Direct naar artikelinhoud
InterviewDrugscommissaris Ine Van Wymersch

‘Ik zei ooit in de pers: ‘Als je een lijntje coke koopt, financier je een criminele organisatie.’ De reacties die zo’n uitspraak teweegbrengt’

Ine Van Wymersch: ‘We gaan nooit de war on drugs winnen als je bedoelt dat er nooit meer drugs in onze maatschappij zullen zijn. Het is ons doel om België onaantrekkelijk te maken voor criminele organisaties.’Beeld Eva Beeusaert

‘Mensen vragen me soms of België een narcostaat is.’ In februari werd Ine Van Wymersch (43) ’s lands eerste nationale drugscommissaris. Een nuchter gesprek over de war on drugs, haar bodyguards en afvalwater.

Ine Van Wymersch is net terug uit de Verenigde Staten, waar ze in hoog tempo 24 vergaderingen in vijf dagen bijwoonde. “Ik kan het moeilijk een toeristisch uitstapje noemen”, zegt ze, gevolgd door een lach. Maar hier, in een Leuvense taverne, wijst niets op haar drukke bestaan. Van Wymersch zit er ontspannen bij. Aan de gemberthee, ze is wat verkouden. Haar beveiliging onzichtbaar, maar nooit ver uit de buurt.

De juriste is met haar lange staat van dienst als jeugdmagistraat en jongste procureur van België wel iets gewoon. Als voormalig woordvoerder van het parket kiest ze haar woorden zorgvuldig, maar ze houdt niettemin flink de vaart in het gesprek. Met een flinke portie nuchterheid is ze dan ook aan haar nieuwe uitdaging begonnen: vat krijgen op het veelkoppige monster, zoals ze de georganiseerde misdaad noemt, en helder krijgen waar het drugscommissariaat van meerwaarde is. Haar voornaamste doel: België onaantrekkelijk maken voor criminele organisaties.

Toen u de functie van nationaal drugscommissaris werd aangeboden, werd meteen duidelijk dat u beveiliging nodig zou hebben. Heeft u dat doen aarzelen om de job aan te nemen?

“Vooral in het gesprek met mijn man. Als hij daarop afgehaakt was, zou ik het niet hebben gedaan. Je hebt die steun van je directe omgeving wel nodig. Zelf heb ik het snel geaccepteerd: het hoort er gewoon bij. Je hoeft er niet elke minuut van de dag mee bezig te zijn, maar er ook niet te licht over te gaan.”

Heeft u zich sinds uw aanstelling onveilig gevoeld?

“Ik maak me meer zorgen over de veiligheid van mijn fietsende kinderen in het verkeer dan over een bom onder mijn auto. Misschien ben ik naïef, maar dat is mijn dagelijkse ongerustheid. Werkgerelateerde dreigingen kan ik bij professionele diensten leggen. Dat kan ik thuis niet doen.”

In het verleden kreeg u al vaak de vraag voorgeschoteld hoe u werk en gezin combineert. Wat vindt u daarvan?

“Ik heb die vraag altijd beantwoord en snapte ook dat die gesteld werd. Wat ik wél verkeerd vind, is dat de vraag alleen aan vrouwen wordt gesteld. Ze geldt voor iedere ouder, iedere geëngageerde burger. Voor mij is de uitdaging eerder: hoe kun je geëngageerd zijn zonder jezelf daarin te verliezen?”

En, hebt u het antwoord al gevonden?

“Ik laat mijzelf toe geëngageerd te zijn en beschouw het niet als mezelf verliezen als ik ergens op inga. Dat is een soort van mildheid die ik voor mijzelf aan de dag leg. Om tegelijk ook met twee voetjes in de wereld te blijven en langs het voetbalveld te staan. Vanaf een afstandje kunnen mensen zeggen: ‘Wat een leven, hoe krijg je het gecombineerd?’ Ik ervaar dat niet zo. Laat mij vooral zo doen, dan ben ik de beste versie van mezelf.

“Wat ik heel vermoeiend vind, is me daarvoor te moeten verantwoorden en zeggen dat het wel gaat, en dat mijn kinderen niets tekortkomen. Ambitieus zijn heeft nog steeds een negatieve bijklank. Daarom verzamel ik graag gelijkgestemden om me heen die niet oordelen als ik een week in het buitenland zit.”

BIO

geboren in 1980 in Brussel • is sinds februari 2023 nationaal drugscommissaris • werd in april 2019 procureur des Konings in Brussel, was toen de jongste procureur van België • was van 2011 tot 2019 jeugdmagistraat in Brussel • heeft vier kinderen

Staat u op en gaat u naar bed met drugs?

“Dat valt goed mee, hoor. Ik heb best wel een sociaal leven, al word ik selectiever. Ik probeer niet halsstarrig een scheiding tussen werk en privé te handhaven, dan ben ik alleen maar gefrustreerd en schiet ik overal tekort. Het loopt allemaal wat door elkaar. Zolang ze het op het werk oké vinden dat ik in de examentijd ’s namiddags thuis werk zodat ik iedereen een fruitje kan brengen, en zolang mijn gezin het op andere momenten prima vindt dat ik een week in Washington zit, werkt het voor mij. Het is een strijd minder die ik moet voeren.” (lacht)

Kreeg de georganiseerde misdaad dit jaar een gezicht voor u?

“Geld. Voor mij is een euro of dollarteken het gezicht van de georganiseerde misdaad. Het gaat hen niet om drugs of wapens, maar om zo veel mogelijk winst. Zodra je niet meer focust op het product maar op de aanvoerketen of het verdienmodel, zie je een stuk helderder waar je barrières kunt opwerpen. In mijn hoofd is het belangrijk om me niet op cocaïne of cannabis te concentreren, maar op de aanvoerlijnen, de logistiek, het businessmodel.”

U hebt grondig de tijd genomen u in te lezen. Wat heeft dat voor inzichten opgeleverd?

“Ik heb gezien dat er veel mensen met expertise actief zijn in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Dat stelt mij gerust. Tegelijk bevestigt het ook mijn aanvoelen dat drugscriminaliteit geen ingewikkeld, maar een complex probleem is. Als het een ingewikkeld probleem was, zou het volstaan om experts rond de tafel te zetten en kun je dé oplossing uittekenen. Bij een complex probleem moet je innovatief zijn en durven uit te proberen wat werkt. Het drugscommissariaat is een laboratorium waarin vrij gedacht kan worden over de richting die we uitgaan.”

Bijvoorbeeld?

“We hebben dit jaar gezien dat zwaarbewapende drugscriminelen hun in beslag genomen drugs proberen terug te halen in de haven. In de jaren 1990 waren er overvallen op geldtransporten. Toen hebben ze verf in die koffers gestoken (de zogeheten plofkoffer, red.), waarmee het geld bij diefstal onbruikbaar werd gemaakt. We hebben de parallel tussen de geld- en cocaïnetransporten getrokken, want met alleen het zwaarder bewapenen van transporten kom je er niet. Je moet ook naar een structurele oplossing gaan.

“De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) is nu aan het experimenteren met methodes om cocaïne onklaar te maken zodra we ze in beslag genomen hebben, om zo het veiligheidsrisico naar beneden te halen. Criminelen krijgen dan het signaal: zodra de Belgische overheid uw drugs in handen heeft, zijn ze verloren. Voor mij is het ook belangrijk dat we naar de bronlanden kijken. Daar zit de structurele oplossing: dat het daar niet meer ingescheept wordt.”

Nu zeggen de bronlanden vaak dat drugs een kwestie is van vraag en aanbod. Oftewel: als er geen vraag is, komt er geen drugs aan in de havens van Europa. Hoe ziet u dit?

“Het gaat niet om vraag of aanbod: het gaat om een verdienmodel van de georganiseerde criminaliteit. Als je dat verdienmodel dwarsboomt, zal er geen aanbod meer zijn. Ook al is er een vraag.”

Is dat zo? Drugs vinden toch altijd wel een weg?

“We gaan nooit de war on drugs winnen als je bedoelt dat er nooit meer drugs in onze maatschappij zullen zijn. Het is ons doel om België onaantrekkelijk te maken voor criminele organisaties. We moeten niet focussen op het volledig bannen van drugs, maar wel inzetten op de negatieve effecten van gebruik door preventie, mensen sensibiliseren en informeren. Zo kun je volgens mij die vraag beïnvloeden.”

Dan even naar het Antwerpse Zuid. Dit jaar bleek uit Europees onderzoek dat hier de meeste cocaïnesporen in het afvalwater worden gevonden. Het cokegebruik neemt toe, maar daar hebben we het weinig over. Zijn we bang om onze neus op dat vlak in andermans zaken te steken?

“Ja, er hangt een vreemd taboe over het aangaan van dat gesprek. Ik deed ooit in de pers de uitspraak: ‘Als je een lijntje coke koopt, financier je een criminele organisatie.’ De reacties die zo’n uitpraak teweegbrengt. (zucht) Voor mij wijst dat toch op de moeilijkheid van de boodschap. Niet om ze te begrijpen, maar om ze te aanvaarden. Ik zeg niet dat elke gebruiker een criminal mind heeft of de morele opzet om een criminele organisatie rijk te maken. Maar je doet het wel.”

‘Ik deed ooit in de pers de uitspraak: ‘Als je een lijntje coke koopt, financier je een criminele organisatie.’ De reacties die zo’n uitspraak teweegbrengt.'Beeld Eva Beeusaert

Rotterdam startte een campagne tegen drugsgeweld: ‘Jouw lijntje, zijn liquidatie.’ En: ‘Er kleeft bloed aan jouw pil.’ Zou u dezelfde slogans gebruiken?

“Dat is misschien toch net iets te stigmatiserend. Het klopt dat je een criminele organisatie financiert. Daarmee keur je nog niet het geweld dat ermee gepaard gaat goed, maar je sluit wel je ogen voor de link tussen beide. Het is niet gemakkelijk om de juiste toon in een maatschappijbrede campagne te vinden. Zelf vind ik de BOB-campagne zeer geslaagd, want daarbij wordt zowel de potentieel dronken bestuurder als de sociale omgeving van die persoon aangesproken. Dat mis ik wanneer het over drugs gaat. Ook moeten we van het stigma rond drugsgebruik af. Daardoor vinden mensen de weg naar de hulpverlening niet.”

Voert u een gesprek over drugsgebruik met uw kinderen? In welke leeftijdscategorie zitten zij?

“Op dat laatste geef ik liever geen antwoord. Maar voor mij is spreken over drugs niet zo heel anders dan seksuele opvoeding. Het is belangrijk om over die zaken te praten die tot de leefwereld van kinderen en jongeren behoren. Ik hoor volwassenen vaak zeggen: ik heb vroeger zelf ook geëxperimenteerd, het zou hypocriet zijn dat niet te zeggen. Maar er zijn zoveel dingen die we niet open en bloot aan onze kinderen vertellen. Als je het met kinderen over seks hebt, hoef je toch ook niet per se al je eigen seksuele ervaringen op tafel te leggen? Bij drugs wil men ineens heiliger zijn dan de paus. Ik vraag me af of dat nodig is.”

Minderjarigen worden door drugscriminelen ingezet. Zij halen containers uit en plegen aanslagen in Antwerpen. Hoe houden we als samenleving jongeren erbij die makkelijk geld kunnen verdienen in de drugswereld?

“Als je zorgt dat mensen kwaliteitsvol kunnen wonen, een opleiding krijgen en werk en perspectief hebben, verklein je de poortjes naar de criminaliteit. Strengere straffen gaan alvast nooit de kern van het probleem oplossen. Als je niet meer inzet op sociale cohesie, staat de deur naar individueel falen open.”

Is preventie een ondergesneeuwd item?

“Niet alleen drugspreventie, maar zorg in het algemeen. Als je een ommekeer wilt bewerkstelligen in je maatschappij, moeten we veel meer inzetten op geestelijke gezondheidszorg en dus ook op drughulpverlening.”

Waarom gebeurt dat niet?

“Het is mij echt een raadsel. Als het over drugs gaat, sleurt men altijd Binnenlandse Zaken en Justitie in het bad. Dat komt anderen goed uit.”

Wie moeten er ook in dat bad?

(stellig) “Volksgezondheid, zowel federaal als regionaal. Als we niet in geestelijke gezondheidszorg en preventie investeren, ben je deel van het probleem. Je gaat de shift niet realiseren door alleen meer politie op straat te zetten, maar ook door de lokale besturen erbij te betrekken en gebruik te maken van bestuurlijke handhaving. Ik viseer geen enkele minister of burgemeester, maar ik doe wel een oproep naar alle beleidsniveaus. We moeten echt massief investeren in die laagdrempelige hulpverlening.”

Maar u krijgt als drugscommissaris op dat vlak toch ook nog geen voet aan de grond? De resultaten van dit jaar zitten allemaal vast op handhaving.

“Volksgezondheid financiert mee het drugscommissariaat, maar ik wacht door capaciteitsproblemen nog altijd op een vertegenwoordiger. We hebben nu 10 miljoen beschikbaar voor de strijd tegen de georganiseerde misdaad (Van Wymersch heeft een ‘drugsfonds’ opgericht, waarmee crimineel geld terugvloeit naar de maatschappij, red.). Hiermee willen we ook in hulpverlening en preventie investeren. Een goed voorbeeld is Brussel, waar politie en zorgverstrekkers inmiddels samen de straat op gaan.

“Drugsgerelateerd geweld gaat niet alleen over bommen en granaten, maar ook over gedragspsychologie en verslavingsproblematiek. Het merendeel van de oproepen die ik als procureur in een wachtdienst binnenkreeg ging over mensen onder invloed − of dat nu om intrafamiliaal geweld gaat, verkeersongevallen of geweld tegen politiemensen en treinbestuurders. We registreren momenteel alleen het basismisdrijf, maar niet of dit veroorzaakt is door iemand onder invloed. Als we die data wel zouden hebben, denk ik dat dat het maatschappelijk draagvlak om ons massaal tegen drugs te keren zou vergroten, omdat we zien hoeveel het bijdraagt aan onveiligheid in onze samenleving. Gemakshalve denken we nu: het zijn de bendes die elkaar afmaken.”

Het kraken van communicatiekanaal Sky ECC bracht niet alleen criminele netwerken aan het licht, maar ook corruptie. Kruipt de onderwereld steeds meer naar de bovenlagen van de samenleving?

“Mensen vragen me soms of we een narcostaat zijn. Mijn antwoord is duidelijk ‘neen’, maar we moeten absoluut waakzaam zijn. Uit het Sky-dossier hebben we geleerd dat geen enkele sector vrij is van het risico op infiltratie. Dat is een reëel risico voor onze democratische structuren en waarden. Vandaar dat we mensen op sleutelposities goed moeten screenen, weerbaar maken en beschermen. Daar is nog werk aan de winkel.”

Kan legalisering soelaas bieden?

“Daar mag ik eigenlijk geen mening over hebben: legalisering is in de eerste plaats een politieke beslissing. Zelf stel ik vast dat dit zeer naïef wordt voorgesteld. Wat zeker is, is dat legalisering nooit het antwoord op drugsgeweld kan zijn. Als drugscommissariaat gaan we wel de bestaande regels en wetten evalueren en onze uitkomsten aan beleidsmakers voorleggen.”

Is het niet ook tijd voor een Europees debat?

“Ja, en ik denk dat België dat debat moet openen, zeker met het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in zicht. Er moet een Europees beleid komen en er moet een Europese visie zijn op legalisering en decriminalisering. We moeten met experts rond de tafel en in alle nuchterheid kijken: wat werkt er in het buitenland, wat heeft niet gewerkt?”

Naast ons staat een oudere man op en trekt zijn jas aan. Zijn tafeltje grensde aan de onze, hij kon meeluisteren met het gesprek. Hij buigt zich naar Ine Van Wymersch en spreekt haar aan. “Veel dank voor het werk dat u doet, mevrouw. Een ongelijke strijd, maar geef niet op”, is zijn boodschap. Het valt op dat er niet meteen een beveiliger opspringt; de drugscommissaris neemt de bemoedigende woorden met een warme glimlach in ontvangst.

Gebeurt het vaker dat mensen u aanspreken?

“Ja, sinds ik een paar keer publiekelijk heb gesproken. Ik ben het wel gewend: als woordvoerder van het parket werd ik altijd als een soort wandelend geweten van Justitie aangesproken. Natuurlijk zijn er momenten dat je daar geen zin in hebt, maar ik vind het belangrijk om in debat te blijven. En met zo’n kleine aanmoediging kun je alleen maar blij zijn.”

U bent een ongelijke strijd aangegaan. Hoe houdt u de moed erin?

“Het laatste wat we mogen doen, is opgeven. Ik voel me gesteund en geïnspireerd door mensen om mij heen die zich inzetten in onze samenleving. Door met hen in verbinding te staan, vind ik energie om door te gaan. Onverschilligheid is een sluimerend gif, engagement een krachtig tegengif.”

'Een risicoloze of foutloze maatschappij bestaat niet, ook niet bij justitie.'Beeld Eva Beeusaert

Hoe is het met het vertrouwen in justitie gesteld, na het Reuzegom-proces, de aanslag in Brussel, de documentaire Godvergeten?

“Het vertrouwen is op zijn zachtst gezegd wankel. Om dit te herstellen, is dagelijkse inspanning nodig van iedereen binnen justitie. Een transparante, heldere en genuanceerde communicatie is hierbij belangrijk.

“Wat mij opvalt is dat de berichtgeving heel eenzijdig en ontwrichtend is, waarmee ik geen enkel probleem onder de mat wil schuiven. Wat mij stoort in het dossier over de aanslag in Brussel, is dat stemmen binnen de pers en politiek op zoek zijn gegaan naar een schuldige die verantwoordelijk is. Dan voed je een heksenjacht.”

Er is toch ook bericht over de druk op magistraten, de onderbezetting, trage digitalisering? Wat was volgens u het verhaal?

“Ik ken het concrete dossier niet. Het gaat voor een stuk over digitalisering: die weg is nu ingeslagen. Als de toner van mijn printer leeg is, gaat er automatisch een signaal naar de firma om te zeggen dat hij vervangen moet worden. Als een dossier dreigt te verjaren, moet er eenzelfde alarmbericht uitgaan.

“Als je de checks-and-balances overboord gooit omdat je geen mensen hebt om ze uit te voeren, weet je dat je wacht op een fout. Nu, een risicoloze of foutloze maatschappij bestaat niet, ook niet bij justitie. Zolang magistraten – en gelukkig maar − inschattingen moeten maken met de informatie die ze op dat moment hebben, zal er altijd een foutmarge zijn. En het lijkt alsof we dat niet meer kunnen aanvaarden.”

We gaan dodelijke slachtoffers toch niet tot een foutmarge degraderen?

“Absoluut niet, en dat zeg ik ook niet. Wat we moeten doen, is nagaan hoe het systeem beter kan worden, zodat het risico op fouten zo klein mogelijk is. Maar nul risico bestaat niet. Ik heb er alle respect voor dat nabestaanden deze vaststelling niet kunnen aanvaarden, dat verwacht ik ook niet. Maar als ik gebeld word door een journalist om de naam te krijgen van die ene magistraat of politieman die verantwoordelijk zou zijn, denk ik wel: waar gaat dit naartoe? En het ergste is: je laat het momentum voorbijgaan om het over structurele problemen en oplossingen te hebben, zodat herhaling voorkomen kan worden.”

Was er een zaak dit jaar die u uit uw slaap hield?

“De dood van Firdaous (het 11-jarige meisje dat in januari overleed na een beschieting van een woning in Antwerpen, red.). Zij werd als kind uit een drugsfamilie geframed, ik hoorde het laatst een politieman nog zeggen. We hebben daardoor collectief afstand van haar genomen. Ik lig wakker van dit soort ontwrichtende communicatie, van het ontmenselijken. We gaan op dat vlak niet de goede kant uit.”

Hoe kijkt u wat dat betreft naar de verkiezingen in 2024?

“Ik hoop dat we wijs zullen zijn en dat we niet denken dat verharding onze samenleving beter zal maken. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om altijd de nuance te brengen en altijd te blijven communiceren. Niet alleen publiekelijk, maar ook in mijn eigen leven en mijn sociale kring.”

Vindt u het belangrijk dat uw kinderen zien dat u maatschappelijk geëngageerd bent?

“Ja. En ik denk dat je kinderen veel meegeeft als je dicht bij jezelf blijft. Ik introduceer natuurlijk ook mensen bij ons thuis die ze anders niet te horen zouden krijgen. Misschien is dat ook waardevol in hun leven.”

Doet u dat zelf elders ook, anderen nieuwe perspectieven aanreiken?

“Ik heb vaak gesprekken met vrouwelijke magistraten gevoerd en hun gezegd dat ze het financiële gesprek met hun partner moesten aangaan. Nu hoor ik nog vaak: ‘Mijn man vindt het oké dat ik een carrière heb.’ Goed, fijn, prima, maar wat betekent dit voor jullie gezinsorganisatie? Als je partner verwacht dat je kinderen niet in de naschoolse opvang zitten en dat jij ze ophaalt en brengt, is het geen eerlijke instemming. Je moet misschien een deel van je gezinsbudget aan extra hulp spenderen. Dat financiële gesprek wordt vaak niet gevoerd. Ik wil absoluut mijn normen niet opdringen, maar het gaat wel over: is er een werkelijke gelijkwaardigheid? Ik voel veel impliciete verwachtingen in de samenleving.”

In de praktijk pakken vrouwen veel niet-geïdentificeerde taken op, zoals oppas regelen bij ziekte, kinderfeestjes organiseren, schoolspullen klaarleggen.

“Ik doe inderdaad meer tijdgebonden taken: de gymtas klaarzetten, cadeautjes regelen voor verjaardagen, een nieuwe Tipp-Ex regelen als er examens zijn. Een verzekering kun je bijvoorbeeld afsluiten wanneer je wilt. Mijn man en ik zijn het erover eens dat hulp vragen helemaal oké is, ook vanuit onze omgeving. En, nog belangrijker, we komen overeen in hoe we onze kinderen opvoeden en over de waarden die we hun willen meegeven.”

Hoe brengt u straks de feestdagen door?

“Met mijn familie, niets spectaculairs. We doen ook altijd een framily-feest met vrienden die we als familie beschouwen. We zwemmen al meer dan 25 jaar samen door watertjes, in goede en slechte tijden. Qua onvoorwaardelijkheid voelen zij als familie.

“We doen als ‘de warmste straat’ ook altijd mee met De Warmste Week. We steken de vuurkorven aan in onze buurt, de kinderen bakken cake en er is soep; iedereen brengt iets mee. Er zijn vaak nieuwe buren die voor internationale bedrijven of de Europese instellingen werken. Zo leren we elkaar kennen en helpen we onderling met praktische dingen als platte fietsbanden, babysit en vergeten sleutels. Dat sociale weefsel, ik probeer dat ook echt in de praktijk om te zetten op mijn eigen kleine schaal.”