De rechtbank in Wenen oordeelde dat Kurz meer invloed had uitgeoefend op de aanstelling van bewindvoerders bij de overheidsholding ÖBAG dan hij had toegegeven voor een onderzoekscommissie. Dat zijn vertrouweling Thomas Schmid als topman zou worden aangesteld, wist Kurz naar eigen zeggen op voorhand, al verklaarde hij niet betrokken te zijn bij de benoeming.

Die verklaring veegde de aanklager van tafel. “Zelden was een valse verklaring zo duidelijk”, klonk het: Kurz zou wel degelijk invloed hebben uitgeoefend op de benoeming. Volgens de aanklacht verzekerde hij zich tijdens zijn regeerperiode van een vetorecht, en het recht om in te grijpen bij personeelsbeslissingen.

Kurz beschreef zijn rol als “geïnformeerd” om tactische redenen, meent de aanklager. Hij zou ongewenste kritiek uit de politiek en de media hebben willen vermijden. Daarnaast had de voormalige bondskanselier volgens een aanklager als politicus een voorbeeldfunctie, die hij niet heeft vervuld door een valse verklaring af te leggen voor een parlementaire onderzoekscommissie.

Kurz, die de beschuldigingen altijd heeft ontkend, moest in 2021 opstappen na beschuldigingen in een andere zaak. De voormalige leider van de conservatieve ÖVP zou belastinggeld hebben gebruikt om gefingeerde opiniepeilingen te laten publiceren. Het onderzoek naar die zaak is nog aan de gang.