Direct naar artikelinhoud
InterviewHilde Crevits

Hilde Crevits (cd&v) duidt de crisis in de jeugdhulp: ‘De mentale problemen bij jongeren zijn aan het escaleren’

Hilde Crevits (cd&v): 'Ik blijf een perfectionist die bang is om te falen.'Beeld Saskia Vanderstichele

De crisishulp voor kinderen kraakt in al zijn voegen, toonde een nieuwe Pano-reportage pijnlijk aan. Bevoegd minister Hilde Crevits (cd&v) vindt dat er niet enkel naar meer middelen en plaatsen mag gekeken worden. ‘De mentale problemen bij jongeren zijn aan het escaleren: dat kan noch de overheid, noch de hulpverlening alleen opvangen.’

‘U merkt dat ik er nog zin in heb, hè? Ik ben absoluut niet uitgeblust,’ zegt Hilde Crevits (56) met twinkelende ogen. Voor het eerst in haar carrière is de minister bevallen van een boek, Tussen eb en vloed. Op de achterflap schrijft ze: ‘Een leven in de politiek is een leven in de branding, op het ritme van de getijden. Het is aan ons om die getijden aan te voelen, erop te anticiperen, maar ons niet te laten meeslepen.’ Voorwaar geen makkelijke taak in tijden van verzuring, hijgerige debatten, vernietigende commentaren en alarmerende peilingen.

U kreeg al vaker het aanbod om een boek te schrijven. Waarom hapte u dit keer toe?

“Ik heb er lang over nagedacht. De uitgever vond het knap dat ik heel open had gesproken over de oververmoeidheid die me vorig jaar heeft geveld. In die zes weken heb ik lange strandwandelingen gemaakt om na te denken over mijn leven en waarom ik dit alles, na al die jaren, nog altijd graag doe. Voor mijn boek heb ik dat opnieuw gedaan, met een journaliste die alles opnam en uittikte. Daarna heb ik me vijf dagen opgesloten om de tekst af te slanken. Ik wilde dat het echt iets van mij werd. Elk hoofdstuk vertrekt van een quote die me raakt. Zoals deze, die toegeschreven wordt aan Goethe: ‘Er zijn twee dingen die een kind van zijn ouders moet krijgen: wortels en vleugels.’”

In 2001 werd u schepen in Torhout, in 2004 Vlaams Parlementslid, in 2007 Vlaams minister. Bent u hard veranderd in die 23 jaar?

“Alexander De Croo zegt dat hij harder is geworden. Bij mij is het net omgekeerd, zeker sinds ik op Welzijn zit. Dat departement confronteert je voortdurend met de kwetsbare mens, en dat kruipt onder je vel. Daarom heb ik bij de start van de regering tegen Wouter Beke (toenmalig cd&v-voorzitter, red.) gezegd dat ik Welzijn liever niet wilde doen (waarop Beke zelf de post invulde, red.). Na zijn ontslag ben ik er toch voor gegaan. Maar de schrijnende verhalen hakken erin: een jongen die is verdronken in de instelling waar hij verbleef, drama’s in de kinderopvang, wanpraktijken in woonzorgcentra, handgeschreven brieven met noodkreten ... Mijn medewerkers helpen me om overeind te blijven te midden van al die heftige verhalen.”

Lag uw overstap naar het departement Welzijn mee aan de basis van uw crash?

“Ongetwijfeld. Halfweg een legislatuur overstappen naar een kabinet dat maandenlang door een diep dal is gekropen (doelt op het ontslag van Wouter Beke na crisissen in de ouderenzorg en de kinderopvang, red.), dat is zwaar. Ik zat voordien al op mijn tandvlees. Ik sliep slecht en was vaak prikkelbaar. Samen met die overstap heeft dat ertoe geleid dat mijn dokter me zes weken verplichte rust heeft voorgeschreven. Ik heb geleerd dat ik niet van gewapend beton ben. Maar ik heb óók geleerd dat je weer overeind kunt krabbelen. Ik voel me weer goed. Alleen diep slapen blijft een probleem: mijn hoofd blijft ’s nachts malen, en ik heb nogal flamboyante dromen waarin alles kriskras door elkaar loopt.”

Over Sammy Mahdi als dragqueen? Of over Jean-Luc Dehaene die opstaat uit de doden?

“Nog gekker! Maar ik wil uw fantasie niet te veel prikkelen (lacht). Laat eten en wijn drinken helpt ook niet. Als ik om negen uur ’s avonds thuiskom, heeft mijn man meestal lekker gekookt en overschouwen we de dag bij een glas wijn. Dat is het enige moment waarop ik echt tot rust kom. Kris is een echte bourgondiër, maar sinds mijn gedwongen pauze kookt hij lichtere maaltijden met veel groentjes, zodat ik beter slaap. Geen biefstuk-friet meer om tien uur ’s avonds. Ons wijnverbruik is gedaald en ik let erop dat ik genoeg beweeg. In Brussel doe ik de verplaatsingen te voet, meestal al bellend. In de auto zit ik toch maar mijn kas op te vreten in de file.”

Uw N-VA-collega Zuhal Demir doet ademhalingsoefeningen voor elke stressvolle vergadering.

“Ik heb zelfs ademhalingstherapie gevolgd bij de kinesist! Mijn dokter zegt dat ik vorig jaar tijdens die verhitte begrotingsbesprekingen ben flauwgevallen omdat ik hyperventileerde. Als ik opgejaagd ben en snel wil spreken, adem ik heel kort en oppervlakkig. De kinesist heeft me geleerd vanuit mijn buik te ademen. Dat helpt, mijn hartkloppingen tijdens debatten zijn verdwenen. En als het er in de regering nog eens stevig aan toegaat, zeg ik: ‘Pas op of ik val weer flauw, hè’! (lacht) Dat helpt om de spanning te breken.

U schrijft dat u als jonge schepen van Openbare Werken buikpijn had van de stress voor elke publieke verschijning. Hebt u daar nog altijd last van?

“Nee, maar ik blijf een perfectionist die bang is om te falen. Als jong meisje wilde ik aan de top staan, speechen voor volle stadions, staande ovaties krijgen! Maar ik was bang om op de gemeenteraad voor twintig mensen te spreken. Mijn vader, die ook politiek actief was voor de CVP in Torhout, zei dat er maar één recept was: veel oefenen. ‘Je moet doorbijten, iederéén is bang om af te gaan.’ Elke gemeenteraad voelde voor mij als een examen. Ik ging er hypervoorbereid naartoe. Ik heb hard moeten werken om die controledrang los te laten, anders was mijn personeel gillend weggelopen. Toen ik twee jaar schepen was, sprak de stadsontvanger me aan op de parking: ‘Hilde, je gaat moeten veranderen, want je bent zo perfectionistisch dat je je stress overzet op anderen. Dat maakt hen ongelukkig.’ Later, in Brussel, hebben anderen me dat ook gezegd. Als beginnend minister verbeterde ik alle teksten van mijn medewerkers met een rode stift. Ik moet er nog altijd op letten dat ik niet op alles commentaar geef, maar het is niet meer zo grimmig als vroeger.”

Als advocate en schepen in Torhout werkte u vaak thuis. De overgang naar Brussel liep niet van een leien dakje.

“Mijn man had ook een drukke job, als architect. We waren het gewoon om tot ’s nachts door te werken, maar we waren tenminste samen thuis. Als minister zat ik plots hele dagen in Brussel. Wanneer ik thuiskwam, maakten we ruzie over wie de afwas moest doen en waarom de vuilniszakken niet buiten stonden. Dat was een zware periode. Tot we beseften: we hebben het allebei druk, we moeten elkaar helpen. Dus maakten we een goeie afspraak: wie tijd heeft, doet het. Als ik ’s avonds thuiskom en zie dat de afwas er nog staat, begin ik eraan. Dan weet ik: Kris heeft geen tijd gehad. Maar meestal doet hij het, hij is vaker thuis.”

Als jong parlementslid kreeg u debattraining van een coach. Ook dat liep niet zoals gepland.

“Hij wilde mij volledig afbreken en weer opbouwen volgens zijn principes. Alles wat ik zei, was slecht. Mijn vier collega’s pikten dat, maar ik ben met slaande deuren vertrokken. Ik belde naar huis en zei: ‘Ik stop met politiek!’ Gelukkig zocht de partij een andere coach, een lieve Nederlander. Hij vond me een natuurtalent, spontaan en authentiek. Dat was een opluchting: ‘Ah, ik kan tóch iets?’ Hij heeft me truken geleerd die ik nog altijd gebruik.”

Bart De Wever omschreef u in de vorige verkiezingscampagne als ‘een sympathiek Chiromeisje van wie je automatisch koekjes zou kopen aan de deur.’

“Hij zei ook dat je je bak vol krijgt als je die koekjes niet koopt. Hij noemde me ‘een valse lieve’ (lacht). Kijk, als je goed wilt samenwerken, moeten de persoonlijkheden matchen. In het vierde middelbaar ben ik gezakt voor wiskunde omdat de leerkracht me niet aanstond. Eén keer gooide ze me buiten en liep ik weg van school. Veel ouders trekken tegenwoordig partij voor hun kind, maar de mijne stonden zelf in het onderwijs, dus stuurden ze me terug om mijn excuses aan te bieden. Ondanks mijn buis mocht ik toch naar het vijfde jaar Latijn-Wiskunde. Daar haalde ik wel goeie punten, omdat de leerkracht me beter lag.”

Was u zo’n lastig kind?

“Ik heb me als tiener een tijdje heel slecht gevoeld. Ik was erg onzeker. Ik weet nog dat ik met mijn moeder kleren ging kopen en dat ik mezelf lelijk vond. Ik had een negatief wereldbeeld. Weltschmerz. Als minister praat ik vaak met kwetsbare meisjes over pesterijen, twijfels, eetstoornissen en de pijn van afgesprongen relaties. Ze reageren opgelucht als ik vertel dat ik vroeger ook heel onzeker was. ‘En u bent miníster geworden?’ Dan zie je de hoop in hun ogen groeien. Door de invloed van sociale media hebben zij het vandaag nog veel moeilijker. Ze vergelijken zichzelf constant met de perfecte lichamen op TikTok en Instagram. Ze stellen zich kwetsbaar op door filmpjes van zichzelf te maken, maar krijgen commentaar op elke imperfectie. Te dik, te dun, te bruin, te bleek. Ik word al ongelukkig van harde commentaren, hoe moet het dan voor die meisjes zijn?”

De impact is zichtbaar in de jeugdhulp. Vorig jaar waren er meer dan 15.000 crisisvragen voor kinderen met zware mentale problemen, een stijging met 28 procent tegenover 2020. In meer dan 2.000 gevallen kon het crisismeldpunt géén geschikte hulp vinden.

“Experts hebben daar tijdens de coronacrisis voor gewaarschuwd: ‘Over twee à drie jaar komt de mentale weerbots bij deze generatie.’ Daar zitten we nu middenin. Ik heb 100 miljoen euro vrijgemaakt om de ergste noden te lenigen. Daarmee kunnen we minstens 1.200 extra gezinnen begeleiden. Maar extra plaatsen creëren is geen wonderoplossing. De mentale problemen bij jongeren zijn aan het escaleren: dat kan noch de overheid, noch de hulpverlening alleen opvangen. Mensen moeten dringend weer meer zorg dragen voor zichzelf en voor elkaar, door problemen te uiten, vrienden of familieleden in vertrouwen te nemen en een luisterend oor te bieden voor anderen. Ik werd tijdens mijn ziekteverlof begeleid door een arts, maar de uitgebreide gesprekken met een paar heel goeie vrienden hebben mij erdoor geholpen.”

Veel politici omschrijven de Wetstraat als een toxische omgeving. Vindt u dat de politiek harder is geworden?

“Vijftien jaar geleden ging het er ook hard aan toe, maar ik vind dat we in de regering nu menselijker met elkaar omgaan. Er wordt meer rekening gehouden met familiale situaties, er zijn minder nachtelijke vergaderingen. De relatie met de buitenwereld is wel verslechterd. De sociale media zijn vaak puur vergif. Tijdens mijn ziekteverlof heb ik beslist om Twitter te bannen. Mijn communicatieteam tweet nog, maar ik kijk hoogstens nog één keer per maand. Dat heeft mijn levenskwaliteit sterk verbeterd (lacht).

“Ik mis ook de discretie van vroeger. Je kon een weekend lang onderhandelen zonder dat er iets uitlekte. Nu ligt alles meteen op straat. Waarom hebben Zuhal Demir en Jo Brouns elkaar gevonden in het stikstofdossier? Omdat ze elkaar, ver weg van de camera’s, in vertrouwen hebben genomen en naar elkaar hebben geluisterd. Dat hebben we in deze regering te weinig gedaan.”

‘Ik voel me weer goed, alleen diep slapen blijft een probleem. Mijn hoofd blijft malen ’s nachts, en ik heb nogal flamboyante dromen, waarin alles kriskras door elkaar loopt.’Beeld Saskia Vanderstichele

NIET MEER WOLLIG

Volstaat goed beleid nog voor de centrumpartijen? Of moet je polariseren om populair te worden?

“Ik ben geen spektakelpolitica, toch heeft de kiezer mij telkens beloond. De laatste maanden hoor ik van veel mensen: ‘Eigenlijk zijn jullie wel goeie bestuurders.’ Maar ze moeten je kennen en vertrouwen. En we mogen dat vertrouwen niet ondergraven door elkaar kapot te tweeten. Ons systeem van coalitieregeringen werkt alleen als je goeie banden onderhoudt met andere partijen. Een regering kun je vergelijken met een gezin dat moet beslissen over een reisbestemming: de één wil kamperen, de ander wil op safari, een derde droomt van een all-inhotel. Dan zoek je iets waarmee iedereen content is. Maar als iedereen de hakken in het zand zet, wordt het moeilijk. Wij zijn verplicht om de middenweg te zoeken en compromissen te sluiten. Ik vind het onbegrijpelijk dat die middenweg niet meer mensen aanspreekt. Wat ze thuis en in hun vriendenkring als vanzelfsprekend beschouwen, vinden ze in de politiek onaanvaardbaar. En ze worden daarin opgejut door media die aan scorebordjournalistiek doen en het voortdurend hebben over partijen die ‘in het zand bijten’ en ‘hun kiezers bedriegen’.”

U bent in uw boek zeer kritisch voor de media.

“Ja, ik heb van u ook eens een 3 op 10 gekregen, als minister van Landbouw (in Humo’s regeringsrapport, red.). Daar was ik echt niet gelukkig mee. De politieke verslaggeving focust veel te hard op het negatieve. Zo dragen de media bij tot verzuring en verruwing. Er verschijnen voortdurend grote artikels over fouten en problemen, terwijl de oplossingen amper aandacht krijgen. Tegenover elk incident in een crèche of jeugdinstelling staan honderden prachtige voorbeelden. Het doet me pijn dat die zo weinig naar buiten komen. Hoe moet ik dan mensen warm maken voor de zorg? Journalisten zeggen dat goed nieuws geen nieuwswaarde heeft. Ik ben het daar niet mee eens. Mensen hebben nood aan hoop. Er zijn woonzorgcentra die wachtlijsten hebben voor het personéél. Iedereen wil daar werken, omdat hun aanpak innovatief is, met veel vrijheid voor de werknemers. Waarom maakt niemand daar eens een reportage over?”

Vindt u dat de perceptie over de regering-Jambon ook te negatief is?

“Het regeerakkoord is voor 98 procent uitgevoerd. Hoe vaak is er niet geschreven dat de regering de crisis in de kinderopvang niet zou oplossen, of zou vallen over stikstof? Telkens vonden we een oplossing. Maar ook dan gaat de aandacht naar het negatieve.”

Dus als Vlaams Belang volgend jaar 30 procent haalt, is dat de schuld van de media?

“De kiezer heeft altijd gelijk, maar wordt beïnvloed. Daarin spelen media een belangrijke rol. Maar wij moeten ook tonen dat we kunnen besturen, en dat het béter wordt. De interviews van Bart De Wever stralen iets deprimerends uit. Ik geloof daar niet in. Als je wanhopig bent, doe je beter niet meer mee.”

U pleit ook voor maximaal één peiling per jaar.

“De media roepen dat wij te weinig op de lange termijn denken, maar ze organiseren zélf de waan van de dag door om de drie maanden een peiling te houden. Ik haat dat! Hoe kun je dan nog beslissingen nemen die onpopulair, maar wel noodzakelijk zijn?”

Stijn Baert merkte in De tafel van Gert op dat ook centrumpartijen zich nu ook bezondigen aan populisme. Denk maar aan de uitspraken van Sammy Mahdi over het Reuzegom-proces, of jullie Trumpiaanse campagne tegen het vorige stikstofakkoord, waarbij cd&v mensen bang maakte voor lege winkelrekken en voedseltekorten.

“Andere partijen doen dat minstens even hard, van de PVDA tot Vlaams Belang en alles ertussen. De tijden zijn veranderd.”

Mahdi beweerde zelfs dat de landbouw hier moet wijken voor drie bomen en een vleermuis. Vindt u dat ernstig?

“Een partijvoorzitter moet soms kort door de bocht gaan om de dingen scherp te stellen. Alleen zijn jullie dat van ons niet gewoon. Vroeger kregen we bij cd&v altijd te horen dat we te grijs en te wollig waren: ‘Waarvoor staan jullie nu eigenlijk?’ Dat horen we nu niet meer. Mahdi zet duidelijk de lijnen uit, zodat de kiezer weet waarvoor wij vechten.”

HARDE KEUZES

U was minister van Onderwijs in de vorige regering. Mogen we de slechte PISA-resultaten ook op uw conto schrijven?

“«Ik heb de cover van Die Welt naar mijn opvolger Ben Weyts (N-VA) gestuurd: ‘Duitse leerlingen scoren slechter dan ooit’. Het onderwijs gaat bijna overal achteruit. Dat is dus niet de schuld van één of twee Vlaamse ministers. We hebben te maken met ontlezing, anderstaligheid, lerarentekorten …”

Dan verwacht je toch maatregelen van de minister?

“Ik heb geprobeerd om het tij te keren, onder meer met de hervorming van het middelbaar onderwijs. Maar ik verzet me tegen degenen die enkel hameren op kennis, kennis, kennis. Dat mag niet het enige zijn. Ik heb bij mezelf en mijn kinderen gezien welke impact leerkrachten kunnen hebben op je ontwikkeling als persoon. Daarom moeten leraren de tijd blijven krijgen om met jongeren te spreken, hun te leren dat je kunt rechtkrabbelen als het tegenzit. Dat heeft niks te maken met pretpedagogie.”

Had u meer kunnen doen om het lerarentekort te vermijden?

“Ik heb de lonen verhoogd, de zij-instroom bevorderd, de planlast teruggedrongen en een campagne gelanceerd om jongeren warm te maken voor een job in het onderwijs. Onderwijs is nog te vaak tweede keus voor mensen met talent. In een populaire Vlaamse soap was enkele jaren geleden deze zin te horen: ‘Ge gaat toch niet voor de klas staan, zeker?’ Wat een onverantwoorde boodschap in een soap waarnaar 1 miljoen mensen kijken! Ik was zo kwaad dat we de makers hebben gebeld.”

De jeugdhulp verzuipt, het onderwijs boert achteruit en ook de kinderopvang gaat door een zware crisis. Jonge moeders moesten maandenlang op de tribunes van het parlement komen zitten vóór de Vlaamse regering eindelijk inzag dat ze fors moest investeren.

“De perceptie dat wij de kinderopvang hebben verwaarloosd, is fout. Het jaarbudget is onder deze regering meer dan verdubbeld, tot meer dan 1 miljard euro.”

Is alles nu opgelost?

“Nee, het komt goed, maar niet onmiddellijk. Het extra geld stelt ons in staat om duizenden plaatsen te creëren in crèches waar ouders betalen naargelang hun inkomen. Die crèches krijgen meer subsidies, waardoor de kindbegeleiders 1.000 euro bruto per maand meer verdienen. Zo wordt hun job aantrekkelijker. Ook de kindratio zakt: tot nu toe mochten begeleiders voor negen kinderen tegelijk zorgen, in 2024 daalt dat naar acht, en voor baby’s naar vijf. In de volgende legislatuur wil ik de ratio verder verlagen, maar als ik dat te drastisch doe, verliezen we plaatsen wegens personeelsgebrek.”

Na de wantoestanden die in de media aan het licht kwamen, hebt u de controles in de kinderopvang verstrengd. Margot Cloet, baas van Zorgnet-Icuro, zei vorige zomer in Humo dat de slinger is doorgeslagen. ‘Het personeel voelt zich opgejaagd wild, terwijl op 95 procent van de plaatsen alles prima verloopt.’

“Baby’s en peuters zijn ons dierbaarste goed en kunnen zichzelf niet verdedigen. Het is onze verdomde plicht om te zorgen dat ze veilig zijn in de crèche. Bij gerede twijfel móéten wij optreden.”

Ouders die minstens vier vijfde aan het werk zijn, krijgen voorrang in de kinderopvang. Daar is veel kritiek op van armoedespecialisten en oppositie: kinderen uit kwetsbare gezinnen hebben ook baat bij een paar crèchedagen per week, maar dreigen uit de boot te vallen. Dat is nefast voor hun ontwikkeling én voor hun ouders, die het lastiger krijgen om werk te zoeken.

“De voorbije jaren kreeg ik voortdurend te horen dat tweeverdieners al een crèche moeten zoeken vóór ze een kind maken, omdat jonge moeders anders niet opnieuw aan het werk kunnen. Het is toch normaal dat wij hardwerkende mensen ondersteunen?”

De regering krijgt vaak de kritiek dat ze vooral voor de middenklasse rijdt. Ze investeert amper in sociale woningen, knipt in het aanbod van De Lijn, maar deelt wel premies uit voor elektrische wagens en houdt de verlieslatende luchthaven van Deurne open, zodat vastgoedbaronnen als Paul Gheysens met hun privéjets naar West-Vlaanderen kunnen vliegen om daar mensen af te dreigen die hun grond niet willen verkopen.

“Weet u hoeveel extra miljarden wij hier investeren in de zorg voor kwetsbaren? Daarmee vergeleken zijn die paar miljoen voor goedkope elektrische wagens klein bier.”

Margot Cloet en professor Jan De Maeseneer voorspelden in Humo dat de ouderenzorg zal crashen. De Vlaamse ouderenbevolking stijgt tegen 2040 met 25 procent, de beroepsbevolking met slechts 3 procent. ‘Eigenlijk moet je het aantal bedden in woonzorgcentra verdubbelen. Maar dat heeft geen zin, je vindt toch geen personeel. Er is een masterplan voor de komende 25 jaar nodig. Maar onze politici denken niet verder dan de volgende verkiezingen.’

“Ik geloof niet in doemdenken. Er is wél een plan: ouderen zo lang mogelijk thuis laten wonen, en mensen in staat stellen om voor hen te zorgen. Rusthuizen blijven voorbehouden voor zwaar hulpbehoevenden. Maar er verrijzen prachtige nieuwe initiatieven: co-housing, kleinschalige wzc’s, centra voor dagverzorging waar ouderen één of twee dagen per week naartoe kunnen …”

Mensen moeten dus zelf meer zorg dragen voor hun ouders en kinderen. Hoe rijmt u dat met langer werken?

“Die vraag is zeer terecht. Ik had het geluk dat mijn moeder en schoonmoeder met pensioen waren toen ik kinderen kreeg. Mijn kinderen hebben dat geluk niet. We verwachten dat mensen blijven werken tot hun 67ste, maar dat verhoogt de druk op de zorgsector. Wij wonen nu in een kangoeroewoning, samen met mijn ouders en schoonouders. Zij kunnen zelf kiezen welke zorg ze nodig hebben. Hulp bij het aankleden? Iemand die komt koken? Of een maaltijd van het OCMW? Dat systeem van thuiszorg is hier beter dan in andere landen. Maar: thuisverpleging is federaal, gezinszorg is Vlaams. Als ze de kans krijgen om samen te werken, kunnen ze wellicht meer doen met minder mensen.”

Zou u die kangoeroewoning ook aan anderen aanraden?

“Ja. Wij wonen boven, onze ouders beneden. Elke avond probeer ik even binnen te springen, maar ze zijn heel zelfstandig. Ik vind het fijn dat er licht brandt als ik thuiskom. En zij zijn gerust, omdat ze geborgen wonen.”

Cloet zei ook dat we voor harde keuzes staan: ‘Opereren we een 87-jarige kankerpatiënt nog? Laten we iemand thuis sterven, of rekken we zijn leven zo lang mogelijk in een ziekenhuisbed?’

“Mijn schoonvader is toevallig 87 en hulpbehoevend. Wij hangen allemaal enorm aan het leven: als er een behandeling is, gáán we ervoor. Maar artsen moeten het nut van een behandeling bespreken met patiënten en hun familie. ‘Heeft dit nog zin?’ Die vraag ligt in ons gezin voortdurend op tafel. Daarom ga ik, ondanks mijn drukke job, elke keer met mijn moeder mee naar het ziekenhuis.”

Hoelang gaat cd&v zich nog verzetten tegen euthanasie bij zware dementie?

“Wij zijn bereid om daarover te praten. Maar mensen kunnen nu al een wilsverklaring opstellen, waarin ze bepalen in welke omstandigheden het leven voor hen niet meer hoeft. Te weinig mensen doen dat, en velen beklagen het zich als het te laat is.”

‘Als tiener heb ik me slecht gevoeld. Jonge meisjes reageren vaak opgelucht als ik vertel dat ik vroeger ook heel onzeker was. ‘En u bent miníster geworden?’’Beeld Saskia Vanderstichele

VLAAMSE AUTONOMIE

In 2019 was u nog kandidaat-minister-president en stemmenkampioen bij cd&v. Waarom hebt u getwijfeld om opnieuw lijsttrekker te zijn?

“Ik heb mezelf eerst afgevraagd of het vuur nog hard genoeg brandt. Het antwoord is ja. Ik wil heel graag voortdoen. De mening van Sammy was duidelijk: hij steunt mij 300 procent.”

Daar werd nochtans aan getwijfeld, vooral na de begrotingsgesprekken van vorig jaar, waarbij u één avond terugkeerde uit ziekteverlof om een akkoord te sluiten dat hij dagenlang had geblokkeerd.

“Wij hebben elkaar moeten leren kennen. Ik gun hem alle vrijheid geven om zijn ding te doen, en hij geeft mij het vertrouwen om te werken in de regering.”

Wilt u straks doorgaan als minister?

“Eerst moet de kiezer spreken. Maar ik ga ervan uit dat er naast vernieuwing ook nog ervaren mensen nodig zijn.”

U verwacht geen electorale afstraffing in uw door stikstof en Ventilus geplaagde West-Vlaanderen?

“Het is goed dat er een verdedigbaar stikstofakkoord is, boeren weten eindelijk waar ze aan toe zijn. Ventilus was ook lastig, maar het zou erger zijn als de energie die we op zee opwekken niet aan land raakt. De mensen appreciëren het ook dat we die lijn zoveel mogelijk onder de grond leggen. Helaas kan dat nog niet overal. Over tien jaar misschien wel, maar we hebben die stroomverbinding al veel sneller nodig.

Als Tom Van Grieken u uitnodigt voor onderhandelingen over een Vlaamse regering, gaat u dan praten?

“Als ik de wansmakelijke uitspraken van Filip Dewinter in Humo lees, en zie hoe VB’ers zoete broodjes bakken met het Poetin-regime en met Chinese spionnen, lijkt me dat zeer moeilijk. Zij staan mijlenver van ons af. Ik kan niet besturen met zo’n partij. En ik ga alles doen om een goeie uitslag te behalen, zodat we regeringen kunnen maken met de centrumpartijen.”

U out zich in uw boek nadrukkelijk als Vlaming. ‘Als ik moet kiezen tussen de Vlaamse leeuw of een Belgische vlag, kies ik toch dat eerste.’

“Ik ben met Vlaamse trots opgevoed. Mijn vader was een flamingant die voor de Volksunie stemde, maar uiteindelijk voor cd&v koos. Wij gingen elk jaar naar de IJzerbedevaart. Vlaanderen zit in mijn hart, België beschouw ik meer als een verstandshuwelijk, een pragmatische structuur. Ik ben tegen een splitsing van het land. We moeten beter samenwerken (slaat op tafel). Elke dag zie ik op het departement Welzijn hoe we aan handen en voeten gebonden zijn. Er is een nieuwe staatshervorming nodig, met een splitsing van de gezondheidszorg. Vlaanderen en Wallonië hebben daar andere visies op. Ik ben ontgoocheld in Pierre-Yves Dermagne (PS-minister van Werk in de federale regering, red.). Wallonië heeft veel werklozen, bij ons zijn de langdurig zieken en inactieven het probleem. Dermagne gunde mij heel weinig om dat aan te pakken. Bij Frank Vandenbroucke (Vooruit-minister van Volksgezondheid in de federale regering, red.) vind ik meer gehoor.”

Zit Sammy Mahdi ook op uw lijn? Hij heeft zich vastgeklikt aan Les Engagés, het voormalige CDH. Dat werd gelezen als: cd&v laat het communautaire los.

“Ik hoop dat dat niet gebeurt. Vlaamse autonomie is heel belangrijk. Maar ik ben het eens met Sammy dat hij het land niet wil laten gijzelen.”

U hebt ook heimwee naar het kartel met N-VA, schrijft u?

“Dat was een historische kans om een brede centrumbeweging te maken, en die is verkwanseld. De N-VA liep weg van een staatshervorming die wij wel steunden. Sindsdien hebben we een haat-liefdeverhouding. We delen een Vlaamse inborst en het gemeenschapsdenken, maar het is bij hen altijd de schuld van een ander. De ene dag zegt De Wever dat wij kapot moeten, de volgende dag pleit hij voor een nieuw soort kartel.”

Komt dat er na de verkiezingen?

“Dat weet ik niet. We zijn uit elkaar gegroeid.”

© Humo