ImageGlobe

Onze landbouw zit bij de Europese top, maar Vlaamse veehouders boeken al jaren verlies

Ondanks de boerenprotesten gaat het gemiddeld genomen goed met de landbouw in Vlaanderen. Dat moet blijken uit het Landbouwrapport van het Vlaams Agentschap Landbouw en Zeevisserij. "We zitten bij de Europese top", zegt Nele Vanslembrouck van het agentschap. Al geven die gemiddelden eigenlijk een vertekend beeld, want in verschillende sectoren binnen de landbouw is de situatie verre van rooskleurig.

Op verschillende plaatsen in binnen- en buitenland komen boze boeren op straat. Ze betogen tegen strenge Europese regelgeving, de effecten van de klimaatverandering, de stijgende kosten, dat er amper opvolgers zijn en specifiek in Vlaanderen tegen het stikstofakkoord.

Net vandaag is het jaarlijkse Landbouwrapport voorgesteld. Het rapport maakt een stand van zaken van de sector in Vlaanderen op en vergelijkt die internationaal met de situatie in België en met andere landen in de Europese Unie. Hoe is het nu echt met de sector gesteld? 

Enorme schaalvergroting

Het aantal landbouwbedrijven daalt jaar na jaar, maar die worden wel steeds groter. Er zijn nu ongeveer 22.500 land- en tuinbouwbedrijven in Vlaanderen. Een daling van ruim 10 procent in vergelijking met 10 jaar geleden. Daar staat tegenover dat er een enorme schaalvergroting is gekomen.

Zowel de gemiddelde oppervlakte landbouwgrond, het gemiddelde aantal runderen, het gemiddelde aantal varkens als het gemiddelde aantal kippen per bedrijf is fors toegenomen.

Door die schaalvergroting is de gemiddelde omzet per bedrijf gestegen. "We zitten nu bij de Europese top", zegt Vanslembrouck daarover in "De ochtend" op Radio 1. "In vergelijking met andere Europese landen, zien we dat we een hoge omzet per bedrijf draaien en dus een hoog rendement behalen."

Daarnaast is het aandeel subsidies in verhouding bij ons relatief laag. "We zijn niet zo afhankelijk van subsidies en dat voor een hoge voedselkwaliteit", zegt Vanslembrouck. Alleen Nederland en Italië doen beter. Het verschil is heel groot in vergelijking met de Baltische Staten en Finland.

Als het over productiewaarde per bedrijf gaat (red. omzet van alle land- en tuinbouwactiviteiten tegen marktprijzen), moet Vlaanderen (en België) enkel Nederland en Denemarken voor laten met de afgelopen 5 jaar een gemiddelde productiewaarde van 255.000 euro per bedrijf.

Ter vergelijking: in Nederland is dat in dezelfde periode 300.000 euro en in Denemarken is dat zowat 550.000 euro. Al zijn dat wel twee uitschieters. Buurland Frankrijk haalt om en bij de 200.000 euro per bedrijf en het Europese gemiddelde bedraagt minder dan 50.000 euro.

"Vlaanderen is dichtbevolkt en dichtbebouwd, toch slagen we erin om op die weinig beschikbare grond heel efficiënt om te gaan met water, met energie en zo kwalitatief voedsel te produceren", zegt Vanslembrouck daarover.

Veeteelt versus tuinbouw

Tot zover het goede nieuws, want die goede gemiddelde cijfers geven een vertekend beeld. Binnen de landbouwsector zijn er erg grote verschillen. De veeteelt doet het bijvoorbeeld veel slechter dan de glastuinbouw.

De afgelopen 10 jaar was het gemiddelde nettobedrijfsresultaat van de vleesveehouderij elk jaar negatief. En het gaat om bedragen waar al premies en subsidies zijn bijgeteld. In dezelfde periode was dat in de glastuinbouw zowat het omgekeerde: zo goed als elk jaar heel mooie positieve cijfers.

Dat de tuinbouw het in grote lijnen veel beter doet dan de klassieke landbouw, weegt ook door op de verloning. Een bedrijf in de rode cijfers, kan geen hoge lonen uitbetalen. Wie een tuinbouwbedrijf uitbaat, heeft gemiddeld een loon dat dubbel zo hoog is als de gemiddelde loontrekkende Vlaming.

Het gemiddelde inkomen van een landbouwer (red. familiaal arbeidsinkomen per familiale arbeidskracht) in het algemeen ligt wel 8 procent lager dan een voltijds loontrekkende in Vlaanderen (red. bruto). Voor klassieke landbouwers is dat zelfs nog een stuk lager.

Het gemiddelde loon wordt naar beneden getrokken doordat veel veeteeltbedrijven in de rode cijfers zitten en die in verhouding met veel meer zijn dan tuinbouwers.

Het gaat trouwens niet alleen minder met de veeteelt. Ook de melkveesector heeft de laatste 10 jaar gemiddeld genomen zo goed als alleen rode cijfers behaald. De akkerbouw en de fruitsector hebben het afgelopen decennium zowel goede als slechte jaren gehad: waarbij groene en rode cijfers elkaar hebben afgewisseld. De varkenssector zat daar nog wat tussenin, met net meer slechte jaren.

De sectoren binnenin de landbouw waar het goed of gemiddeld gaat, zijn in absolute cijfers met minder dan degene waar het slecht gaat. De goed boerende tuinbouw is bijvoorbeeld goed voor 12 procent van alle landbouwbedrijven. Ter vergelijking: bijna de helft van alle landbouwbedrijven houden zich bezig met veeteelt waar de situatie veel minder rooskleurig is.

Groeiende ontevredenheid leidt tot protest

Die verhouding en de situatie in de onderliggende sectoren weegt ook op de tevredenheid. Die is de laatste 10 jaar fors verminderd. De enige sector waar dat min of meer gelijk is gebleven is opnieuw de tuinbouw. In de andere landbouwsectoren zijn ze de afgelopen 10 jaar duidelijk minder gelukkig.

"Het gaat mentaal niet zo goed met de landbouwers", zegt Vanslembrouck daarover. "Er is al een paar jaar een actieplan, maar we zien dat de tevredenheid tegenover 2012 nog steeds daalt."

Het is die ontevredenheid die we nu massaal terugzien in de boerenprotesten, want het zijn niet de tuinbouwers die op straat komen. Wel de boeren die het meeste afzien van stikstof en waar het volgens de cijfers al langer niet goed mee gaat: vleesveehouders en melkveehouders.

"Ik heb alle begrip voor die protesten", zegt Vanslembrouck erover. "Door de Europese regelgeving en door stikstof in Vlaanderen. Het helpt niet dat je niet weet waar je aan toe bent door het vergunningenbeleid of door een gebrek aan opvolging."

Beluister hier het gesprek in "De ochtend":

Meest gelezen