Direct naar artikelinhoud
FilmrecensieAll of Us Strangers

‘All of Us Strangers’ stijgt ver boven de concurrentie uit door het talent van vier klasbakken ★★★★★

Sobere, koele tinten verbeelden het Londense leven van Adam (Andrew Scott).Beeld x

Filmliefhebbers hebben in het gezegende jaar 2024 nog geen reden tot klagen gehad. Na onder meer Here en The Zone of Interest waait er deze week een nieuwe topper uw lokale bioscoop binnen: All of Us Strangers is een magisch-realistisch meesterwerkje over weemoed, eenzaamheid en rouw.

Geen Oscarnominatie voor Margot Robbie in Barbie, tot daar aan toe. Maar dat geen van de vier klasbakken in All of Us Strangers kans maakt op zo’n gouden beeldje, is een aanfluiting van oorverdovend kaliber. Andrew Scott, Paul Mescal, Jamie Bell en Claire Foy leveren elk prestaties af die als cursusmateriaal in eender welke acteeropleiding zouden moeten dienen.

Laten we beginnen bij Andrew Scott: hij speelt Adam, inwoner van een stad met 9 miljoen inwoners en toch verdrinkend in een bad van eenzaamheid. Op Scotts gezicht is de weemoed af te lezen: het is het gezicht van een man die halverwege zijn leven zich al gedwongen voelt om terug te kijken in plaats van vooruit te blikken.

Hij woont in een desolaat appartementsblok aan de rand van Londen, en ontmoet er de voortvarende Harry (Paul Mescal), kennelijk de enige buur die hij heeft. Net als in Normal People speelt Mescal zijn aantrekkelijkheid uit, en het duurt niet te lang voor Adam en Harry elkaar liefkozen in de zetel. Maar ook in de soms wanhopige manier waarop hij het leven probeert te omarmen, voel je dat hij van iets wegvlucht. Ook hij draagt zijn kruis.

Andrew Scott en Paul Mescal in ‘All of Us Strangers’.Beeld AP

De enige personages die niet onder zo’n juk gebukt gaan, zijn Adams vader en moeder (Jamie Bell en Claire Foy). Hij verloor ze toen hij 11 was, maar vindt ze terug wanneer hij aanbelt bij zijn ouderlijk huis. Ze zijn exact zoals hij zich herinnerde: burgerlijk, soms wat onhandig in hun goede bedoelingen, perfect op hun gemak in hun stoffige jaren 80-kledij en dito interieur. Ze zijn geesten, maar Bell en Foy brengen ze met zo veel panache tot leven dat niet alleen hun zoon maar ook de kijkers ervan overtuigd zijn dat ze nooit gestorven zijn, dat ze geduldig hebben zitten wachten om hun volwassen zoon te ontmoeten. Ook al valt die dan op mannen, en doet dat in hun eighties-breinen vooral alarmbellen over hiv afgaan.

Het is dat magisch-realisme waarmee regisseur Andrew Haigh (Weekend) een unieke film over rouw, eenzaamheid en onbeantwoorde liefde heeft gemaakt – All of Us Strangers werd gebaseerd op de Japanse roman Strangers, die eerder inspiratie leverde voor een Japanse horrorfilm, maar hier de funderingen levert voor een vaak pijnlijk portret van moderne melancholie. In sobere, koele tinten legt hij Adams Londense leven vast, in warme, vergane kleuren laat hij Adams jeugdherinneringen baden.

Het lijkt vanzelfsprekend, maar het vakmanschap waarmee Haigh regisseert en het talent van de vier acteurs doet All of Us Strangers ver boven de concurrentie uitstijgen. De personages zetten nooit een aanval in op je traanklieren: daarvoor is het drama te subtiel, de pijn te onderhuids. Maar wedden dat u het na goed anderhalf uur, wanneer Frankie Goes To Hollywood nog eens door de speakers schalt, ook niet droog houdt?

Vanaf 14/02 in de bioscoop.