Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenLiteratuur en religie

‘Het ergert me hoe atheïsten je wegzetten als een achterlijke intellectuele slapjanus’: deze schrijvers vonden God en schamen zich daar niet voor

Benno Barnard, Kristien Hemmerechts, Jon Fosse, Christophe Vekeman: allemaal auteurs die naar eigen zeggen God hebben gevonden.Beeld religieuze auteurs

Het geloof is terug in de letteren. Niet alleen Jon Fosse, Christophe Vekeman of Kristien Hemmerechts geven openlijk toe aan de bekoring van hun hoogsteigen god(je). Vanwaar die verrijzenis? ‘De praktijkruimte van God vind ik superieur aan die van de psycholoog.’

‘De schatkamer van de theologie is voor mij tegenwoordig ­belangrijker dan die van de literatuur”, zegt Christophe Vekeman. Hij afficheert zich openlijk als ‘christen’ en gaat elke week naar de mis bij de karmelieten. “Ik hou van dat mystieke, ze vereren daar Johannes van het Kruis en Theresia van Ávila.”

Ook de recente Noorse Nobelprijswinnaar Jon Fosse noemt zichzelf onvoorwaardelijk “een religieuze schrijver”. “Dat was niet het geval toen ik mijn eerste romans schreef, veertig jaar geleden. In die tijd was ik tegen alles, ook tegen het christendom. Ik was een agressieve hippie. Het was mijn heavymetalfase.” Anno 2024 is Fosse een praktiserend katholiek die helemaal opgaat in de liturgie.

Kristien Hemmerechts, ooit een boegbeeld van geloofsafvalligheid, schuift regelmatig aan bij de eredienst van de Antwerpse Sant’Egidio-­gemeenschap, waar ze ook vrijwilligerswerk verricht. Ze trekt alle religieuze registers open in haar deze maand aangekondigde boek Van ver gekomen. ‘Het is een langzaam proces geweest. Stapje voor stapje. De bocht van 180 graden werd graad voor graad genomen’, bekent ze daarin.

Het zijn drie opmerkelijke demarches van bekende auteurs. Maar ze zijn lang niet de enige literaire bekeerlingen. In Nederland is het schrijverskoppel Willem Jan Otten en Vonne van der Meer al een poos tot het katholieke geloof toegetreden. Esther Gerritsen, die in haar roman De trooster (2018) een kloosterconciërge opvoerde, onderzocht daarin ‘wat ik mooi vind in de katholieke liturgie’: ‘Ik heb heel lang excuses gezocht om niet te hoeven zeggen dat ik geloof. Ik had het over een zelfverzonnen god, daarna over een machteloze god, een hypocriet geloof, tot ik uiteindelijk dacht: zeg het nou maar.’

Net als columnist en presentator Stephan Sanders legde ze haar Godschaamte af, zoals zijn gelijknamige boek uit 2021 heet. Nu koketteert hij openlijk met zijn geloofswissel: “Onderhuids heeft zich jarenlang een godsbesef opgehoopt dat erkend wil worden.”

Gerritsen getuigde verder hoe ze een tijdlang verslaafd raakte aan Radio Maria. Daar hoor je de klok rond gregoriaanse gezangen, preken en gebeden galmen. Zelfs Saskia de Coster maakte laatst in een column gewag van haar hoogstpersoonlijke ‘Godje’: ‘Kunst en geloof putten uit dezelfde bron.’ En er is uiteraard de in Engeland wonende Benno Barnard, die zich in 1999 tot de anglicaanse kerk bekende.

Lokroep

Hoever reikt de sirenenzang van God, in een tijdperk waarin het instituut kerk niet al te fraai de nieuwskolommen vult? Ooit maakten schrijvers er een erezaak van om tegen de schenen van de kerk te schoppen. Geassocieerd worden met de clerus? Nee, dank u. Hadden we het juk van het geloof – kijk maar naar W.F. Hermans, Maarten ’t Hart, Gerard Walschap, Jef Geeraerts, Jan Siebelink en Jan Wolkers – niet van ons afgeworpen?

Anderzijds is de Nederlandstalige literatuur vergeven van een katholieke en protestantse traditie, van de priester-dichters Guido Gezelle en Anton van Wilderode tot pakweg Gerard Reve en Godfried Bomans. Een keerpunt betekende misschien wel Mystiek lichaam van Frans Kellendonk. “Kellendonk is eigenlijk de eerste schrijver die zich afvraagt of we niet te ver zijn doorgeschoten met het afwijzen van religie en God. Gerard Reve deed dat natuurlijk ook al, maar door het gebruik van ironie was het bij hem altijd de vraag in hoeverre hij het ook meende”, zegt Liesbeth Eugelink, auteur van het boek Iets in mij gelooft dat. Over religie in de moderne Nederlandse literatuur (2007).

Reve schreef het gedicht ‘Openbaring’, waarin God zich aftrekt terwijl hij aan de ‘ik’ (Reve) denkt. Ironie en blasfemie zaten bij hem ­ingebakken.

Lokroep
Beeld RV / Mondadori via Getty Images

‘Gek dat die gelovige schrijvers vinden dat ze dapper tegen de tijdgeest in zwemmen’, schreef Heleen Debruyne onlangs schamper in haar Humo-column, nadat ze verwees naar Hemmerechts’ en Vekemans nieuwe schrijvershabijt. ‘Ze passen net uitstekend bij deze zoekende tijden. We zoeken naar nieuwe rituelen, naar nieuwe vormen van rouw, naar nieuwe pastoors – in de gedaante van prekende psychiaters als Dirk De Wachter, Damiaan Denys en Paul Verhaeghe’, constateerde ze. En ze zoeken heil in de gewillige armen van God, dus.

Wat opvalt is hoe individualistisch ze hun geloof beleven, alsof ze een zelfbouwkit hebben met op maat gesneden godspraktijken. Reve-­freak Christophe Vekeman publiceert in april Tot god. Daarin onthult hij zijn religieuze ­aha-­erlebnissen. Hij getuigt nu al over zijn ­persoonlijke toenadering: “Ik heb de voorbije vijfentwintig jaar meer en meer de aantrekkingskracht van het christelijke geloof ondervonden. Een aantal jaar geleden werd die ­attractie zodanig groot dat ik voor mezelf de knoop heb doorgehakt”, vertelt hij.

Meteen haalt hij er wat statistieken bij: “Kijk, atheïsme wordt in onze samenleving gefêteerd als de levensovertuiging van het gezond verstand. Maar op wereldvlak is slechts 12 procent atheïst en is 32 procent christelijk en 23 procent moslim. Historisch bekeken is het altijd doodnormaal geweest om te geloven. En je ziet dat ook vandaag op wereldvlak de lokroep van het christelijk geloof niet afneemt, integendeel, zeker in Afrika en Latijns-Amerika. Al zijn er natuurlijk ook veel landen waar christenen vervolgd worden.”

Vekeman schotelt ons meer markante cijfers voor: “Wist je bijvoorbeeld dat 49 procent van de 20ste-eeuwse Nobelprijswinnaars Literatuur zichzelf als christen beschouwde? Bij de Nobelprijswinnaars Chemie was dat zelfs 72 procent. Een frappante statistiek! Kijk ook naar muzikanten als Johnny Cash, Bob Dylan, Bono en Nick Cave. Dat zijn mensen die wij als goden vereren. Maar zelf aanbidden zij God. Ik vind dat onze samenleving dat meer moet beseffen. Kortom, ik geloof, ja, ik ben een christen. Wat is daar zo bijzonder aan?”

Vekeman bestudeert theologen als C.S. Lewis, leest de Bijbel als een “wonder van intertekstualiteit” en voedt zich met recalcitrante katholieke schrijvers als Graham Greene, Flannery O’Connor en Joris-Karl Huysmans. “Waar het mij om gaat is: bestaat God? En ook: sluit het christelijke godsbeeld aan bij wat die God dan is? Dat is alles, eigenlijk. Om gemeenschapsgevoelens of de troostende kracht van het geloof gaat het mij veel minder.”

Domme voorgangers

Op een gegeven moment begon Nobelprijs­winnaar Jon Fosse zich af te vragen waar zijn bijna maniakale schrijven vandaan kwam.

“Ik realiseerde me dat er een andere dimensie moet zijn waarmee ik in contact kom als ik schrijf”, klonk het in Der Spiegel. “Ik kon het niet op een materialistische, atheïstische manier uitleggen. Ik werd een zoeker. Zo kwam ik bij de quakers terecht (een op het christendom gebaseerde religieuze gemeenschap, ontstaan in de 17de eeuw, red.).”

“Eind jaren 1980 ging ik naar een katholieke mis in Bergen. Ik vond het veel leuker dan de protestantse diensten waarmee ik was opgegroeid. Daar moest je luisteren naar een ondraaglijke hoeveelheid gewauwel van vaak domme voorgangers. In katholieke diensten wordt heel weinig gepraat buiten de vaste ­liturgie om.”

Een emotie die ook Benno Barnard ervoer, nadat hij in 1999 in de anglicaanse kerk intrad. De schrijver heeft al in diverse boeken zijn geloof aangeraakt, ook in Afscheid van de handkus (2023). Hij is ervan overtuigd dat “de kerk ook je neuroses bedwingt”: “De praktijkruimte van God vind ik superieur aan die van de psycholoog.”

De anglicaanse kerk bevalt hem omdat ze “tussen kaal protestantisme en Romeinse overvloed” in zit. “Psychologie onderwijst impliciet het narcisme: wees jezelf, werk aan jezelf, je altaar is je ego”, verheldert Barnard vanuit zijn woonplaats in Sussex. “Wel, mijn ego is al groot genoeg. Ik heb behoefte aan iets wat veel groter en veel ouder is. Veel psychologie is een afgezwakt christendom, een namaakreligie die bloeit in antichristelijke tijden.”

Zijn voorkeur voor de Engelse kerk vloeit voort uit “zijn liefde voor de vorm, de esthetica, maar dan bevrijd van de seksuele obsessies van Rome”. Barnard: “Ik ben ermee opgevoed. Ik ben ernaar teruggekeerd toen onze zoon Christopher geboren werd, in 1998, en mijn vrouw en ik beseften dat we zonder dat hele bouwwerk van tradities en rituelen dakloos waren. En toen onze dochter Anna werd begraven, vielen een paar atheïstische vrienden ons snikkend om de hals, zo ontroerd waren ze door de liturgie. Waarom denk je dat toeristen in Antwerpen de kathedraal bezoeken en niet Aula Chrysant (afscheidsruimte in het Antwerpse crematorium, red.)?”

Bij Kristien Hemmerechts (die ons voor dit artikel niet te woord wilde staan) ligt het ietwat anders, schrijft ze in Van ver gekomen: ‘Er was de ijstijd, er was het pantser, en vervolgens ging het ijs aan het smelten en werd het pantser afgelegd.’ Toen ze borstkanker kreeg, beleefde ze op een nacht haast een mystieke ervaring: ‘En toen op een nacht moet God hebben gedacht: nu is het welletjes geweest. Hij glipte bij mij in bed, onder het donsdeken, Hij legde Zijn handen onder mij, zo dat ik niet anders kon dan het voelen, dat ik niet anders kon dan voelen dat het goed was, dat ik niet bang hoefde te zijn, dat wat er ook gebeurde ik veilig in Zijn handen was. Na die nacht kende ik geen angst meer.’

Hemmerechts noemt zich een happy christian. ‘Dit is wie ik ben: iemand die zich verbonden voelt met God; die vanuit die verbondenheid zich verbonden voelt met alle mensen.’ Hemmerechts wijst ook op het aspect van naastenliefde en barmhartigheid. ‘De wereld heeft nood aan vaderlijkheid en moederlijkheid, aan broederlijkheid en zusterlijkheid.’

Ook Vekeman sleutelt aan zijn onbaatzuchtigheid: “In Tot God vraag ik me af of ik met mijn eigen misantropie wel aan de christelijke voorschriften kan voldoen. Sinds een aantal jaren ben ik op dat gebied beter mijn best gaan doen. Er blijkt een groot genoegen te kunnen bestaan door altruïsme.”

Nietzsche en Jezus

Waarom lijken meer en meer Nederlandstalige schrijvers weer meer naar het geloof te neigen? Barnard heeft een laconieke verklaring paraat: “Niets is zo vreemd als schrijvers die het christendom verwerpen met als voornaamste argument dat het fictie is”, denkt hij. “Religie is een groot gedicht. Iemand als de dichter W.H. ­Auden heeft een grote rol gespeeld bij mijn terugkeer naar de kerk, een sceptische linkse intellectueel die Jezus een beter idee vond dan Hitler. Van hem en T.S. Eliot en Søren Kierkegaard leerde ik dat de tijd de tijd is die we hebben om de vraag te beantwoorden waarom we liefhebben.

“Maar onderschat ook de betekenis van Nietz­sche niet, die het kleinburgerlijke christendom van tafel veegde en tegelijk Jezus de edelste mens in de geschiedenis noemde. Samen met Nietzsche en Jezus heb ik een clubje, elke zondag zitten we op dezelfde bank en fluisteren we oneerbiedige commentaren bij de preek. Kortom, mij lijkt het bij uitstek logisch dat juist schrijvers een eeuw van absurdisme verwerpen.”

Willem Jan Otten gaf in een interview in Knack toe dat je tot God bekeren ook vreemde neveneffecten heeft. “Het is iets wat bekeerlingen blijven doen – zichzelf in hun arm knijpen, ben ik werkelijk zo stupide geweest? Om zo dogmatisch zeker te weten dat er geen God is? Om te menen dat mensen die Christus volgen niet zelfstandig kunnen denken?”

Nietzsche en Jezus
Beeld RV

Uiterst heikel is natuurlijk hoe je als nieuwbakken gelovige reageert op die prangende misstanden in de kerk en de misbruiksituaties die na de Godvergeten-docu weer frontaal naar boven komen. Heeft dat geen impact op hun overtuiging? Vekeman is scherp: “Vanzelfsprekend onderken ik alle negatieve effecten van het kindermisbruik in de kerk en hekel ik dat bevoogdende toontje dat de kerk zo vaak aanslaat. En er zijn dramatische wantoestanden gebeurd, dat mag voor iedereen duidelijk zijn. Ze moeten met hun fikken uit de onderbroeken van kinderen blijven. Dat moet volledig uitgeklaard worden.”

De weldenkende burger keerde zich na de getuigenissen over misbruik nog meer van de kerk af en ex-katholieken lieten zich massaal ontdopen. Barnard begrijpt het, en zegt: “Ik ben niet rooms, maar bij mijn weten predikt de roomse kerk geen kindermisbruik. Maar als je Rome en zijn seksuele dwanggedachten verafschuwt: begeef je naar Canterbury (de anglicaanse kerk, red.), zou ik zo zeggen.”

Hemmerechts schrijft over de Godvergeten-­reactie: ‘De kerk reageert slap, ontgoochelend, dom; ik voel me boos, verdrietig, in de steek gelaten door een instituut waarvoor ik mijn nek uitgestoken heb en uitsteek.’ Ze vraagt uitleg aan de Sant’Egidio-gemeenschap, maar die komt amper: ‘Misschien moet ik een religious nomad worden, naar analogie met digital nomads, iemand die zwerft van geloofsgemeenschap naar geloofsgemeenschap, in de hoop ooit thuis te komen.’

Toch heeft Vekeman het knap lastig met het feit dat mensen “de kerk met alle zonden van Israël willen beladen’: “Het cliché wil dat de kerk verantwoordelijk was voor de gevoelens van schuld en schaamte waar wij Vlamingen onder gebukt gingen, voor veel seksuele problemen ook. Maar wat zie je? Dat in onze seculiere samenleving diezelfde gevoelens groter dan ooit zijn. Als ik de kranten mag geloven: seksuele verwarring en orgasmekloven zijn troef! En je moet je al schuldig voelen als je rood vlees eet of als je betovergrootouders in de Congo hebben gewoond.”

Stiekem jaloers

En dan zijn er nog de ongelovige schrijvers wier afwijzende visie op het geloof de laatste jaren drastisch verschoven is. Alsof God hen af en toe voorzichtig, of ja, zelfs hardnekkig op de schouder tikt. Ook hier een constante: de kerk heeft haar waarde als leverancier van uitgekiende rituelen zeker niet verloren. Schrijfster en columniste Ann De Craemer is zo iemand. Zeker na Hersenorkaan (2021), haar boek over haar depressie, is ze milder geworden over geloof.

Nochtans debuteerde ze met Vurige tong (2011), een virulent autobiografisch geschrift over haar afkeer van het katholicisme. “Vroeger lachte ik weleens in mijn binnenste over wie naar de kerk ging. Hoe dwaas kun je zijn, vond ik. Maar nu bekijk ik dat toch anders. Als ik mensen uit een dienst zie komen, ben ik zelfs stiekem wat jaloers. Omdat ze er zo blij uitzien, en gesterkt. Ik denk dat het geloof lasten kan verlichten. Ik mis het ergens wel, zeker als je zoals ik een periode van depressie hebt door­gemaakt.”

Marnix Peeters, die regelmatig de kont tegen de krib gooit en onverholen scabreuze romans schrijft waarin paters, priesters en nonnen ontuchtige handelingen verrichten, is niet vies van een kerkbezoek op tijd en stond. “Natuurlijk zijn in mijn boeken priesters en paters karikaturen van oude misbruikers. Maar toch denk ik dat antikerkelijkheid bij veel mensen ook een soort pose is. Als puntje bij paaltje komt, op de sleutelmomenten, is er wel degelijk die troost van het geloof. Je ziet dat bijvoorbeeld op Facebook bij het verlies van een vader, waarbij echte ongelovigen bijvoorbeeld ook schrijven: ‘Eindelijk ben je weer verenigd met onze mama’. Vreemd, wanneer het er echt om gaat spannen, gaan mensen toch weer heel snel geloven dat er voor vader een hiernamaals is weggelegd.”

Peeters vertelt hoe hij religiositeit langzaam herontdekte. “Ik belandde weer in een kerk na een cafébezoek met de Amerikaanse zanger Bob Mould. Stel je voor, met een homorechtenactivist en een voormalige punker. Toen hij de klokken van de kathedraal hoorde, stond hij op om naar de mis te gaan. Na ons gesprek besefte ik dat een kerk een rustpunt kan betekenen, ook los van godsdienst.”

En hij voegt eraan toe: “Er zijn aspecten aan het geloof die ik heel fijn vind en die heel goed zijn, al had ik het 25 jaar achter mij gelaten. Het is spijtig dat de gemeenschap van gelovigen nu zo verketterd wordt. Zijn we niet het kind met het badwater aan het weggooien?”

Gitaren of Bach?

Christophe Vekeman herkent dat uitspuwen: “Waar ik moeite mee heb, is het feit dat je als gelovige door sommigen meteen als een domoor wordt beschouwd. Atheïsten zetten je weg als een achterlijke intellectuele slapjanus. Maar voor mij is de schatkamer van de theologie op dit moment interessanter en uitdagender dan die van de literatuur.”

“Religie gaat over essenties”, denkt Peeters. “Je merkt dat we het met bezoekjes aan de meubelboulevard en de buitensauna niet meer voor elkaar krijgen. Dat we door het volstapelen van onze levens aan onze fomo ten onder gaan. Daarom maak ik juist wel tijd om een kaars te branden in de kerk van een Zuid-Franse stad. Het helpt om in de juiste stemming te komen, mijn vorm van mindfulness. En misschien ben ik wel het meest verbonden met een soort God als ik in de natuur vertoef. Hoe meer ik van de beschaving afstand neem, hoe ­geloviger ik word.”

Zo is ook de Nederlandse auteur Jan Siebelink, die in onder meer zijn bestseller Knielen op een bed violen (2005) opschreef hoe hij aan het steile geloof van zijn vader ontkwam, voorzichtig bijgedraaid. Hij zei: “Zoals een kleed van je afglijdt, zo is het geloof van mij afgegleden.” Maar tegenwoordig is hij stukken genuanceerder. “Uiteindelijk gaat het er ook om: kan ik in God geloven?”, getuigde hij bij de Evangelische Omroep. “Kijk, het atheïstische geloof is heel makkelijk: ‘God is onzin allemaal.’ Maar dat is een soort zeker geloof waar ik helemaal niets aan heb. Ik ben dag en nacht met die vraag bezig, kun je wel zeggen.”

De Craemer noemt zichzelf nog altijd “ongelovig”, maar vervolgt: “Ik ben soms bang dat ik gelovig zal worden. Zou het me toch niet gelukkiger maken?” Voor de consequenties ervan deinst ze terug: “Hoezeer het in theorie misschien een aantrekkelijk denkbeeld is, in de praktijk zal ik het niet over mijn hart krijgen, vermoed ik. Toch toon ik weer meer respect voor de katholieke rituelen. Op reis moet ik elke kerk zien en binnenstappen, of woon ik al eens zelf een stukje van de mis bij. En je moet toegeven dat een begrafenisplechtigheid in een aula het bij lange niet haalt van een kerkelijke dienst: die muziek, die galm, de stem van de priester…”

En zo echoot De Craemer Barnards woorden over de kerk: “Schoonheid is van eminent belang. Waarom God kwellen met gitaren als je ook Bach en Händel hebt?”

Gitaren of Bach?
Beeld RV / Getty