een goede levensstandaard na de pensionering te kunnen handhaven. Uit andere OESO-cijfers was eerder al gebleken dat het Belgische pensioeninkomen, uitgedrukt als percentage van het laatste inkomen, ruim onder het OESO-gemiddelde blijft: 45 procent in vergelijking met 54 procent.

Lees ook:

Aanvullende pensioenen kunnen een instrumentele rol spelen om de pensioenkloof te helpen dichten. Enkel via een en-en-verhaal, dat een solide eerste pijler (wettelijk pensioen) combineert en aanvult met een brede en diepe tweede pijler (aanvullend pensioen), kunnen we voor iedereen in de toekomst een beter en betaalbaar pensioen blijven garanderen. Meer dan tien jaar geleden benadrukte de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 al het belang daarvan.

Een combinatie van beide systemen betekent dat er een diversificatie tot stand komt van risico’s die verschillend zijn, waardoor je er beter tegen beschermd bent. Zo beschermen wettelijke pensioenen bijvoorbeeld tegen het zogenaamde langlevenrisico (door te voorzien in een maandelijkse rente zolang je leeft), terwijl aanvullende pensioenen een goede bescherming bieden tegen demografische effecten zoals de afname van de beroepspopulatie door de vergrijzing (je spaart immers op een collectief niveau voor jezelf).

We moeten dus verder inzetten op de verbreding en verdieping van de tweede pijler en samen met alle stakeholders bekijken hoe we de in het huidige regeerakkoord voorziene ambitie om te komen tot een veralgemeend aanvullend pensioen dat een bijdrage van minstens 3 procent van het brutoloon omvat, zo snel mogelijk kunnen realiseren. Dat zal geenszins een eenvoudige oefening zijn, maar noodzakelijk is ze des te meer, zoals nogmaals blijkt uit de OESO-studie.

Ann Verlinden en Marc Van den Bosch, CEO en Member Exco van PensioPlus

Lees ook:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content