Direct naar artikelinhoud
InterviewJona Lendering

Over de oudheid wordt (te) vaak fake nieuws verspreid: ‘Het maakt een karikatuur van de wetenschap’

Op dit 2.000 jaar oude fresco, vorig jaar onthuld in Pompeï, prijkt geen echte pizza. Het zou gaan om een belegd plat brood of focaccia, maar dat klinkt natuurlijk minder spectaculair.Beeld AFP

De oudheid wordt te vaak misbruikt, voor politieke en religieuze doeleinden, of gewoon als lollig rariteitenkabinet. Publicist Jona Lendering (59) stoort zich aan de nonsens en schreef er een essay over. ‘Kranten zouden beter stoppen met schrijven over de oudheid.’

Hoog in de Alpen hadden de archeologen paardenpoep gevonden. Dus kon het niet missen. Dit moest het zijn: de plek waar de Carthaagse veldheer Hannibal in 218 voor Christus over de Alpen trok. ‘Ontlasting zette onderzoekers op het spoor van Hannibal’, jubelden de nieuwskoppen. ‘Paardenpoep verraadt route van Hannibals veldtocht naar Rome’.

Kijk, dát bedoelt hij dus, begint Jona Lendering, oudheidkundige, reisleider, docent, blogger, publicist en spraakwaterval. “Dat kunnen ze natuurlijk helemaal niet beweren. Om allerlei biologische redenen, die poep kon net zo goed van marmotten zijn. Maar belangrijker is de plek waar ze het vonden. Die past helemaal niet bij de beschrijvingen die we hebben uit de sleuteltekst van Polybius.”

Ziedaar de grote uitverkoop van de ­oudheid. Onderzoekers uit verschillende disciplines die elkaars kennis niet goed gebruiken, universiteiten die om te scoren ron­ken­de persberichten versturen, onwetende journalisten die elk verhaal meteen neerpennen, als luchtig nieuwtje tussendoor. Bij zo’n hoop poep uit de Alpen komt het allemaal samen. En niet alleen daar. Denk even aan wat er gebeurt als ze in Pom­peï een bakkerij ontdekken met tralies voor de ramen (‘Horrorbakkerij was werkgevangenis’), vuursporen analyseren in de Israëlische ruïnestad Gath (‘Doorbraak bevestigt Bijbelse veldslag’) of het strottenhoofd van een oude Egyptenaar onderzoeken (‘Zo klinkt de stem van een drieduizend jaar oude mummie’).

“De berichtgeving is weer ondermaats”, schrijft Lendering dan op zijn dagelijkse blog Mainzer Beobachter. “En weet je, die trivialisering is zo verdrietig. Echte kennis verbindt.”

Jona Lendering: ‘ Des te triester vind ik het dat die trivialisering gewoon gebeurt door mensen die beter weten.’Beeld Paul te Stroete

Wat zit u daaraan zo dwars? Wetenschap is toch ook gewoon intellectueel vermaak, zoals evolutiebioloog Menno Schilthuizen eens zei?

“Ik ben er heus niet tegen om af en toe een trivialiteit naar buiten te gooien. Als blogger doe ik weinig anders. Maar het moet wel verder leiden, naar iets wezenlijkers. En dat ontbreekt als de krant NRC op een gegeven moment kopt: ‘Deze mummie had een penis van 41 millimeter’. Met een pijl erbij waar die zich bevond. Want stel je eens voor dat je dat niet wist. Who cares? Zoiets is pas interessant als je kunt zeggen: dat weten we doordat we een nieuwe techniek hebben ontwikkeld en die leidt tot nieuwe soorten inzicht. Dan heb je een verhaal, waarvoor je zo’n trivialiteit gebruikt als ­ingang.”

Het kan er toch ook toe leiden dat de oudheid weer even het gesprek van de dag is? Wat kan er misgaan, als mensen zo’n bericht lezen en erom grinniken?

“Het maakt een karikatuur van de wetenschap. Als je een vak eindeloos neerzet als een verzameling trivialiteiten, dan begrijpen mensen ook niet meer waarom het moet worden gesubsidieerd. Dan krijg je zo’n Nederlandse minister als Halbe Zijlstra, die ineens roept: waarom hebben we eigenlijk een museum nodig vol opgegraven potten en pannen?

“In Leipzig worden de archeologische opleidingen bedreigd met sluiting, bezuinigingen in Vlaanderen treffen vooral kleine vakken als Grieks. Dat raakt me. Het is mijn vak, het is me dierbaar. Des te triester vind ik het dat die trivialisering gewoon gebeurt door mensen die beter weten. Mensen die zich juist moeten inzetten om te tonen dat dit een waardevol vak is.”

Buste van de Carthaagse veldheer Hannibal. Lendering: 'Bij dat Hannibal-verhaal (over de paardenpoep, red.) is duidelijk geprobeerd om de pers te manipuleren.'Beeld Jerónimo Alba

Sta voor je zaak, doe niet zo kinderachtig, wees trots: ‘Oudheidkunde is een wetenschap’. Het is de titel die prijkt op zijn net verschenen essay, waarin hij zich fel verzet tegen wat hij ziet als praatjesmakerij rond de oudheid. Want, zo is zijn rotsvaste overtuiging, alleen een wetenschap die zichzelf serieus presenteert, wordt ­serieus genomen.

Wat is de oudheid eigenlijk?

“Dat is de periode van grosso modo 3.000 vóór Christus tot 650 erna, waarin je meer hebt dan alleen archeologisch bewijs – er waren al wat teksten – maar nog niet genoeg schriftelijke bronnen om echt aan geschiedschrijving te kunnen doen. Het is dus een tussenperiode, gedefinieerd door data­schaarste.”

Veel mensen zullen denken: lang geleden, dat weten we nu wel. Waarom vindt u die oudheid zo belangrijk?

“Ik denk omdat er toen ideeën en structuren zijn ontstaan die er nog steeds zijn. Dat kan verhelderend zijn. De allereerste keer dat ze de farao van Egypte cederhout kwamen brengen en er zilver voor terugkregen, hadden ze nog niet in de gaten dat het meer was dan het uitwisselen van cadeautjes. Dat leidt tot de vraag: is het wel zo vanzelfsprekend dat wij een marktmechanisme hebben? Het idee dat producten en diensten een economische waarde vertegenwoordigen waarover je kunt onderhandelen, is in feite een sociale constructie.

“Een ander voorbeeld: we hebben allemaal maximaal één godsdienst. Je kunt niet joods, christen en moslim tegelijk zijn. Waarom eigenlijk niet? Dat is in de oudheid gegroeid. De splitsing van jodendom en christendom is te herleiden tot het beleid van keizer Domitianus. Joden moesten extra belasting betalen en dat betekende dat je Romeinsrechtelijk een definitie moest geven van de jood. Zo ontstaat een ­schisma.”

De oudheid als fundament van onze maatschappij.

“En als spiegel, voor ideeën. Jij en ik vinden slavernij verwerpelijk. Waarom vonden ­Cicero en Herodotus dat niet?”

Terwijl het mensen zijn zoals u en ik.

“Precies. De vreemdheid van de oudheid. De wreedheid van die Romeinse of Griekse samenleving. Voor ons is dat nauwelijks meer te bevatten.

CT-beeld van een mummie in het Egyptisch Museum in Caïro. Lendering: ‘Een penis van 41 millimeter? Who cares?’Beeld Saleem, Seddik & El-Halwagy

Het plan voor dit interview ontstond toen u afgelopen zomer berichtte: ‘Ik werk aan een boek over het echte archeologische nieuws en de wijze waarop media daarover berichten. Een van de conclusies zal zijn: schrijf niet langer over de oudheid.’ Is het zo erg?

“Ik denk serieus dat als kranten zouden stoppen met schrijven over de oudheid, het weleens een verbetering zou kunnen zijn. Nu eindig ik mijn boek met een aantal adviezen die ik journalisten zou willen geven. Besteed eens geen aandacht aan onderzoeken waaraan alleen een archeoloog heeft gewerkt, zonder historicus, classicus of sociale wetenschapper erbij. Pas op met ‘in de oudheid hadden ze ook’-jes: in de oudheid hadden ze ook pizza’s, in de oudheid deden ze ook aan aderlaten.”

Wat moet er dan wel gebeuren?

“Ik denk dat het moet komen van de musea. Ik ben blij dat we hier hebben afgesproken, in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Hier werken een prehistoricus, een kunsthistoricus, een classicus, archeologen. Hier zitten ze allemaal bij elkaar. En je bereikt ook meteen het publiek.

“Als ik een lezing verzorg over het archeologische thema veenlijken, dan krijg ik vaak ook vragen over een tekst van Tacitus die erover gaat. Het publiek wil dat die dingen samenkomen. Musea spelen daar goed op in. In het Drents Museum in Assen, waar het meisje van Yde ligt (een veenlijk, overigens tijdelijk niet te zien, red.), hadden ze het zo in­gericht dat de tekst en de archeologische vondst samenkwamen. Heel mooi gedaan.”

En misverstanden voorkomen?

“De universiteiten moeten maar eens beginnen met beter aanleveren wat er is. Bij dat Hannibal-verhaal is duidelijk geprobeerd om de pers te manipuleren, met een hijgerig persbericht, nog voordat het hele onderzoek naar buiten kwam: dat soort manipulaties.

“En journalisten moeten hier ontzettend op bedacht zijn. Je herinnert je misschien nog die foto van die man, dat skelet, met een grote steen op het hoofd, waarover het verhaal ging: dit is de grootste pechvogel van Pompeï?”

Ja, die foto ging de wereld rond. De man had kennelijk een rotsblok op zijn hoofd gehad bij de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79.

“Dat is er ook weer een. Achteraf bleek dat het helemaal niet klopte. Nader onderzoek wees uit dat het hoofd van de man intact was.”

Tips tegen hypes

Nieuws gezien over oude Egyptenaren of Romeinen? Vijf concrete adviezen voor een betere duiding.

1. Is dit geen aandachttrekkerij?

Dat de excentrieke Ro­mein­se keizer Heliogabalus (218-222 na Chr.) de genderregels aan zijn laars lapte, is bekend. Maar dat hij ‘transgender’ zou zijn, dat was gewoon reclame voor een Brits museum. Bedenk dus: is iets echt nieuws, of pr vermomd als ‘ontdekking’?

2. Is er een wetenschappelijke publicatie?

Werd in Pompeï de ‘schat van een tovenaar’ gevonden? Kom zeg. Vraag uzelf bij dergelijke lollige claims eerst af: komt dit nieuws wel voort uit een wetenschappelijke publicatie? Of is het gewoon een persberichtje?

3. Is er een nieuw inzicht?

Op zich is het geen wetenschap als men een ruïne opgraaft of een papyrus ontdekt. Dat is wat wetenschappers doen: data verzamelen. Vraag uzelf af: is er ook sprake van een nieuw soort inzicht?

4. Negeer ‘in de oudheid hadden ze ook’-jes

Leuk hoor, dat ze in de oudheid ook populisten, pandemieën en pizza’s hadden. Alleen zegt dat op zichzelf niets. Zelden zijn er lessen uit te trekken voor het heden. ‘Daarvoor is onze kennis van de oudheid, een wetenschap van dataschaarste, simpelweg niet robuust genoeg’, zegt Lendering.

5. Pas op met religie

Oudheidkundigen (en media) leggen snel zaken uit als religieus, zeker als Pasen of Kerstmis eraan komen. Met een flinke korrel zout nemen. En o ja, niet alles wat men in Israël opgraaft, heeft meteen te maken met de Bijbel.