Bijna een kwart van bedienden heeft bedrijfswagen: minder dan de helft een diesel

In 2023 reed minder dan de helft van de bedrijfswagens in België op diesel. Dat blijkt woensdag uit de jongste mobiliteitsbarometer van hr-dienstverlener Acerta, op basis van de gegevens van meer dan 340.000 werknemers.

Terwijl in 2022 nog bijna zes op de tien (57,8 procent) bedrijfswagens een dieselmotor hadden, zakte dat aandeel vorig jaar met bijna een kwart tot iets meer dan vier op de tien (43,7 procent). Dat komt onder andere omdat volledig elektrische auto’s een doorbraak kenden: hun aandeel verdrievoudigde in een jaar tijd tot 10,1 procent.

Ook hybride wagens blijven aan populariteit winnen. Het gaat dan vooral om hybrides op benzine (+78,6 procent tot 15,7 procent) en minder de dieselvarianten (+26,4 procent tot 1,4 procent). Het aandeel van traditionele benzineauto’s onder de bedrijfswagens bleef nagenoeg stabiel op 28,8 procent, zo blijkt uit de gegevens van Acerta.

Fiscaal voordeel

Traditioneel waren veruit de meeste bedrijfswagens diesels. Ze kunnen meer kilometers afleggen en hebben een lager verbruik en een hogere restwaarde dan benzines. De voorbije jaren nam hun aandeel wel al gestaag af: in 2018 had volgens de data van Acerta nog 85,5 procent van de bedrijfswagens een dieselmotor en was amper 13,9 procent een benzine.

Dat nu voor het eerst minder dan de helft van de bedrijfswagens op diesel rijdt, komt door de beslissing van de federale regering om vanaf 1 januari 2026 het fiscale voordeel op bedrijfswagens op fossiele brandstof te schrappen. In de aanloop daarnaartoe zette de fiscale aftrekbaarheid voor die auto’s sinds vorig jaar al een geleidelijke daling in.

Volgens Acerta had 23,5 procent van de bedienden vorig jaar een bedrijfswagen. Dat aandeel blijft de laatste jaren gestaag toenemen (23 procent in 2022 en 22,3 procent in 2021). De auto verliest wel een beetje terrein ten opzichte van andere vervoersmiddelen wat woon-werkverkeer betreft: werknemers gebruikten de wagen in 2023 bij 77,6 procent van de woon-werkverplaatsingen voor minstens een deel van het traject, tegenover 78,3 procent een jaar eerder. Nog 54,3 procent van de werknemers nam uitsluitend de wagen om naar het werk te gaan, tegenover 57,6 procent in 2022.

Fiets, step en OV

Vooral de fiets en de step winnen aan populariteit: vier op de tien werknemers leggen er minstens een deel van hun pendeltraject mee af. Het gaat om meer dan een vijfde dat de fiets of de step met de auto combineert, 15 procent dat het traject er volledig op aflegt en maar een heel klein aandeel dat ze met het openbaar vervoer combineert.

Ook het aandeel werknemers die voor de trein, de tram of de bus kiezen, neemt toe tot 8,5 procent, en ligt daarmee weer op het niveau van voor de coronapandemie. Toen gebeurde 8,3 procent van de woon-werkverplaatsingen minstens voor een deel met het openbaar vervoer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content