Direct naar artikelinhoud
InterviewJinnih Beels

‘Eens terug uit Groenland moest ik me nog een week verstoppen met mijn gezin. Een fantastische periode’

'De war on drugs is niet te winnen, en al zeker niet als lokaal bestuur. Laten we druggebruik uit het strafrecht halen.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Enkele dagen na het begin van De expeditie: Groenland gaf Jinnih Beels (47) er al de brui aan. Verteerd door heimwee en schuldgevoel tegenover haar man en zoon, die ze voor haar politieke carrière achterliet in Westerlo. Maar de Antwerpse kopvrouw van Vooruit is nog lang niet klaar met de politiek. ‘Ja, ik wil burgemeester worden.’

en

Jinnih Beels is dezer dagen overal. Zet uw tv aan, sla een krant open, scrol twee seconden door uw sociale media en hop, daar is de Antwerpse schepen van Onderwijs.

“De afgelopen vijf jaar heb ik dag in dag uit moeite gedaan om zaken voor de Antwerpenaar te realiseren. Toch heb ik nooit zoveel aandacht gekregen als nu, gewoon omdat ik deelnam aan een televisieprogramma. Op zich snap ik het wel. Ik ben ook echt niet te beroerd om toe te geven dat die zichtbaarheid een van de redenen was om deel te nemen. Dat is toch een overweging die iedere politicus maakt bij deelname aan een programma? Zeker in een verkiezingsjaar is dat fijn meegenomen. Ik hoop alleen dat het snel weer over mijn verwezenlijkingen als politica kan gaan.”

De opnames werden begin vorig jaar al gemaakt. Was het moeilijk om al die tijd te zwijgen?

“Toch wel. Heel wat familieleden, vrienden en collega’s wisten dat ik aan het programma had deelgenomen. Ze vroegen voortdurend hoe het was geweest. Maar het enige dat ik mocht prijsgeven, was dat ik in Groenland was geweest. Het is dus een opluchting dat ik er eindelijk over mag praten.”

Hadden de thuisblijvers niet door dat u vroeger thuis was?

“Het grappige is dat ik na mijn vertrek nog een week heb vastgezeten in Groenland. Door het slechte weer lag het vliegverkeer stil en ben ik pas twee dagen voor het einde van de expeditie naar huis kunnen vliegen. Dat was nog best fijn, ik verbleef in een spartaanse barak die me deed denken aan mijn opleiding bij de rijkswacht, ik heb er veel gelezen en gerust. En met mijn man en zoon gebeld: ik had weer contact. Daardoor werd het voor mij opnieuw draaglijk. Eens terug moest ik me nog een week verstoppen en zat ik thuis met mijn gezin. Een fantastische periode, het was nu echt gewoon wij drie.”

Uw opgave was een mentale kwestie, geen fysieke. Als kijker denk je: als je weet dat je het zo moeilijk hebt om gescheiden te zijn van je gezin, dan doe je toch gewoon niet mee?

“Dat is makkelijk gezegd vanuit je zetel, maar ik had dat totaal zo niet ingeschat. Ik had me zodanig gefocust op de fysieke uitdaging dat ik er niet bij stilstond dat het ook mentaal zwaar kon zijn. Ik had nooit gedacht dat de afstand zo onoverkomelijk zou aanvoelen. Dat was een slag in mijn gezicht.”

U leeft sowieso al jaren gescheiden van man en zoon, leerden we.

“Ik woon al sinds mijn zesde in Antwerpen, van het moment dat ik uit India naar hier verhuisd ben. Toen mijn zoon in 2007 geboren werd, zijn we naar Westerlo getrokken. In 2017 ben ik terug naar Antwerpen gekomen om in het politieke verhaal van Samen (de mislukte rood-groene samenwerking, ADB/AVB) te stappen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat mijn man en zoon mee zouden verhuizen. Maar gaandeweg werd duidelijk dat ze het toch niet zagen zitten. Ze zeiden dat ze me steunden en dat ze mijn beslissing begrepen, maar uiteindelijk bleven zij daar. Op dat moment dachten we dat die afstand van 50 kilometer wel zou meevallen.

“In de periode van de opnames kwamen verschillende uitdagingen samen, zowel privé als professioneel. Hier in Antwerpen liep de coalitie stroef vanwege een aantal moeilijke dossiers. Thuis in Westerlo begon de afstand tussen ons meer en meer te wegen. Vooral op mijn zoon. Het is niet dat ik niet meer belangrijk was voor hem. Maar hij zag me gewoon niet meer zo vaak, aangezien ik door mijn job in Antwerpen woon. Op de momenten dat hij mij nodig had, was ik er niet. Zijn vader wel. Dat raakte mij als moeder.”

U kon niet de moeder zijn die u wilde zijn?

(Knikt) “Je begint te twijfelen aan jezelf. Welke moeder is er nu niet voor haar kind? Daar had ik het ontzettend moeilijk mee. Het gemis van elke dag begon ook zwaarder en zwaarder te wegen. Als ik thuiskom, in mijn appartementje in Antwerpen, is er niemand. Ik kan niet even gaan kijken of mijn zoon goed in bed ligt. Ik kan met mijn echtgenoot niet op de sofa de dag overlopen. En dan draai je als nieuwkomer ook nog mee in de politiek van de grootste stad van Vlaanderen, waar er zoveel op het spel staat. Ik heb moeten knokken om mijn weg daarin te vinden. Als je heel je leven tegen de stroom in probeert te zwemmen, dan begint dat op de duur te wegen.

“Maar Groenland heeft me wel één ding geleerd: er bestaat een onbereikbaarheid die veel erger is dan wat wij de voorbije jaren hebben meegemaakt.”

Het is toch niet omdat het nog erger kan, dat de huidige situatie oké is?

“Dat beweer ik ook niet. De situatie is niet ideaal voor ons gezin. Ik zeg alleen dat dit nu wel leefbaar is. Ik heb zelf gekozen om dat offer te maken. En ik vind het nog steeds de moeite. Als we willen, kunnen we bellen of facetimen. Dat gevoel schenkt me rust.”

‘Als Conner nu terugkeert, lijkt het alsof we heel die heisa rond hem eigenlijk niet zo erg vonden. Waarom is hij dan in godsnaam moeten vertrekken?’Beeld Thomas Sweertvaegher

U ziet uw gezin dus nog steeds enkel in de weekends?

“Dat hangt af van mijn agenda. Soms heb ik een vrije dag in het weekend en ga ik op bezoek. Maar soms duurt het ook een aantal weken. In de zomer gaan we altijd drie weken samen op vakantie. Die afspraak is heilig.

“Als politiecommissaris pendelde ik wel, omdat dat lukte met mijn shiften. In de politiek is dat onmogelijk. Zelfs al zou ik wel vaak naar Westerlo rijden, veel zouden we elkaar nog steeds niet zien. Vaak kom ik pas heel laat thuis en moet ik nog een aantal taken afwerken. En als je je job als politica goed wil doen, moet je nu eenmaal onder de mensen komen. Je wil bij de verkiezingen niet het verwijt krijgen dat ze je zes jaar niet hebben gezien. Ik ben gekozen door de mensen. Die willen je zien, horen en ruiken. Ze willen het gevoel hebben dat ze voor jou op de eerste plaats staan. Dat kan niet vanuit een ivoren toren.”

En uw zoon begrijpt dat?

“Nu hij 17 jaar is wel, maar toen ik eraan begon niet. Hij was toen amper 11 jaar. Uiteindelijk heeft hij mijn keuze om in de Antwerpse politiek te stappen moeten ondergaan. Voor hem waren de consequenties veel groter dan voor mij. Hij heeft offers moeten brengen. Ik denk dat ik hem heel veel heb afgenomen door in de politiek te stappen. Als we daar op een dag vanop afstand over kunnen praten, denk ik dat we veel zullen uitpraten.”

En als hij dan zegt: godverdomme moeder, ik had u wel nodig?

“Dan zal dat pijn doen. Heel zeker. Maar ik ga geen spijt hebben. Ik heb nooit spijt van iets dat ik gedaan heb, alleen van de dingen die ik niet doe. En dit wil ik doen, het is sterker dan mezelf. Dus ik ga hier ook niet aan zelfbeklag zitten doen.”

U zegt dat op een uiterst rationele toon, die we ook in De expeditie gezien hebben. Terwijl Joris Hessels en Tine Embrechts hun emoties de vrije loop laten, lijkt u een muur rond u te hebben opgetrokken.

(knikt) “Natuurlijk doet dat allemaal iets met mij. Maar mijn emoties zijn enkel voor mij en mijn dierbaren. Ik deel ze alleen met mensen met wie ik een band heb.

“Ik kon oprecht niet begrijpen hoe die anderen zich zo snel bloot konden geven, voor heel televisiekijkend Vlaanderen dan nog. Ik heb daar echt met grote ogen naar staan kijken: hóé doen die dat?”

Waar komt die muur vandaan?

“Een verleden als dat van mij laat sporen na. Ik heb als kind een aantal grote verliezen moeten verwerken. Mijn moeder, mijn grootmoeder, mijn tante: dat waren drie vrouwen die onwaarschijnlijk belangrijk voor me waren en die ik op korte tijd heb moeten afstaan.

“Ik was drie toen mijn moeder stierf nadat ze vergiftigd werd. We woonden toen nog in India, en ik was te jong om alles goed te beseffen, maar plots werd ik thuis wel weggerukt en op internaat gezet. Mijn vader, een Belg, had tijd nodig had om een visum te regelen. Hij moest bewijzen dat ik zijn dochter was. Toen ik op internaat eindelijk begon te aarden, werd ik opnieuw weggerukt en meegenomen naar Antwerpen. Als kind begin je dan te geloven dat het geen zin heeft om je aan anderen te hechten. Dat verklaart mijn geslotenheid. Op zich kan ik wel heel sociaal zijn. Maar slechts weinigen weten hoe ik echt in elkaar zit.”

Intussen is uw keuze voor de politiek gemaakt: u wordt dit jaar zowel federaal lijsttrekker voor Vooruit als kopvrouw voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen. En als u moet kiezen?

“Antwerpen, sowieso. Ik wil burgemeester worden, we gaan voor het hoogste. En als het aan mij lag, zou ik dat graag combineren met een zetel in het parlement. Ik zou dat een meerwaarde vinden omdat er federaal veel dossiers zijn die een rechtstreekse impact hebben op mijn stad. Maar bon, dat beslis ik dus niet.”

Wat zou u anders doen dan Bart De Wever?

“Ik zou pragmatischer besturen, minder ideologisch. Ik denk dat dat allemaal heel tof is, al die ideologieën, maar in de praktijk betekent dat voor de Antwerpenaar eigenlijk heel weinig. Nu, hoe moeilijk het soms ook was, we hebben goed samen weten te besturen met N-VA. We kunnen nog altijd door één deur.”

U houdt er op een aantal fundamentele dossiers wel een heel andere mening op na. De war on drugs van de burgemeester, u gelooft daar niet in.

“Omdat dat een oorlog is die niet te winnen valt, en al zeker niet als lokaal bestuur. Als het zou werken, dan zouden we de resultaten vandaag al zien. Dan zouden er niet zoveel bommen en granaten vallen. Maar we zijn de oorlog al meer dan een eeuw aan het verliezen.

“Laten we druggebruik uit het strafrecht halen, zoals Portugal heeft gedaan, en gebruikers doorverwijzen naar de hulpverlening. Politie en justitie kunnen hun manschappen dan inzetten voor wat echt telt: de strijd tegen de georganiseerde misdaad.”

U heeft ook al eens bepleit dat coke verkocht moet worden door de overheid, een omstreden voorstel.

“Nee, ik heb ervoor gepleit dat de overheid de productie moest reguleren en controleren. De overheid kan dan tenminste controleren wat de bevolking consumeert. Als we alles aan de illegale markt overlaten, komt er pure rommel op de markt. Maar dat is nog iets helemaal anders dan legaliseren of zelf verkopen.”

“Als je het aan mij vraagt, dan zou je beter van alle roesmiddelen afblijven. Wat de overweldigende meerderheid van de bevolking trouwens doet. Ik stoor me ontzettend aan het beeld dat elke Belg tegenwoordig een cokesnuiver is. Maar het is wel een feit dat 6 procent van de mensen wel problematisch verslavingsgedrag vertoont en dat dat een heel grote impact heeft op de samenleving. En daar moeten we dan wel mee aan de slag gaan.”

‘Ik wil burgemeester worden, we gaan voor het hoogste. En als het aan mij lag, zou ik dat graag combineren met een zetel in het parlement.’Beeld Thomas Sweertvaegher

U bent nu bevoegd voor Onderwijs. Bij het begin van dit schooljaar was er in Antwerpen geen plaats voor 600 kinderen in het buitengewoon basisonderwijs. Er is een schrijnend plaatstekort in de secundaire scholen. Dat heeft u niet kunnen oplossen.

“Nee. Hoewel we vanuit de stad al 200 miljoen euro geïnvesteerd hebben, staan er vandaag nog altijd 700 kinderen op de wachtlijst voor het buitengewoon onderwijs. Voor de kwetsbaarste kinderen hebben we met eigen middelen een noodschool gebouwd met meer dan 200 plaatsen. Terwijl dat op zich niet onze bevoegdheid is. Die ligt bij Vlaams onderwijsminister Ben Weyts (N-VA). Het is zijn taak om structureel iets te doen aan de capaciteitsproblemen.”

Er wordt al jaren gespeculeerd over een doorstart van de Antwerpse coalitie in de volgende Vlaamse regering. Toch maar liever niet dan?

“Het is logisch dat de verschillen bovendrijven in aanloop naar verkiezingen. Op zich denk ik dat we de afgelopen jaren sterk hebben bestuurd, hoewel velen dachten dat het niet zou lukken. En als het in de grootste stad van Vlaanderen kan, waarom dan ook niet elders?”

U was al lang geleden gevraagd als lijsttrekker door Conner Rousseau. U heeft zich nog niet bedacht sinds hij weg is?

“Nee. Het is niet mijn stijl om op te geven als er obstakels op mijn weg komen. Dat journalisten die vraag blijven stellen, vind ik ook wel beledigend voor mijn collega’s binnen Vooruit. Inderdaad, Conner heeft ons terug op de kaart gezet. Maar het is niet dat we reddeloos verloren zijn omdat hij beslist heeft om op de bank te gaan zitten.”

Een sterspeler zet je niet op de bank, zei Freya Van den Bossche al. Gaat u ermee akkoord dat hij lijsttrekker kan worden bij de verkiezingen van 9 juni?

“In mijn ogen is het te vroeg. Natuurlijk heeft Conner talent, maar hij is nog maar twee maanden weg. Als hij nu terugkeert, lijkt het alsof we heel die heisa rond hem eigenlijk niet zo erg vonden. Waarom is hij dan in godsnaam moeten vertrekken? Ik vind niet dat je dat kan uitleggen. Misschien is het beter om in oktober voluit voor de lokale verkiezingen in Sint-Niklaas te gaan.”

“Het allerbelangrijkste is dat Conner zo snel mogelijk beslist wat hij wil. Want nu wordt onze partij gegijzeld. Dat vind ik niet verstandig.”

Daags voordat hij vertrok als voorzitter, nam u nog uitvoerig zijn verdediging op. Voor u moest hij niet opstappen.

“Ik sta nog altijd achter die woorden. Ik heb in mijn leven al verschillende keren te maken gehad met racisme en seksisme. Ik wéét hoe hard dat je raakt. Dus als ik in staat ben om hem na die uitschuiver een tweede kans te geven, en als de Romagemeenschap bereid is om zijn uitgestoken hand te aanvaarden, waarom zouden anderen dat dan niet kunnen? Ieder mens maakt weleens een fout.”

Omdat het als partij onmogelijk wordt om nog geloofwaardig de handschoen op te nemen tegen Vlaams Belang? Hoe maak je nu nog een vuist tegen racisme?

“In mijn ogen waren de uitspraken van Conner walgelijk, maar niet racistisch. Dat is iets helemaal anders dan Tom Van Grieken die aan de lopende band uitpakt met de omvolkingstheorie: dát is racistisch. Om van racisme te spreken moet je kunnen aantonen dat het effectief de bedoeling is om mensen intentioneel te viseren op basis van hun huidskleur of afkomst.”

Dat is nochtans precies wat hij deed met de Roma.

“Ik ken Conner, ik wéét dat hij niet de intentie heeft om mensen te viseren op basis van hun uiterlijke kenmerken. Het gerecht denkt daar trouwens ook zo over, anders hadden ze hem wel veroordeeld voor racisme. En toch blijven jullie allemaal spreken over een racistische uitspraak. Ik vind dat heel vreemd.”

Vlaams Belang is ook nooit veroordeeld voor racisme, toch heeft u er geen probleem mee om hen wel zo te benoemen.

“Wel ja, dat is mijn persoonlijke mening. Omvolking, dat vind ik echt nog van een heel ander kaliber dan de walgelijke uitspraken van mijn ex-voorzitter op een zatte avond.”

Heeft u nog contact met hem?

“Nee, ik heb hem niet meer gehoord sinds zijn ontslag. Ik heb ook echt niet de luxe om me heel de tijd af te vragen hoe het nu met Conner zit. Met of zonder hem: voor mij is het leven verdergegaan. Ik ben bezig met de Antwerpenaren.”

Dat is gesproken als een harde politica.

“Mijn stiel is ook hard.”

'Uiteindelijk heeft mijn zoon mijn keuze om in de Antwerpse politiek te stappen moeten ondergaan. Voor hem waren de consequenties veel groter dan voor mij.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Hoe bezorgd bent u over de opmars van Vlaams Belang?

“Ik ben niet snel bang, maar het zou wel wereldvreemd zijn om daar niet bezorgd over te zijn. Je ziet die opmars van onverdraagzaamheid ook in andere landen. Ik begrijp absoluut dat burgers onzeker zijn en wakker liggen van hun toekomst. En dat extremen altijd sexyer zullen zijn dan het ‘saaie midden’. Daarom beschouw ik het als de opdracht van ieder gematigd politicus om in dialoog te gaan.

“De meeste stemmers van Vlaams Belang zijn niet racistisch, maar wel gefrustreerd omdat ze het gevoel hebben dat ze worden achtergesteld. Het zijn ‘de anderen’ die gaan lopen met de sociale woningen, met de leeflonen, noem maar op. Dat hoor ik heel vaak wanneer ik met mensen praat.”

Hoe antwoordt u daar dan op?

“Dat zijn lange, moeilijke gesprekken. Ik probeer vooral te luisteren en hun frustratie te erkennen. Wat ik heb geleerd, is dat mensen het appreciëren als je toegeeft dat politici niet zomaar oplossingen uit hun mouw kunnen schudden. Ik maak er een punt van om geen loze beloftes te maken. Dan appreciëren ze dat je eerlijk bent.”

U bent in 2019 als wit konijn de politiek binnengeloodst. Vaak houden die het niet lang vol.

“Ik ben dankbaar voor de kans die ik de voorbije jaren heb gekregen. Ik heb altijd gezegd dat ik het twaalf jaar zou willen doen. Daarna zal het wel goed geweest zijn, dan wil ik iets anders gaan doen.”

Maakt politiek u gelukkig?

“Oprecht wel. Maar geluk is voor mij niet om elke dag op een roze wolk te zitten. Het draait vooral om zingeving. Ik moet een doel hebben in mijn leven. En ja, natuurlijk zijn er al momenten geweest waarop ik dacht dat ik er beter mee zou ophouden. Omdat ik het gevoel had dat er binnen de coalitie of binnen de partij niet naar me geluisterd werd. Als nieuwkomer word je in het water gesmeten en moet je maar zien boven te blijven. Dat was heel intens. Maar intussen heb ik de stiel in de vingers. En als mensen me op straat aanklampen om te zeggen dat ze in mij geloven, dan doet dat me deugd. Ik put daar kracht uit.”

In Groenland putte u ook veel kracht uit een halsketting van Ganesh, de hindoeïstische god die wordt afgebeeld met het hoofd van een olifant.

“Ganesh is de belichaming van geluk, hoop en liefde. In moeilijke periodes geeft hij me de kracht om door te gaan. Mijn familie in India was nochtans moslim, en in België ben ik katholiek opgevoed. Maar ik koppel Ganesh aan mijn Indiase roots en aan mijn moeder. Dat is iets heel intiems. Ondanks alle miserie die ik in de eerste jaren van mijn leven heb meegemaakt, doet hij me denken aan alle goede momenten daar.”

De Expeditie: Groenland, elke maandagavond op Play4 en GoPlay en integraal op Streamz.