Direct naar artikelinhoud
InterviewWielrennen

Jonas Vingegaard (27) en zijn vrouw Trine Marie Hansen (38): ‘Mensen van zijn generatie zijn verwend: hun ouders doen alles voor hen’

Jonas Vingegaard (27) en zijn vrouw Trine Marie Hansen (38): ‘Mensen van zijn generatie zijn verwend: hun ouders doen alles voor hen’
Beeld ANP / EPA

Onder zijn tengere lijf school altijd al een uitzonderlijk atleet, maar gebukt onder zware faalangst en stress slaagde hij er aanvankelijk nauwelijks in om koersen te winnen. Tot hij zijn elf jaar oudere vrouw Trine Marie Hansen ontmoette. Zij vond de sleutel om zijn zorgen weg te nemen: door samen een huis te renoveren en door hem Deense krimi’s te laten lezen. Dat bleef niet zonder resultaat: afgelopen zomer dartelde Jonas Vingegaard, helemaal bevrijd, naar zijn tweede Tour-zege. ‘Jonas had to grow some balls.’

We zijn halverwege november en we bevinden ons in Jutland, in het uiterste noordwesten van Denemarken. Het regent en het waait over het lege landschap, dat hier en daar onderbroken wordt door huizenrijen en boerderijen. We zijn op weg naar Glyngøre, waar we op visite kunnen bij Jonas Vingegaard en zijn vrouw Trine. Het is een dorpje van amper 1.700 inwoners, een uitham in de reusachtige Limfjord, die de hele omgeving met water omringt. In de hoofdstraat die op het haventje uitgeeft, bespeuren we half vergane straattekeningen ter ere van de Tourwinnaar. Voor de rest enkele restaurantjes, een tankstation en een supermarkt. En verder niets, geen levende ziel, enkel een adembenemend uitzicht over het water. Hier, in dit vlakke land, is de Tour-winnaar thuis.

We hebben afgesproken in de lobby van een hotel. Vingegaard komt binnengewandeld in een groene parka. Hij toont zich meteen innemend en vraagt of we goed in Jutland zijn geraakt. Hij oogt complexloos, zoals hij ook in de Tour het liefst op Birkenstocks voortschuifelt als hij niet aan het koersen is. IJdelheid is hem vreemd. Dat was ook het oordeel van enkele vissers die we net voor het interview in het haventje ontmoetten. Na enig aandringen vertelden ze dat ze best trots zijn op Vingegaard: “Vooral omdat hij en zijn vrouw zo nederig zijn gebleven.”

Ik vind het merkwaardig dat de beste renner ter wereld uit een streek als deze komt.

Jonas Vingegaard: “Je verwacht hier geen klimmer, hè? De brug over de fjord moet zowat de zwaarste klim zijn van van de regio. Ideaal fietsweer vind je hier ook niet: ik heb gisteren vier uur getraind – het was koud, het waaide en het regende. Maar het deert me niet, daarvoor fiets ik te graag.”

Herinner je je nog het moment dat je verliefd werd op het wielrennen?

Vingegaard: “Het was niet meteen grote liefde. Ik ben lang klein gebleven, dus tijdens races was het vaak opboksen tegen forsere kerels. Ik moest dikwijls lossen. Maar ik wilde het blijven proberen. Geleidelijk aan werd ik fanatieker, en begon ik er meer en meer van te houden.”

Waarom?

Vingegaard: “De vrijheid. Ik ga ’s morgens naar buiten, en ik doe wat ik wil. Ik heb trainingsschema’s af te werken, maar het maakt niemand iets uit of ik nu om 8 of 10 uur vertrek. Ik fiets ook in de richting waar het lot me brengt, niks ligt vooraf vast. Die vrijheid die de fiets me geeft, maakt deel uit van wie ik ben.”

Draait het dan minder om de smaak van de overwinning?

Vingegaard: “Nee, want ik hou enorm van het gevoel van winnen, net als de strijd die ermee gepaard gaat. Maar het is niet mijn voornaamste doel. Ik geniet gewoon van elk moment. Ook van de zware trainingskampen, waar ik me uren aan een stuk zit af te beulen. Dat proces om beter te worden, ook dát is genieten voor mij.”

Kijk je er dan naar uit om binnenkort drie weken op de Teide te zitten, de befaamde vulkaan in Tenerife, waar je een monomaan leven wacht dat enkel gefocust is op fietsen en nog eens fietsen?

Vingegaard: “Ik zou niet zeggen dat ik ernaar uitkijk, want ik ben dan wéér een maand weg van mijn familie. Dat zijn zware opofferingen. Maar het verheugt me wel dat ik door die hoogtestage een betere renner zal worden. Er wacht opnieuw een zwaar seizoen.”

Geniet je van de rivaliteit met Tadej Pogacar?

Vingegaard: “Ja, omdat het zo’n intense strijd is. Pogacar is een ongelooflijk sterke renner. Ik vind het onvoorstelbaar dat het me gelukt is om hem twee jaar op rij te kloppen in de Tour. Hij is bovendien een aangename gast. Ik hoop oprecht dat we nog veel duels zullen uitvechten, want hij geeft mijn overwinningen glans. Ik moet wel Pogacar verslaan om de Tour te winnen, hè! Niemand kan zeggen dat ik die zeges gestolen heb.”

Was de tijdrit in de afgelopen Tour, die je met grote voorsprong won, je beste dag ooit op de fiets?

Vingegaard: “Als je enkel naar de wattages kijkt, reed ik beter in de rit over de Col de Marie-Blanque. Al moet ik wel toegeven: tijdens de tijdrit twijfelde ik of mijn wattages wel klopten, ik dacht dat mijn powermeter stuk was. Dus ja, het was een goeie dag (lacht).”

Het verschil in stijl tussen jou en Pogacar in die tijdrit was enorm. Je reed agressiever, nam meer risico.

Vingegaard: “Ik vind niet dat ik risico’s nam. Ik kon die afdaling geblinddoekt naar beneden rijden: ik kende elke bocht uit het hoofd. Ik ben all-in gegaan.”

Je bleef de hele Tour ijzig kalm, ook al stond je lang op achterstand. Wist je dat jouw moment zou komen?

Vingegaard: “We wisten dat we in de 17de rit naar Courchevel – een lange, zware bergetappe, onder een loden hitte – het verschil konden maken. Dát zou onze dag worden, en zo is ook gebleken. We hebben niet geaarzeld om toe te slaan.”

Kun je zien, voelen of ruiken dat Pogacar een slecht moment heeft?

Vingegaard: “Nee, zo makkelijk is hij niet te lezen. Hij kende al twee keer een zwak moment net toen hij zijn truitje helemaal naar beneden ritste en het los rond zijn lichaam hing. Maar ik durf niet te zeggen dat dat altijd slechte vorm verraadt.”

Een tekenend moment vond ik de aankomst op de Puy de Dôme, waar jij enkele meters moet laten op Pogacar, maar uiteindelijk niet breekt.

Vingegaard: “Het enige wat ik dacht, was: ik mag niet opgeven, ik moet blijven vechten. Sommige renners zouden breken, omdat ze beseffen dat ze gelost zijn, dat het over is. Ik denk dat dat één van mijn grote sterktes is: terugvechten, en blijven gaan. Hij kreeg me niet gelost, en misschien ontmoedigde het hem. Voor mij was het een opsteker voor de rest van de Tour.”

Werd het van dan af vooral een mentale strijd ?

Vingegaard: “De Tour is altijd een mentale strijd. Je moet mentaal héél sterk zijn, anders kun je onmogelijk winnen. De druk is immens en met geen andere koers te vergelijken. Onderschat ook alles eromheen niet: media, supporters enzovoort. Het is gigantisch wat er op je afkomt.”

Dan is de weg die je hebt afgelegd nog meer bewonderenswaardig.

Vingegaard: “Ik ben lang niet in staat geweest om in zulke omstandigheden te presteren. Ik ben nog altijd nerveus, maar eerder in de zin van ‘opgewonden’. Het is een hele onderneming geweest om op dit niveau te raken.”

Mag ik het een hobbelig parcours noemen?

Vingegaard: “Ja, want ik ben niet van de ene dag op de andere uit die negatieve spiraal geraakt. Ik ben wel erg blij dat ik die mentale switch heb kunnen maken. De situatie kostte me extreem veel energie. Ik was telkens op van de zenuwen, moest zelfs braken van de stress.”

FORMULE 1

De reden voor de grote kentering in het hoofd van Jonas Vingegaard luistert naar de naam Trine Marie Hansen. Ook zij verwelkomt ons met een brede glimlach en bedankt ons uitgebreid om van zo ver te komen. Ze is één en al opgetrokken uit charme en heeft het hart op de tong. Beroemd zijn haar woorden over hun eerste ontmoeting, zes jaar geleden, op de ploegpresentatie van het Deense team waarvoor Vingegaard toen reed, en waar Trine optrad als de marketingmanager van de sponsor. “Hij zag er 16 uit. En dan begon hij nog te flirten ook! Ik dacht: dat kan ik niet maken, zo jong. Ik ben toch geen crimineel? Maar ik vond hem meteen zo’n lieve jongen. Gelukkig bleek hij toch al 21 (lacht).”

Als we plaatsnemen, lacht ze er nog eens om.

Trine Marie Hansen: “Ach ja, ik heb geen geheimen: zo is het gegaan. Maar zeg eens: hoe vind je Glyngøre?”

Heel bijzonder. Er hangt iets mysterieus in de lucht.

Hansen: “Dat komt door de fjord, die alles en iedereen omsingelt met water. Ons huis kijkt erop uit, we zien en voelen het water altijd. We kunnen hier alles: zeilen, vissen, zwemmen.”

Zwem je in de fjord? Is het water niet te koud?

Hansen: “Natuurlijk zwem ik erin: ik ben een viking! Jonas niet, maar God weet waar die vandaan komt (lacht). Dit is mijn thuis, hier ben ik opgegroeid.”

Vertel ons eens over je jeugd.

Hansen: “Mijn vader baatte een garage uit. Na school haastte ik me naar huis, naar de mecaniciens in het atelier, daar lag mijn speeltuin. Het geluid van ronkende motoren is de soundtrack van mijn jeugd. Ik hou van de geur van olie, die ik me zo voor de geest kan halen! (sluit haar ogen en snuift met haar neus). Ik hou nog altijd van auto’s, van rijden. En ja, ook van snel rijden (lacht).

“Mijn vader nam me mee naar autoraces, naar het circuit van Hockenheim, in Duitsland. Ik was verslingerd aan formule 1 en droomde ervan te trouwen met een F1-piloot.”

Is dat even anders uitgedraaid.

Hansen (lacht): “Ik heb nooit naar wielrennen of de Tour gekeken, maar miste geen enkele F1-race. Gek, hè. Sport is wel altijd mijn passie geweest. Ik zag voor mezelf een carrière als professionele handbalspeelster weggelegd. Maar ik haalde het nationale team niet, dus die droom ging niet door. Al heb ik onderweg veel plezier gehad.”

Je legde de lat wel hoog voor jezelf: ‘Het nationale team of niks’.

Hansen: “Ja, ik ben behoorlijk ambitieus. Ik hou ervan te werken en iets te bereiken. In Denemarken vinden we het belangrijk om goed voor onszelf te zorgen. Meer zelfs: het is een kwestie van eer.”

Hoe bedoel je?

Hansen: “Ons werkloosheidscijfer is laag in vergelijking met andere landen. We willen uitblinken, maar het moet ook betekenisvol zijn. Daar halen wij, Denen, onze trots uit.”

‘We houden van Jonas omdat hij nederig is gebleven’, zeggen ze hier in Glyngøre.

Hansen (knikt): “Bescheiden zijn hoort ook bij de Deense cultuur. We zien iedereen als gelijkwaardig – maakt niet uit of je mijn vuilnis oppikt of de Tour de France wint.”

Waarom koos je ervoor om Leiderschap en Motivatie te studeren?

Hansen: “Ik hou ervan om met mensen te werken. En ik wilde weten hoe de menselijke geest in elkaar zit. Hoewel je dat volgens mij niet uit een boek kunt leren – je hebt het of je hebt het niet.”

Je zei dat je een viking bent. Wat betekent dat voor jou?

Hansen: “Ik zei dat vooral omdat Jonas en ik heel verschillend zijn. Toen we elkaar ontmoetten, was hij nog volop een man aan het worden, en moest ik hem daarbij helpen. Hij moest … (aarzelt) ik weet niet hoe je dat aardig moet zeggen: he had to grow some balls.”

Wat?

Hansen: “Grow some balls! (lacht hard) Hij moest lef tonen! Hij moest in zichzelf leren geloven, zich een mening leren vormen en daar ook nog eens achter blijven staan. Ik heb heb hem daarbij geholpen, ja. Ik ben 11 jaar ouder, ik stond veel verder toen we elkaar ontmoetten: het leven had me al veel geleerd.”

Wat was dat verschil in levenservaring?

Hansen: “Hij was nog maar 21 jaar. Hij woonde nog bij zijn ouders, in een klein dorpje in Noord-Jutland, terwijl ik al 11 jaar in het drukke Kopenhagen had gewoond en gewerkt.”

Je was er marketingmanager.

Hansen: “Ja, ik had carrière gemaakt. Ik was directeur van een streamingplatform. Ik leerde veel over mensen, en over mezelf. Maar toen kwam er een moment dat ik een pauze nodig had – ik klopte te veel uren en had nood om wat meer op mezelf te focussen. Ik keerde terug naar Glyngøre. Het ontdeed me van alle stress, en ik raakte weer dichter bij mezelf. En toen ontmoette ik Jonas – zijn wielerploeg werd gesponsord door het bedrijf waar ik voor werkte. Het is nog altijd een ongelooflijk toeval dat we een koppel zijn geworden.”

Waarom?

Hansen: “Omdat we zulke tegengestelde karakters zijn. Niet op het gebied van waarden, wel hoe we naar het leven kijken. Ik ben een opportunist: ik zie overal mogelijkheden, terwijl Jonas vooral obstakels ziet. Hij is heel kalm en beheerst, en ik spreek zonder nadenken (lacht). We leren veel van elkaar, en complementair zijn we zeker.”

‘Het is gek dat we een koppel zijn geworden. Ik zie overal mogelijkheden, terwijl Jonas vooral obstakels ziet. Hij is heel kalm en beheerst, en ik spreek zonder nadenken.’Beeld Andreas Houmann

PIEKEREN IN BED

In het begin van jullie relatie moest Jonas van jou boeken lezen. ‘Ik heb een sparring partner nodig’, zei je.

Hansen: “Hij had nog nooit een boek gelezen! Hij las enkel wielersites en Instagram op zijn smartphone. Dus zei ik: ik koop je een boek, en je gaat niet meer op sociale media. Daardoor kreeg hij rust in zijn hoofd en kon hij zich concentreren op iets zinvols.”

Welke boeken gaf je hem?

Hansen: “Vooral fictie, Deense krimi’s en dat soort dingen. Maar het werkte!”

Voor elke koers ging hij ten onder aan de stress. Was je geschrokken van dat gebrek aan zelfvertrouwen?

Hansen: “Hij was nog erg jong, volgens mij heeft vooral dat hem parten gespeeld. Mensen van zijn generatie zijn verwend: hun ouders doen alles voor hen, waardoor ze niet meer hoeven na te denken. Ze weten niet wat de waarde van geld is, hoe ze een rekening moeten betalen of zelfs gewoon wat ze moeten eten. Door zo overbeschermd op te groeien, was hij niet zelfredzaam, en had hij weinig zelfvertrouwen en eigenwaarde. Ik speelde daarop in door hem uit te dagen en voor moeilijke keuzes te zetten. Daaruit leerde hij.”

Geef eens een voorbeeld?

Hansen: “Wij hebben ons huis volledig zelf gerenoveerd. Toen we het net kochten, dacht ik: wij kunnen dat! Maar Jonas werd meteen bang. ‘O nee, ik heb dat nog nooit gedaan.’ – ‘Ik ook niet’, antwoordde ik. ‘Maar achteraf zullen we er blij om zijn.’ Uiteindelijk sloopte hij muren, installeerde hij de keuken en legde hij zelfs de vloer.”

De Tour-winnaar die op zijn knieën een vloer legt. Dat is moeilijk in te beelden.

Hansen (verrukt): “Helemaal alleen! En hij loopt waterpas!

“Door ons huis zelf te verbouwen, ondekte Jonas dat hij meer kon dan alleen goed fietsen. Hij werd er kalmer door, en hij realiseerde zich: het komt hoe dan ook goed met mij. Als ik geen koersen kan winnen, kan ik nog altijd op iets terugvallen en een waardevol persoon zijn. En daardoor viel ook die druk weg. Het zijn vooral dat soort gedachten die ik hem heb ingeprent.”

Hoe ben je zelf tot die inzichten gekomen?

Hansen: “Door mijn opleiding, maar vooral door mijn opvoeding: ik heb het meeste van mijn ouders meegekregen. Ik weet wie ik ben en waartoe ik in staat ben.”

Kun je een gebrek aan zelfvertrouwen goedmaken? Is dat geen onderdeel van je persoonlijkheid, iets wat sowieso in jou blijft zitten?

Hansen: “Niet akkoord: hoe je denkt, werkt volgens een gewoonte. En sommige mensen hebben de gewoonte om negatief te denken. Maar je kunt iemand ook dwingen te stoppen om op het negatieve te focussen. En dan verandert het je gedrag. Vooral daarop hebben Jonas en ik gewerkt.”

Jonas zei: ‘Trine overtuigde me dat ik de Tour kon winnen.’

Hansen: “Zoals ik al zei: ik ben extreem optimistisch. Nu, ik zag ook dat hij het talent had. En we ontdeden ons van de zaken die in de weg zaten van zijn ontwikkeling. De ploeg heeft het voor elkaar gekregen, hij moest gewoon doen wat zij hem voordroegen.”

Nu onderschat je jezelf.

Hansen (wuift weg): “Ach ja. Weet je, toen ik hem pas ontmoette, was hij heel lui.”

Lui?

Hansen: “Ja, als hij één uur minder kon trainen, dan deed hij dat. En hij kon er perfect mee leven. Zo kon hij langer op de zetel liggen en televisie kijken. Dat werd me te veel. Ik zei: ‘Heeft je leven als professioneel wielrenner wel zin op deze manier? Of je beslist om er 100 procent voor te gaan, of je kiest voor een ander beroep.’”

En vervolgens besloot je ‘een plan’ te maken.

Hansen: “Ja, maar dat had vooral te maken met dat mentale aspect, omdat hij voor een koers altijd verschrikkelijk nerveus was. Hij werd meestal héél vroeg wakker en lag dan in zijn bed te woelen en te piekeren over wat er allemaal mis kon gaan. Over hoe we dat konden omkeren, hebben we úren en úren gepraat. Want de druk die hij zichzelf oplegde, bracht hem helemaal uit balans. Ik leerde hem om op te staan en aan de dag te beginnen als hij om vier uur wakker werd, om niet nog drie uur in bed te blijven liggen en naar het plafond te staren. Ik leerde hem ook dat het niet erg is om nerveus te zijn, want als je dat niet bent, is er iets verkeerds.”

Embrace the fear.

Hansen: “Ja, zijn nervositeit was vooral een bewijs van hoeveel wielrennen voor hem betekent. Als hij er zich niet druk om zou maken, kan hij evengoed iets anders doen.”

Je verhoogt ondertussen zelf wel telkens de druk: je wil dat hij alle drie de grote rondes wint in één jaar.

Hansen: “Dat zou toch te gek zijn? Jonas kan zeven keer de Tour winnen, maar ik zou het veel specialer vinden als hij ze alle drie in één jaar wint. So let’s do that! (lacht hard)”

‘Ik wil graag wereldkampioen worden. Misschien al volgend jaar in Zwitserland: het parcours ligt me.’Beeld Andreas Houmann

HUILEN IN ANNECY

Je bent zowel zijn partner als, zeg maar, zijn mental coach. Is het moeilijk om die twee gescheiden te houden?

Hansen: “In het begin wel. Dan was het best hard om te zeggen: ‘Ik ben elf jaar ouder, luister naar mij!’ Maar ik moest wel, anders luisterde hij niet.”

In zekere zin heb je hem opgevoed.

Hansen: “Ja. In het begin luisterde hij enkel naar het team. Wat wist ik nu van wielrennen? Maar dan hadden we onze gesprekken, en kwam hij daarna terug: ‘Het werkte wat je zei.’ Waarop ik: ‘I told you so!’ (lacht)”

Is hij koppig?

Hansen: “Jonas? Hij is héél koppig! Maar dat is ook de reden waarom hij zo goed is in wielrennen, hij geeft niet gauw op. Maar ik kan je zeggen: het is best uitdagend om met een koppig persoon samen te leven.”

Wist hij diep vanbinnen dat hij het in zich had om de allerbeste te worden?

Hansen: “Hij wilde gewoon een profrenner worden. En natuurlijk droomt elk kind ervan om de Tour te winnen, maar ik denk niet dat hij écht geloofde dat hij het kon.”

Maar jij wel.

Hansen: “Ik zei: ‘Waarom zou jij het niet kunnen?’ Ik wist dat hij nog zoveel kon verbeteren.”

Je regelt de praktische zaken en onderhandelt mee over zijn nieuwe contract. Je zit er best dicht op.

Hansen: “Enorm. Ik wil graag zoveel mogelijk weten van wat er rond Jonas gebeurt. Zelfs een kleine aanpassing aan zijn fiets. Als hij dat niet deelt met mij, voel ik me gepasseerd. Als ik er dan iets van zeg, reageert Jonas verrast: ‘Interesseert je dat echt?’ Ik moet oppassen dat ik er niet te veel in opga.”

Hou je van de wielerwereld?

Hansen: “Ja en nee. Ik zie veel goeie dingen.”

Het kan ook een gewelddadige sport zijn – jonge mensen sterven door valpartijen, andere overleven ternauwernood hartproblemen.

Hansen: “Daar ben ik me van bewust. Ik hoop dat de sport evolueert, maar er moet nog véél gebeuren. Om maar één voorbeeld te geven: Jonas is een familiemens. Ik vind het mooi dat z’n team daar volledig in meegaat: ze laten hem zoveel mogelijk tijd spenderen met mij en ons dochtertje Frida. Ik hoop dat de andere ploegen Jumbo-Visma daarin volgen, want het gebeurt veel te weinig. Onbegrijpelijk: als renners gelukkig zijn, presteren ze beter.”

Jonas is een nieuw soort kampioen, iemand die zijn kwetsbaarheid toont. Zoals in de Dauphiné, toen hij huilde nadat een zwerver in een speeltuin in Annecy vier kinderen en twee volwassenen had aangevallen met een mes. Maar evengoed zagen we hem na zijn legendarische overwinning op de Col du Granon jou meteen bellen om zijn gevoelens te delen. Dingen die Bernard Hinault nooit zou doen.

Hansen: “Hij huilt niet zo vaak, maar die bewuste dag in Annecy waren Frida en ik normaal naar diezelfde speeltuin gegaan, we verbleven in de buurt omdat Jonas er trainde. Daardoor kwam het drama plots heel dichtbij. Ik wilde ook dat hij er iets over zei in zijn interview na afloop.”

Waarom?

Hansen: “Omdat het belangrijk was om de Franse bevolking te steunen. Door erover te spreken, toon je dat het je raakt. Wij, als gezin, vinden het belangrijk om alle facetten van Jonas te laten zien. Ook de mens, en niet enkel de renner die onbewogen en hypergefocust zijn overwinningen najaagt. Want hij is veel méér dan dat.”

Een niet nader genoemd sportdirecteur, die meerdere malen de Tour won, zei me: ‘Emoties zijn energieverlies.’

Hansen: “Echt?”

Ook Christian Andersen, één van zijn vroegere ploegleiders, zei: ‘Jonas had te veel emoties.’

Hansen: “Dat zeg je enkel als je niet weet hoe je met emoties moet omgaan. Zulke uitspraken tonen dat veel ploegleiders beter zouden moeten nadenken. Want renners zijn mensen, en mensen hebben nu eenmaal emoties. Ploegleiders kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Ik vind dat het mentale aspect in wielrennen onderbelicht blijft. Het gaat te weinig over het leven rond de renner, en te veel over presteren.”

‘Ik geniet van de rivaliteit met Pogacar. Ik hoop dat we nog veel duels zullen uitvechten, want hij geeft mijn overwinningen glans.’Beeld BELGA

DE WERELD DRAAIT DOOR

Jonas, door met je vrouw te praten, heb ik veel over jou geleerd.

Vingegaard: “Dat kan ik me voorstellen. Wat zei ze allemaal? Want ze praat nogal veel.”

Hansen (vanop de achtergrond): “Ik kan horen wat je zegt, Jonas!”

Ze sprak vol lof over je talenten als klusser.

Vingegaard: “Daar kan ik mee leven (lacht). Het klopt: een laminaatvloer steek ik zo in elkaar. Toen we ons huis vier jaar geleden kochten, moesten we het wel zelf doen: we hadden weinig geld. Ik zag er zwaar tegenop, maar na een tijdje begon ik ervan te genieten. Het hielp om mijn focus te verleggen, weg van het wielrennen. Nu lukt dat niet meer: ik ben altijd weg van huis.”

Je liefde voor de fiets nu staat in schril contrast met hoe je je vroeger voelde. Je gebrek aan zelfvertrouwen destabiliseerde je helemaal.

Vingegaard: “Het verhinderde me te genieten van mijn sport. Ik was voor elke koers zo nerveus dat ik moest overgeven. Het was niet aangenaam meer. In mijn eerste jaar als prof bij Jumbo-Visma wilde ik bewijzen dat ik mijn contract waard was, maar ik kreeg zelfs geen ontbijt binnen. Van dan af heb ik er écht aan gewerkt. Ja, het heeft me heel lang parten gespeeld.”

Het is amper te geloven, in de Tour afgelopen zomer, spatte het zelfvertrouwen van je af.

Vingegaard: “Er is nog altijd druk, maar ik besef nu: als ik niet win, vergaat de wereld niet.”

Is dat het proces dat je hebt afgelegd?

Vingegaard (knikt): “Vroeger dacht ik enkel: ik móét winnen. Wat heel ongezond is, want je doet niks anders dan jezelf druk opleggen.Ik ben volwassen geworden. Ik ben eindelijk zeker over wie ik ben en wat ik kan.”

Zou je er ooit in geslaagd zijn de Tour te winnen zonder je vrouw Trine?

Vingegaard: “Nee. Ik zou niet weten wie die verandering anders had mogelijk gemaakt. Want ik heb veel mental coaches opgezocht hoor, maar hun aanpak werkte niet. Die van Trine werkte wél.”

Zij vond de sleutel.

Vingegaard: “Ja, omdat ze goed mensen kan lezen. Zij weet meteen wat iemand nodig heeft. Ook bij mij zag ze waar de oorzaak van mijn onzekerheid lag, en vervolgens bevrijdde ze me er definitief van.”

Wat een mooi verhaal.

Vingegaard: “Dat vind ik ook. Wij hebben de Tour samen gewonnen – zo zie ik het.”

Waarom werd je verliefd op haar?

Vingegaard: “Omdat ze geweldig is. Ze heeft een groot hart en geeft om iedereen. Misschien zelfs te veel: ze zou meer voor zichzelf moeten zorgen.”

Ze zegt dat jullie tegengestelden zijn.

Vingegaard: “Qua karakter wel: zij is heel extrovert, ik introvert. Als ze in een groep mensen terechtkomt, wandelt ze recht op iemand af en slaat ze meteen een praatje, terwijl ik dan afwachtend naar de grond zal staan staren.”

Trine hielp je mentaal, en overtuigde je ook dat je het in je had om de Tour te winnen.

Vingegaard: “Het keerpunt was de rit naar de Mont Ventoux in 2021. In het voorjaar had ik gesukkeld met blessures, maar toch kon ik Pogacar lossen op de Ventoux en zelfs tweede eindigen in het eindklassement. Op dat moment besefte ik zelf ook dat ik de Tour ooit kon winnen.”

Volgens Trine kun je zelfs alle drie de grote rondes winnen in één jaar. Wordt dat écht een doel?

Vingegaard: “Dit jaar heb ik er twee gedaan, en de voorbereiding op de Vuelta liep niet geweldig: ik stond ziek aan de start. Ik moet eerst nog ontdekken hoe ik twee rondes moet voorbereiden. Pas als ik dat onder de knie heb, wil ik aan alle drie de grote rondes denken (lacht).”

Wil je dan nooit je zinnen zetten op een ééndagswedstrijd?

Vingegaard: “Ik wil ooit het wereldkampioenschap winnen – één van de allergrootste koersen die er zijn. Volgend jaar in Zürich misschien: het parcours ligt me.”

Heb je gevoel dat je net als Trine hier, in Jutland, thuishoort?

Vingegaard (knikt): “Ik ben een kind van de streek, mijn ouders wonen op een halfuurtje rijden. Maar sinds ik met Trine ben, voelt vooral Glyngøre als mijn thuis. Het is een klein dorp, iedereen kent iedereen. De laatste twee jaar is veel veranderd, en als ik naar Kopenhagen ga, word ik herkend en soms aangeklampt. Maar hier, in het dorp, is alles hetzelfde gebleven. Ze zouden het ook niet aanvaarden als ik me als een ster zou gedragen. Het typeert de mentaliteit van de mensen aan de westkust, en daardoor is het de enige plek op de wereld waar ik écht kan relaxen.”

Ben je dikwijls hier?

Vingegaard (lacht hard): “Nee, helemaal niet. Dit jaar ben ik misschien 70 dagen in Denemarken geweest. Ik ben altijd in het buitenland.”

70 dagen! Hoe hou je dat vol?

Vingegaard: “Door te beseffen dat wat ik nu doe niet voor eeuwig is. Op een dag is het afgelopen, en zal ik hier elke dag zijn.”

Toen ik vorig jaar Pogacar sprak, zei hij: ‘Ik zal dit leven niet heel lang kunnen volhouden.’

Vingegaard: “Omdat we een onmogelijk leven leiden. Ik heb altijd gezegd dat ik nooit tot mijn 40ste zal koersen. Ik ben nu 27: ik denk dat het geen tien jaar meer zal duren. Zo denk ik er op dit moment toch over.”

Wat zou de reden zijn om te stoppen? Meer tijd spenderen met je familie?

Vingegaard: “Voor mij staat alles in het teken van mijn gezin. Zolang ze me het signaal geven dat ze dit leven goedvinden, blijf ik doorgaan. Maar als ze me zeggen dat ze me thuis nodig hebben, dan stop ik. Op dit moment vergezellen Trine en Frida me tijdens trainingskampen en wedstrijden. Dat scheelt. Ik heb ook nog een contract voor vier jaar, stoppen is nog veraf.”

© Humo