Direct naar artikelinhoud
AnalyseJOP-monitor

Het leven zoals het echt is, als Vlaamse jongere: vijfjaarlijks onderzoek scheidt feiten van fictie

Jongeren wandelen door een winkelstraat. De meesten verdienen graag een centje bij, blijkt uit de JOP-monitor.Beeld Eric de Mildt

Over jongeren doen veel mythes de ronde – ze zijn niet weerbaar, doen volop aan sexting en zijn geneigd tot ‘quiet quitting’. Maar wat is hier van aan? De vijfjaarlijkse JOP-monitor, een brede bevraging bij Vlaamse jongeren, doet een poging om zin van onzin te scheiden.

Het Jeugdonderzoeksplatform of JOP, een samenwerking tussen UGent, KU Leuven en VUB, peilt vijfjaarlijks naar de leefwereld van jongeren. Jongeren tussen de 12 en 25 krijgen daarbij een vragenlijst opgestuurd via de post, en daarnaast trekken de onderzoekers ook naar secundaire scholen. Ruim 7.000 jongeren vulden in 2023 de vragenlijst in. 

1. Slechts de helft van de jongeren kijkt graag in de spiegel

De coronacrisis zette het mentaal welbevinden van jongeren op de radar, met onder meer scherpe waarschuwingen over het aantal depressies, eetstoornissen of suïcidepogingen bij jongeren. Die bezorgdheden neemt de JOP-monitor niet helemaal weg. Hoewel Vlaamse jongeren in het algemeen meer positieve dan negatieve emoties ervaren, voelde bijna een derde van hen zich het afgelopen jaar vaak of altijd negatief.

Nog meer dan over hun mentale gezondheid, tonen jongeren zich het meest ontevreden over hun uiterlijk. Iets meer dan de helft van de 12- tot 25-jarigen heeft vrede met hoe hij, zij of die eruitziet. Daarmee bengelt uiterlijk helemaal achteraan de rij van bevraagde levensdomeinen.

Die onzekerheid is ergens natuurlijk eigen aan de puberteit, ziet jeugdcriminoloog Stefaan Pleysier (KU Leuven). “Jongeren spiegelen zich op die leeftijd heel sterk aan de ander, en opmerkingen over uiterlijk kunnen heel hard binnenkomen.” Maar het bruggetje naar sociale media lijkt evident: in hoeverre schaden de schoonheidsidealen die jongeren dagelijks zien hun zelfbeeld? “Ze kunnen wellicht bestaande twijfels verder in een negatieve richting duwen”, zegt Pleysier.

Dit betekent niet dat jongeren die klappen zomaar incasseren. Het idee dat de jeugd niet weerbaar is – zoals verwoord door Jonathan Holslag in De Morgen of door instructeur Fly uit Kamp Waes in een recent HUMO-interview – verwijzen jongeren zelf alvast naar de prullenbak. Ruim twee derde geeft aan zich “meestal te kunnen redden uit moeilijke situaties”, en vier op de vijf zeggen “er meestal wel te komen, op de een of andere manier”.

2. Non-binair zijn is (nog steeds) niet evident

Bij de bevraagde scholieren zijn er twee groepen die zichzelf een erg lage score geven op vlak van welbevinden, en ook op heel wat andere thema’s slecht scoren. Eén: jongeren die opgroeien in een gezin met financiële moeilijkheden. Twee: jongeren die zich als non-binair identificeren of een andere genderidentiteit hebben. Deze laatste groep blijkt, zeker in een grootstedelijke context, ook nog eens minder veerkrachtig dan leeftijdsgenoten.

Hoewel de steekproef beperkt is voor die groep jongeren – en de resultaten met de nodige nuance behandeld moeten worden – blijkt opgroeien dus een stevige kluif voor wie niet in het klassieke m/v-hokje past. Waar de meeste jongeren steun vinden binnen hun gezin, is dit bij non-binaire personen bijvoorbeeld veel minder het geval. Bijna een op de vijf geeft aan dat die zowel bij ouders als broers of zussen niet terecht kan voor een luisterend oor, hulp of advies.

Nochtans worden non-binaire jongeren veel vaker slachtoffer van sociale uitsluiting, pesten en bijna alle types misdrijven. “Daar zit een duidelijk patroon achter”, zegt Susan Lagaert (UGent), coördinator van de JOP-monitor. “Het is een groep die moeilijk aansluiting vindt bij leeftijdsgenoten op school en die vaak nog wat buiten beeld blijft.”

In hoeverre is deze sociale uitsluiting te linken aan culturele opvattingen? Uit de JOP-monitor blijkt namelijk dat jongeren uit Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Centraal-Azië of de Balkan-landen een erg negatieve houding hebben tegenover lgbtqia+-personen. “We zien echter evengoed dat het vooral jongens zijn die uitsluiten, en moeilijk omkunnen met mensen die anders zijn”, zegt Lagaert, die stelt dat ideeën rond masculiniteit erg rigide blijken bij jongens.

Uit recent onderzoek van UZ Gent, UGent en UAntwerpen blijkt dat zo’n vier op de vijf trans en genderdiverse personen al zelfdodingsgedachten hadden. Ruim een op de drie probeerde ooit uit het leven te stappen. “Dit is dus zeker een groep die wat meer aandacht verdient”, zegt Lagaert.

3. Jongeren klussen graag en vaak bij

En of jongeren graag een centje bijverdienen. Zeker bij de bevraagde groep van 18 tot en met 21 jaar geven bijna acht op de tien aan een vakantie- of studentenjob te hebben gedaan in het afgelopen jaar. Ze klusten daarbij het vaakst bij in de zomervakantie.

“Vooral de intensiteit waarmee jongeren bijklussen, is sterk gestegen”, zegt socioloog Bram Spruyt (VUB). “De overheid heeft dan ook de deur verder opengezet voor jongeren om zelf geld te verdienen.” Sinds 2023 kunnen Vlaamse jongeren vanaf 15 jaar tot 600 uur per kalenderjaar werken aan een verminderde sociale bijdrage. Open Vld diende recent zelfs een wetsvoorstel in waarbij álle huidige beperkingen op studentenarbeid worden geschrapt.

Jongeren klussen het vaakst bij om persoonlijke uitgaven te kunnen doen.Beeld Eric de Mildt

Werken jongeren met het oog op hun toekomstige carrière? Om thuis financieel wat bij te springen? “Het aandeel jongeren die een dergelijke motivatie geeft, is te verwaarlozen. Ze klussen het vaakst om persoonlijke uitgaven te doen, zoals kosten verbonden aan een gsm, shoppen of vrije tijd”, zegt Spruyt. “De motivatie om bij te klussen blijkt wel groter bij jongeren die zulke uitgaven van thuis uit niet makkelijk kunnen bekostigen.” Deze groep werkt ook vaker in het weekend.

Wie mee wil naar Rock Werchter of Pukkelpop in de zomer of op skireis in de winter, moet dan ook erg diep in de buidel tasten. Dat jongeren deze kosten toch graag willen maken, is niet zo gek, zegt Spruyt. “Ze willen kunnen meedoen met hun vrienden, want anders bouw je niet mee aan een collectief geheugen.”

4. Verenigingen zijn veelal ‘wit en middenklasse’

Ruim zeven op de tien Vlaamse jongeren komen vandaag in contact met het verenigingsleven, en ongeveer twee op tien namen in het verleden deel aan activiteiten. Sport staat daarbij met stip op één, op de voet gevolgd door jeugdverenigingen. Ondanks deze hoge deelname wijst de JOP-monitor wel een heikel punt aan: “De sport-, jeugd- en cultuurverenigingen zijn veelal wit en middenklasse.”

De stap naar een vereniging blijft nog steeds groot voor wie opgroeit in een kwetsbare situatie. Of je nu filtert op het opleidingsniveau van de ouders of de jongere zelf, het inkomen van het gezin, migratieroots of de aanwezigheid van een handicap, de cijfers zijn duidelijk: deze jongeren zijn ondervertegenwoordigd in de ‘klassieke’ verenigingen zoals de scouts of de muziekschool.

“Ze vinden vaak wél aansluiting bij doelgroepgerichte verenigingen”, zegt Susan Lagaert, die de kloof niet wil problematiseren. Dan stel je namelijk: de Chiro is beter dan het pleintje in de buurt, en de reguliere basketclub is beter dan degene die zich enkel op meisjes uit een kansengroep richt. “Uiteindelijk gaat het er vooral over dat iedereen het recht op vrije tijd kan gebruiken.”

Toch is de systematische ongelijkheid opvallend. “En daar moeten we blijvend aandacht voor hebben”, zegt minister van Jeugd Benjamin Dalle (cd&v), die het onderzoek financierde. Hij wijst erop dat het jeugdwerk “de afgelopen jaren al hard heeft gewerkt om drempels te verlagen”. Zo zijn er projecten zoals Komaf, of vormingen die de voelsprieten van verenigingen voor diversiteit moeten aanscherpen. Die inspanningen laten zich voorlopig nog niet in de cijfers vertalen.

Volgens Lagaert bemoeilijken twee zaken een omwenteling. Enerzijds missen jongeren met migratieroots of een handicap rolmodellen in de leiding van een vereniging. “Anderzijds zien we ook een toename in de wachtlijsten voor verenigingen”, zegt Lagaert. En dan blijken jongeren die over een sterk netwerk beschikken vaak een streepje voor te hebben.

Dalle merkt wel op dat de JOP-monitor een hardnekkig cliché weerlegt: “Het beeld dat de jeugd steeds individualistischer wordt, strookt niet met de resultaten.” Daaruit blijkt dat jongeren zich net heel erg engageren, al gebeurt dit vaak op een informele manier – en dus niet als lid van een vereniging. Dit onderscheid is volgens Bram Spruyt dan ook gedateerd. “Jongeren vullen dat engagement zelf heel breed in, dat moeten we erkennen.”

5. De jonge kiezer blijft onbeslist

Via platformen zoals TikTok proberen politici gretig jongeren te werven, maar slagen ze daar ook in? Bij de 18- tot 21-jarigen, een groep die straks voor het eerst naar de stembus trekt, oogt het resultaat alvast pover: iets meer dan de helft heeft geen partijvoorkeur. Dit aandeel blijft – ondanks de opkomst van sociale media – stabiel doorheen de JOP-bevragingen, die sinds 2006 zijn afgenomen.

Bij het merendeel ligt het niet aan een wens om blanco of niet te gaan stemmen. Ze weten het gewoon niet. “De antipolitieke component is dus erg beperkt, al zie je dat het bewust blanco stemmen wat toeneemt wanneer jongeren politiek volwassen worden”, zegt Spruyt.

Toch treft de polarisatie ook jongeren. Gevraagd naar de attitude van jongeren tegenover andere groepen, zijn het niet thema’s zoals religie, klimaat, migratie of gender die bepalend zijn. Jongeren staan het minst positief tegenover “mensen met een andere politieke voorkeur” – op de voet gevolgd door “rijke mensen” en “joden”.

“Dat politiek zo verdeelt, daar schrok ik zelf ook een beetje van”, zegt Spruyt. Zeker omdat jongeren, als het gaat om hun eigen identiteit, hun politieke voorkeuren net als het minst belangrijke element bestempelen. “Maar het belang van polemiek en radicale stemmen is vandaag sterk gegroeid. Wellicht linken jonge kiezers politieke voorkeuren gemakkelijk met conflict. Dit zien we bij burgers in het algemeen. Ook binnen gezinnen of op familiefeesten wordt politiek gemeden, omdat het tot ruzie leidt.”

De partijen die het sterkst scoren bij jongeren, zijn wellicht niet toevallig de partijen die op sociale media het vaakst negatief campagnevoeren. Uit een analyse van tweets op X, uitgevoerd door de UAntwerpen en ULB, blijken dat Vlaams Belang, N-VA en Groen te zijn – in die volgorde. Bij de jongeren die wel een geldige partijvoorkeur aangeven in de JOP-monitor, nemen opnieuw Vlaams Belang (24 procent), N-VA (20 procent) en Groen (16 procent) het voortouw. Cd&v haalt amper de kiesdrempel.

Ook interessant: de politieke interesse blijkt groter bij jongeren met migratieroots. “Zeker bij jongeren die een connectie hebben met een land in een langdurig conflict, zoals Gaza, scoren op dit vlak sterk. Wellicht omdat ze aan den lijve ondervonden hebben welke impact politiek kan hebben”, zegt Spruyt.

Helaas blijft deze interesse vaak onontgonnen potentieel, want op vlak van politieke betrokkenheid scoort deze groep net laag, als het gaat om de vertegenwoordiging in raden of politieke acties. “Dat ligt dus niet, zoals wel eens gemakshalve beweerd wordt, aan een gebrek aan interesse. Organisaties slagen er simpelweg niet in om die jongeren te begrijpen.”

6. Lang niet alle jongeren doen aan sexting

Rond sexting, het verzenden of ontvangen van expliciete beelden mét toestemming, ontstaat soms de indruk dat bijna elke jongere het doet. Niks is minder waar. Uit de JOP-monitor blijkt dat dik een kwart van de jongeren al een sext verstuurde, en bijna de helft ontving er een. Bij meisjes liggen beide cijfers iets hoger dan bij jongens.

Ook de frequentie ligt laag. Bij het merendeel was het al meer dan een jaar geleden, of gebeurt het minder dan één keer per maand. De cijfers stroken dan ook niet echt met de vrees die bij heel wat bezorgde ouders leeft, namelijk dat sexts achteraf gaan circuleren, zegt seksuoloog en criminoloog Silke Van den Eynde (KU Leuven). “Daar is vaak wat paniek over, terwijl de cijfers erop duiden dat het niet zo heel vaak voorkomt.” Ongeveer 1 procent van de jongeren stelt dat sexts nadien zonder toestemming verspreid werden.

Voor jongeren zelf zit sexting met andere woorden helemaal niet in de taboesfeer. “Het gebeurt voornamelijk binnen een relatie of om te flirten. Maar het kan voor sommige jongeren ook een antwoord zijn op een gebrek aan zelfzekerheid, jongeren gaan via sexts op zoek naar positieve feedback over hun lichaam. Dit kan zelfs binnen een vriendschapsrelatie gebeuren”, zegt Van den Eynde.

De cijfers geven volgens haar ook een andere boodschap aan jongeren. “Het is oké om géén sexts te versturen. Het idee dat iedereen aan sexting doet, kan jongeren met een onnodige druk opzadelen.” Uit het laatste Apestaartjaren-onderzoek bleek al dat een kwart van de jongeren die druk ervaart. Wie onder druk stuurt, heeft achteraf vaker spijt van de foto.

Sowieso blijft enige waakzaamheid gepast. Naast sexting is er namelijk ook cyberflashing, waarbij iemand zonder toestemming seksueel getinte beelden verstuurt – denk aan een ongevraagde dickpic. Ruim een kwart van de jongeren is daar al slachtoffer van geworden. “En dat is een gebeurtenis die sterk kan bijblijven”, aldus Van den Eynde.

‘Het idee dat iedereen aan sexting doet, kan voor jongeren met een onnodige druk opzadelen’
Silke Van den Eyndeseksuoloog