Direct naar artikelinhoud
AnalyseLandbouw

‘Bijna 60 procent van de Vlaamse landbouwoppervlakte is voor veestapel. Slechts 5 procent voor groenteteelt’: de feiten na hevig boerenprotest

Boerenprotest aan het Europees parlement, eerder deze maand.Beeld Franky Verdickt

De boerenprotesten mogen dan even in hevigheid verminderd zijn, de maatschappelijke en politieke discussies duren voort. Daarbij gaat de strijd vaak om grond, een schaars goed in Vlaanderen. Als je de verschillende actoren echter hoort, is het water veel minder diep dan het lijkt.

Een aantal feiten in deze discussie zijn wel bijzonder. Zo neemt landbouw in Vlaanderen bijna de helft van de totale grondoppervlakte in. Dat aandeel is nagenoeg stabiel gebleven de voorbije dertig jaar. Van een grote afname is dus geen sprake. Tegelijk draagt de landbouwsector slechts 0,65 procent bij tot het bruto binnenlands product (bbp). En de voorbije dertig jaar zijn er bijna een miljoen inwoners bij gekomen in Vlaanderen; we zijn nu met 6,7 miljoen mensen.

De landbouwsector neemt dus nog bijna de helft van de oppervlakte in, terwijl de bevolking aangroeit, het economische belang beperkt is en de natuur steeds meer verdrukt raakt.

Is de oplossing dan niet simpelweg de landbouwoppervlakte verminderen? Niet als het aan cd&v ligt. Voorzitter Sammy Madhi was afgelopen week duidelijk. “Landbouwgrond moet landbouwgrond blijven. Landbouw is een belangrijke sector in ons land, economisch en strategisch. We moeten zien dat we die voedselzekerheid bij ons houden”, zei hij op Radio 1.

Het argument van de voedselzekerheid komt vaak terug en is intuïtief moeilijk te weerleggen. Niemand wil honger lijden. Maar hebben we daarvoor de helft van de Vlaamse oppervlakte nodig?

“Bijna 60 procent van de landbouwoppervlakte wordt gebruikt voor de veestapel”, stelt Diemer Vercayie van Natuurpunt. “Dat gaat dan om graslanden en akkers waarop veevoeder geteeld wordt, zoals maïs. Slechts 5 procent wordt gebruikt voor groenteteelt. Bovendien wordt twee derde van onze vleesproductie geëxporteerd naar het buitenland. Er is dus helemaal geen probleem met de voedselzekerheid als we de landbouw verduurzamen. Maar wij blijven nu met de mest zitten die onze natuur verschraalt en de biodiversiteit kapotmaakt.”

Dat wordt bijgetreden door Olivier Honnay, professor biologie aan de KU Leuven. “Deze hele discussie kan worden vermeden door de veestapel geleidelijk aan af te bouwen. Dat inzicht wordt algemeen gedeeld door de experts in het veld en ik heb de indruk dat de geesten ook aan het rijpen zijn bij de boerenorganisaties zelf. Er is trouwens al een systeem om varkensboeren uit te kopen, om zo de veestapel af te bouwen. Maar het is minder succesvol dan verwacht, ook omdat de prijs voor varkensvlees de afgelopen jaren relatief hoog staat.”

“Dat klopt”, zegt Hendrik Vandamme van het Algemeen Boerensyndicaat. “Die opkoopregeling is vanuit de boeren zelf voorgesteld. Ondertussen is er al 11 procent minder varkens, en ik ben vrij zeker dat we de doelstelling van 30 procent minder varkens halen tegen 2030. Dat zou sneller kunnen indien de boer zijn woonrecht mag behouden nadat hij uitgekocht is. Nu verdwijnt dat recht na één generatie en dat is voor veel boeren een grote drempel.”

Drie compartimenten

Het verminderen van varkens zal de druk op de natuur doen afnemen, maar dat is niet voldoende. Honnay is stellig. “Op een deel van de landbouwgrond moet minder intensief geboerd worden. Je zou Vlaanderen kunnen opdelen in drie compartimenten. Het grootste compartiment kan en mag behouden blijven voor duurzamere intensieve landbouw. Een ander deel is natuurgebied. Over deze twee compartimenten is weinig discussie. Maar het is de grijze zone ertussen: landbouwgrond die dicht bij natuurgebied ligt en die veel minder intensief moet worden gebruikt, met veel minder bemesting. Daar bestaat nu geen apart kader voor. En dat gaat toch algauw om 100.000 hectare van in totaal 600.000 hectare.”

Een snelle berekening leert dat het gaat om 16 procent van de landbouwoppervlakte in Vlaanderen waar veel minder intensief aan landbouw kan worden gedaan. De totale oppervlakte met intensieve landbouw zal daardoor dalen van 46 naar 39 procent. Een significante daling, maar ook niet het einde van de boerenstiel en al helemaal geen bedreiging voor de voedselveiligheid.

“Het is niet dat de boer niet wil meewerken aan de verduurzaming van de landbouw. Wij staan niet lijnrecht tegenover natuur, zoals sommigen ons willen framen. We kunnen zelfs een partner zijn. Het probleem is dat de boer vandaag geen perspectief krijgt”, stelt Vandamme.

Ecosysteemdiensten

Die zorg wordt gedeeld door Natuurpunt en Honnay. Ze spreken allebei over het vergoeden van de boer voor het leveren van zogenaamde ecosysteemdiensten. Door de kwaliteit van de bodem, die door landbouw vaak ondermaats is, te verhogen, levert de boer een aantal functies die voor de maatschappij nuttig zijn.

Zo kan een rijke bodem koolstof opslaan, wat goed is voor het klimaat, en vermindert de verdichting van de bodem, wat dan weer leidt tot een betere waterhuishouding en minder overstromingen. Ook hebben bepaalde natuurgebieden nood aan begrazing. Natuurpunt werkt nu al samen met zeshonderd boeren die aan natuurbeheer doen. Zo lijken de tegenstellingen tussen landbouw en natuur veel minder groot te zijn dan we vaak denken.

Honnay: “Door de boer te betalen voor het verhogen van de biodiversiteit, wat uiteindelijk de samenleving ten goede komt, kun je de boer een stabiel inkomen geven. En dat kan nu al binnen het Europese landbouwkader.”