Direct naar artikelinhoud
InterviewThomas Claus & Arthur Kristel

‘Toen ik hem de laatste keer belde, was hij helemaal helder. De volgende dag zat ik voor de tv en vernam ik het nieuws van zijn dood. Wij wisten niets’: de zoons van Hugo Claus

Hugo Claus door de lens van Stephan Vanfleteren in 2004, vier jaar voor zijn overlijden.Beeld Stephan Vanfleteren

In de monumentale biografie De levens van Claus schetst Mark Schaevers naast de literaire kolos ook de mytholoog, vrouwenmagneet en afwezige vader achter Vlaanderens beroemdste schrijver. Hoe reageren de zonen van wijlen Hugo Claus? ‘Een genie moet je niet lastigvallen, dat was de heersende gedachte.’

‘Wij zijn verschijningen. Wij zijn nooit wat de anderen denken dat wij zijn.’ Met dat veelzeggende citaat uit Het verdriet van België opent de voormalige Humo-journalist Mark Schaevers zijn vuistdikke biografie. Het boek schuwt geen enkel taboe en legt zowel het intieme, publieke als literaire leven van Hugo Claus (1929-2008) genadeloos bloot. Goed voor 900 pagina’s die je als een schrokop leest, soms met het schaamrood op de wangen. Niet alleen ­vanwege de talloze, weleens ontluisterende smeuïgheden, ook vanwege de duizenden personages en maskerades die in de kolos Claus woonden.

Soms dacht hij ‘dat intens misprijzen voor vrouwen’ en ‘dat hypocriete gezicht dat ik van tijd tot tijd naar buiten toe opzet’ van zijn grootvader Maurice geërfd te hebben. U leest het, Claus wordt allerminst als een heilige neergezet – de keizer staat zelfs geregeld ongemakkelijk in zijn blootje. “Onttoveringsarbeid”, noemt Schaevers het, zonder zijn aura van schrijversgrandeur af te branden.

Voor de twee zonen van Hugo Claus is de biografie een handenwringend moment. Thomas Claus (60) spreek ik in het taalgrensstadje Ronse, waar hij in een voormalige directeurswoning van een textielfabriek woont. De ruimtes ademen kunst, het interieur luxe, calme et volupté. “Het is hier zo uitgepuurd, omdat ik zo beter de chaos in mijn hoofd kan verdragen”, zegt Thomas. Met zijn staalblauwe ogen, natuurlijke charme en stevige Romeinse kop is hij welhaast de perfecte symbiose van zijn vader en moeder, de ooit zo beloftevolle actrice en model Elly Overzier (1928-2010), Claus’ eerste muze, met wie hij twintig jaar getrouwd was en Parijs en Rome wilde veroveren. “Een pseudorelatie”, zo noemt hij zonder verpinken de moeizame omgang met ‘Hugo’: “Mijn vader heeft me nooit omhelsd.”

Opgevoed door nonnen

“Geen enkel moment is goed voor een biografie van Hugo Claus”, zegt Thomas, als ik vraag of hij uitkeek naar de publicatie. “Omdat hij geen inkijk in zijn leven wilde geven. Hij cultiveerde de maskerade. Dat was een deel van zijn persona, mijn vader heeft daar ook uitvoerig mee gekoketteerd. Dat constante liegen en fabuleren, het voortdurende verzinnen van andere versies van gebeurtenissen in interviews… dat hoorde er gewoonweg bij. En dat legt Mark Schaevers ook voortreffelijk bloot.

“Dat verzinnen van verhalen in zijn familie; het liegen en ritselen van zijn vader Jozef spookt door de hele biografie. Jozef komt uit dit boek niet bepaald als een sympathiek man naar voren. Hij kon heel chagrijnig en hardvochtig zijn. Hugo vond dan weer dat zijn moeder nooit erkenning toonde voor zijn literatuur. Maar ik heb haar nooit een boek ter hand zien nemen, wel veel sigaretten zien roken.” (lachje)

Als Claus zelf naar het waarom van zijn vermommingsdrang zocht, kwam hij vaak uit bij zijn kostschooljaren, stelt Schaevers. “Zijn opvoeding tot zijn tiende door katholieke nonnen noemde hij bepalend voor zijn karakter. Met je pijn loop je niet te koop, had hij geleerd, het masker moest zijn snel gekwetste ziel beschermen.” Thomas: “Als je door nonnen wordt opgevoed, dan moet je wel uit zelfbehoud een schild optrekken. Tegelijk had hij een grote vrijheidsdrang, een gigantische behoefte om zijn eigen zin te doen. En er is dat enorme gehengel naar erkenning van buitenaf. Hugo kon ook moeilijk om met kritiek. Dat had te maken met een fundamenteel gevoel van tekortschieten.” Of zoals Schaevers het noteert: ‘Hij kon heel ontevreden zijn met zichzelf, soms tot zelfhaat toe’.

Thomas Claus, zoon van Hugo Claus en Elly Overzier. ‘Ik werd altijd afgewezen. En voor een slachtofferrol of een onderdanige positie heb ik bedankt. Dat is de reden waarom het nooit meer is goedgekomen.’Beeld Eva Beeusaert

Ook Arthur Kristel (49), Claus’ jongste zoon, gelooft dat die periode in dat nonnenklooster een weerslag had op zijn levenshouding. “Je kunt iemand nooit verwijten dat hij niet geeft wat hij niet ontvangen heeft. Ik kan me ook voorstellen dat hij op school te slim was voor zijn leeftijdsgenoten. Hij zat misschien toen al met de Griekse tragedies in zijn hoofd.”

Toch maakte Claus zijn middelbaar niet af, werd hij een gulzig lezend autodidact. Arthur: “Hij was ongetwijfeld een soort wonderkind. Ik heb van Veerle De Wit, mijn vaders laatste echtgenote, ooit een lyrisch verslagje mogen horen van een schoolreisje toen hij acht jaar was. De bliksem was goed ingeslagen. Hij was een haarfijn observator. Misschien had hij daarom met kinderen in het algemeen niet veel op. Kinderen pasten moeilijk in het plaatje, omdat zijn privéleven niet in het plaatje paste, omdat schrijven altijd voorrang had.”

Arthur Kristel is de halfbroer van Thomas Claus. Hij draagt niet de naam van zijn vader, wél die van zijn flamboyante moeder, de inmiddels overleden, iconische filmactrice Sylvia Kristel (1952-2012), die beroemd werd met de softerotische Emmanuelle-films. Tegenwoordig is Arthur vader van twee jonge dochters, en een gedreven boksleraar in Utrecht, nadat hij jarenlang als barkeeper werkte in de coffeeshops van zijn tante, de zus van Kristel. “Eén ding is zeker: in het drinken van champagne en het eten van oesters zal ik mijn vader ruimschoots overtroeven”, lacht Arthur, terwijl hij er een dozijn bestelt bij de Rotterdamse wijnbar waar we hebben afgesproken.

De halfbroers wilden liever niet samen geïnterviewd worden. Ze hebben absoluut geen wrijvingen maar onderhouden amper nog contact. Hun interessesferen liggen uit elkaar. “Ik was steeds een tikje jaloers dat Thomas wel dezelfde taal sprak als mijn vader, over kunst, over literatuur. Ze hebben ruzie gemaakt, maar ik was wel jaloers op de interactie die er tussen hen bestond. Ikzelf ben geen grote lezer – ik kan misschien maar vijf boeken van mijn vader opnoemen – maar ben wel erg fier op wat mijn ouders realiseerden. Ik ben trots op beiden.”

“Zo’n biografie is een noodzaak, over een man over wie we het over honderd jaar nog zullen hebben. Ik zie het als een soort naslagwerk voor de geschiedenis, waarin nauwkeurig opgeschreven staat hoe het was om Hugo Claus te zijn.

Te bedenken dat het Vlaams Parlement een minuut stilte in acht nam, toen hij stierf. Wist je dat er in Nederland nog maar tweehonderd mensen Nederlands studeren? Een van hen is een Hongaarse die Het verdriet van België zo mooi vond dat ze het wilde studeren en in de originele taal lezen. Ook zoiets vervult me met trots. “

Filmster, geen moeder

Als baby én jong kind vergezelde Arthur zijn moeder Sylvia op haar omzwervingen op de filmset, in Parijs, in Londen en ga zo maar door. “Vanaf mijn vijfde moest ik naar school, dan was het feest voorbij. (lacht) Mijn oma en tante, de moeder van Sylvia en de zus van Sylvia, waren belast met mijn opvoeding. Ik was wel een tevreden kind, ik kon me goed bezighouden met tekenfilms en speelgoed. Niemand deed er ook moeilijk over dat Sylvia en Hugo te druk bezig waren en geen tijd hadden voor hun zoon. Mijn moeder heeft zich later weleens verontschuldigd: ‘Sorry dat ik niet zo’n gewone moeder was, die met een kopje thee na school op je zat te wachten. Ik was een filmster, geen moeder.’

Arthur Kristel, zoon van Hugo Claus en Sylvia Kristel. 'Mijn moeder heeft zich later weleens verontschuldigd: ‘Sorry dat ik niet zo’n gewone moeder was, die met een kopje thee na school op je zat te wachten.'Beeld Hilde Harshagen

“Sylvia zei over Hugo: ‘Die man is een genie, die moest je niet lastigvallen.’ Dat was de overheersende gedachte. Toch werd hij op een gegeven moment – op het toppunt van de roem van mijn moeder – ‘meneer Kristel’ genoemd. (lacht) Dan werd hij wel jaloers. Als je het moderne feminisme van nu bekijkt, was mijn moeder haar tijd ver vooruit, een go-getter. Ze had 350.000 views, maar dat waren echte ticketjes, dat was de box office, echte mensen die in de rij gingen staan voor haar films, niet zomaar een klikje op Instagram. Jammer wel dat Sylvia amper in Claus’ literatuur is opgedoken, en niet is beloond met een verschijning in een roman, zoals Kitty Courbois (Nederlandse actrice met wie Claus in de jaren 1970 een verhouding had, red.) wél in Het jaar van de kreeft.”

“Ikzelf kwam er pas bij andere huishoudens achter hoe een normaal gezin eruitziet. Mijn vader vertelde eens aan Sylvia: ‘Ik ga me pas met mijn zoon bezighouden als ik met hem op restaurant ga.’ Hugo was nog een ouderwets stoere vent, die man was geboren in 1929, hè, laten we dat niet vergeten. Maar als we elkaar later zagen, hoe gering ook, was hij altijd minzaam, al lag zijn hart niet op de tong.”

Bij Thomas waren de kaarten anders geschud, zo toont de biografie nogal onbarmhartig aan. “Er was geen betrokkenheid”, stelt hij. “Hugo participeerde aan het leven alsof het een voorstelling was. Ik vond nooit aansluiting bij hem, en ook niet echt bij mijn moeder, omdat ze zozeer op Hugo gericht was. We vormden een triangle of sadness.” Toch klonk het aanvankelijk nog bij Claus over Thomas: ‘Ik wil zijn gids zijn, maar hem niets opdringen. Of hij ­stationschef, of schilder, of danser wil worden is zijn zaak.’

U werd niet aanvaard als zoon?

Thomas: “Ik had op geen enkel moment het gevoel van een werkelijke vader-zoonrelatie. Dat afschermen deed Hugo heel bewust. Tot hier en niet verder. Ik heb, denk ik, genoeg gehengeld naar een rol van enige betekenis in Hugo’s perfide, macabere maskerade. In dat nogal theatrale universum waarin hij mensen als fictioneel materiaal gebruikte. Maar ik werd altijd afgewezen. En voor een slachtofferrol of een onderdanige positie heb ik bedankt. Dat is ook de reden waarom het nooit meer is goedgekomen.”

Dat klinkt hard. Was dat ook al het geval op jonge leeftijd?

Thomas: “Zeker, ja. Nooit werd ik eens omhelsd of geknuffeld door mijn vader. Of ontving ik een blijk van affectie. Wel door mijn moeder Elly Overzier, wat dan weer tot overcompensatie leidde. Ze maakte altijd spaghetti klaar als ik me ongelukkig voelde.

“Ik ben geboren in 1963 te Gent, toen we op de Predikherenlei woonden. Daarop besloot Hugo naar het platteland te trekken, naar een boerderij in Nukerke, pal in de Vlaamse Ardennen, niet ver van waar ik nu woon. Maar omdat het huis nog niet klaar was, hebben we een poos bij de schilder Maurice Wyckaert ingewoond. Pas in de zomer van 1964 zijn we echt verhuisd. Omdat hij in een creatieve impasse zat, dacht hij dat het schrijven hem daar beter zou lukken.”

Maar lang duurde dat landelijke intermezzo niet. Plots was hij weer weg?

Thomas: “Hugo aardde niet echt in Nukerke, het was hem toch allemaal te geïsoleerd. Hij begon plannen te koesteren om terug naar de stad te verkassen. Ik was bijna 7 jaar toen hij ineens met de noorderzon verdween. In 1969 verliet hij bijna van de ene op de andere dag ons huis en trok naar Amsterdam. Toen hij met onder anderen Peter Schat en Harry Mulisch de opera Reconstructie maakte, heeft hij wellicht Kitty Courbois leren kennen en kwam alles in een stroomversnelling. Ik zie me nog naast Elly op de sofa zitten na zijn vertrek. Mijn moeder was compleet ontroostbaar.”

Een piepjonge Hugo Claus en Elly Overzier in 1949. Ze werd zijn eerste vrouw.Beeld rv

In de biografie spreekt u van ‘een cruciale ­ervaring uit uw Nukerkse jaren’?

Thomas: (sluit de ogen en grijpt naar het voorhoofd) “Het lijkt alsof ik dat allemaal verdrongen heb. Ik hou daar weinig souvenirs aan over. Het was een grimmige periode. De spanningen tussen Hugo en Elly liepen hoog op. Hij zag haar ‘als een gekwetst beest’, ze was toen ook depressief. Om zijn schrijfwerk aan te wakkeren, trok hij zich terug in het tuinhuis. Zo isoleerde hij zich nog meer. Elly vertelde me ooit dat ze daar op een dag in een lade een schriftje vond waarin stond: ‘Ik wou dat E. dood was.’”

Uit al uw woorden echoot een door ­eenzaamheid getekende jeugd?

Thomas: “Eigenlijk wel. Je moet weten dat Elly ook twee miskramen heeft gehad en voor mijn geboorte een abortus. Stel je voor dat ik broers en zussen had? Dat was misschien gezelliger geweest. (lacht schamper) Let wel, er was geen bewuste verwaarlozing, hè. Hugo koesterde eerder het idee van: ‘Elly zal het wel oplossen. Ik heb geen tijd voor die onzin.’ Hij heeft eens tegen Elly gezegd: ‘Ik ben vooral een oom voor Thomas.’ Dat leek aardig te sporen met wat Elly ervan vond: ‘Ik verbied Thomas zo weinig mogelijk, daar zou hij maar een schuldgevoel van krijgen.’

“Toen ik zelf vader werd van Anwar, wist hij zich als grootvader ook geen houding te geven. Hij spotte met de naam: ‘Ha, Hagar!’ Raar. Germaine, mijn grootmoeder, heeft hem ooit per brief aangepord om zijn vaderrol ernstiger te nemen.”

Toch was zijn huwelijk met Elly voor zijn schrijverschap een vrij cruciale periode in zijn leven. Ze zijn ook pas in 1989 gescheiden.

Thomas: “Het was sowieso grote verliefdheid. Vooral van haar kant. Elly koesterde een blinde bewondering voor hem, het was l’amour fou. Bij Hugo lag dat anders. Er was wel een grote aantrekking, hij heeft voor haar zijn mooiste gedichten geschreven. Denk aan de ‘Drie blauwe gedichten voor Ellie’. Ook in De Oostakkerse gedichten komt die primaire, erotische uitdrukkingskracht naar voren, duidelijk beïnvloed door haar wildheid en haar onconventionele benadering van de wereld. Opvallend, want mijn moeder is afkomstig uit een vrij burgerlijk en beschermd milieu: ze was de dochter van een rijke Nederlandse reder.”

Schaevers wijst erop dat zij hem eigenlijk het kosmopolitische pad op stuurde, toen ze naar Parijs trokken om haar filmcarrière op de rails te zetten?

“Zij zorgde in ieder geval voor het inkomen, zij onderhield hen beiden. Want financieel waren het moeilijke tijden in Parijs, ze hadden geen nagel om aan hun gat te krabben. Maar dankzij haar vader, die hun behoorlijk wat geld toeschoof, konden ze overleven. Ook na 1955, toen ze al getrouwd waren. Kon Hugo zeggen dat hij een tijdlang ‘leefde als een gigolo: ik sliep, at en dronk en wachtte totdat zij thuiskwam van de set’. Hij werd mondainer en leerde vlotter te praten, want aanvankelijk sprak hij plat West-Vlaams. Maar Hugo leerde in Parijs het surrealisme van nabij kennen en de Cobra-beweging met Karel Appel, Pierre Alechinsky en Corneille. Tegelijk wisten ze in hun jeugdige onstuimigheid niet goed hoe het verder moest.”

Geboren verleider

Allerlei affaires aan beide kanten zorgden ervoor dat de relatie slabakte. Er passeren overigens flink wat vrouwen de revue in de biografie, alsof de entourage zichzelf steeds vernieuwde, met uiteraard veel aandacht voor de ingrijpende en lange relaties met Elly Overzier, Sylvia Kristel, Kitty Courbois en zijn tweede echtgenote Veerle De Wit. Maar Schaevers maakt er een erezaak van veel geheime liaisons te ontsluieren, zelfs met ex-omroepster Rita Boelaert.

Volgens de biograaf zag hij zichzelf als ‘een seksuele vrijheidsstrijder in het roomse Vlaanderen’. “Toch kon hij erg discreet zijn over sommige affaires, die naast elkaar bestonden”, zegt Thomas. En zoals Claus het ooit stelde, te dicht mochten ze niet altijd komen. “Liefde, zo goot hij het in de vorm van een gebod, moet een soort jojobeweging tussen aan- en afwezigheid zijn. ‘Je moet niet samen op de peluw liggen ­gedurende jaren.’”

“Ze moesten allemaal ten dienste staan van hem”, vindt Thomas. “Hij was de puppet master, zoals hij dat ook was in zijn romans. Hij was niet in staat tot een evenwichtige relatie, dat was onmogelijk. Hij gebruikte vrouwen ook graag om mee te pronken. Hij was een geboren verleider maar dat hij vrouwen zag als prooi, is misschien te sterk uitgedrukt. Het ironische is bijvoorbeeld ook dat Elly in 1973 bij de casting van de film Because of the Cats van Fons Rademakers Sylvia Kristel ontdekte, de latere vriendin van Hugo.

“Maar de tijdgeest en de verhoudingen waren toen toch helemaal anders. Knap hoe Mark Schaevers in de biografie poogt om een objectieve waarheid te zoeken, nu het nog mogelijk is. Naarmate de bewondering en verering afnemen, kunnen we de zaken ook met meer afstand bekijken. Het heeft, denk ik, weinig zin om anno 2024 te oordelen over wat er in de ­sixties of seventies plaatsvond.”

Dat vindt ook Arthur: “Dat is ook een van de verdiensten van deze biografie: de jaren 70 terughalen, toen ik geboren werd, want die glijden langzaam weg. De impact die zowel Hugo als Sylvia toen hadden, dat is bijna nu niet meer te bevatten.”

Pijnlijke blunder

Nog zo’n weerkerend onderwerp in de smakelijke biografie: de financiële perikelen van Claus, soms ook achtervolgd door schuldeisers. Toch zette dat geen rem op Claus’ verhuismanie. Zijn woningen inventariseren vergt bijna een kasregister.

Thomas: “Hugo had een goed voorbeeld aan zijn eigen vader die naar verluidt wel veertig keer verhuisde. Er werd altijd wel gesjacherd, gefoefeld en gesjoemeld. Dat kwam voort uit een dedain voor geld, een soort misprijzen. De ene put werd met de andere gevuld en later moest hij ook een flinke alimentatie voor mijn moeder betalen. Hij heeft meermaals echte draken van boeken afgeleverd, puur voor het geld. Dat is jammer.

“Het moest voor Hugo ook altijd boter bij de vis zijn. Hij liet zich vaak in cash uitbetalen en had een hekel aan portefeuilles. Ik herinner me een scène in Parijs waarbij we gehaast naar een taxi liepen en plots naar neerdwarrelende bankbriefjes grepen die uit zijn jaszak waren gewaaid.”

Mark Schaevers noemt Claus in zijn inleiding ‘een man in scherven’. Dat beeld, stelt hij, sluit goed aan ‘bij de wonderbaarlijke proliferatie van zijn activiteiten als dichter, romancier, kunstcriticus, toneelschrijver, regisseur, librettist, vertaler, filmer, scenarist, schilder.’ Thomas: “Hugo dacht dat hij alles kon, maar zijn overmoed was soms te groot. Neem nu zo’n blunder als de verfilming van De Leeuw van Vlaanderen, zo kort na de triomf van Het verdriet van België. Dat hij zwaar onder die mislukking heeft geleden, kan ik je wel verzekeren. Ik snap ook niet waarom hij voor zo’n monsterproject met een slinkse producent als Jan van Raemdonck in zee ging. Dat was een kroniek van een aangekondigde ramp.

“Hetzelfde gebeurde met zijn grote tentoonstelling van werken op papier bij de stichting van Emile Veranneman in Kruishoutem. Veranneman liet hem weten: ‘Beste vriend, als ik uw tekeningen exposeer is ’t omdat ik dat voor een kameraad doe, maar we moeten ons geen blauwe bloemkes wijs maken, het is en blijft een perte totale.’ Dat werd dan meteen ook de naam van de expo!

“Schrijven ging hem dan weer achteloos af. Hij schreef als het moest ongelooflijk snel en alles met de inktpen. Ik denk niet dat hij ooit een tikmachine of computer heeft aangeraakt. Tijdens een expo in Bozar mocht ik eens een handgeschreven manuscript van Het verdriet van België aanschouwen. Dat betrof een versie zonder doorhalingen, zeer indrukwekkend. Soms vraag ik me af waarom zijn hand niet in een klauw was vergroeid. Meestal was hij druk aan het werk, ondanks zijn schijnbaar frivole levenswandel.”

Sylvia Kristel in een 'Emmanuelle'-film, de softerotische reeks waarmee ze wereldberoemd werd.Beeld IMDb

En dan is er de olifant in de kamer: het troebele oorlogsverleden dat Schaevers ook grondig uitspitte, in navolging van professor Georges Wildemeersch in De jonge jaren (2015). Dan blijkt dat Claus’ lidmaatschap van de Nationaal-Socialistische Jeugd in Vlaanderen (NSJV) toch verstrekkender was dan eerst gedacht en dat hij als twaalfjarige met een kolonie van 719 kinderen een maand lang vakantie in Duitsland met kinderen uit het nationaalsocialistische milieu doorbracht. Wat hij later ferm heeft geminimaliseerd. En we lezen ook hoe diep zijn familie soms in de collaboratie ingebed was. Pas op het eind van de Tweede Wereldoorlog keerde Claus zijn steven. Opportunisme of niet?

“Daar wist ik zelf lange tijd niets van tot Knack het in 2010 uitbracht”, zegt Thomas behoedzaam. “In Het verdriet van België serveert hij daar een opgepoetste versie van. De vraag is of er nog iemand leeft die daar iets zinnigs over kan zeggen. Er waren op dat moment best veel mensen die pro-Duits waren en handel dreven om te overleven. Maar ik heb over die periode met hem nooit gepraat, dat ging duidelijk over een verleden dat voorgoed onder het tapijt was geveegd.”

Arthur denkt dat die oorlogsperiode hem meer getekend moet hebben dan hij wilde toegeven. “Hij moest bijvoorbeeld helpen om lijken en puin te ruimen bij de geallieerde bombardementen in Kortrijk. En dat andere jongetje waarmee hij dat samen deed, dat moest naar het oostfront, hij niet. Het kon ook voor hem helemaal anders en veel traumatischer uitgedraaid zijn. Over zijn oorlogsverleden was hij altijd vaag. Ik weet wel dat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog de Duitsers ‘netter’ vond en die Amerikaanse soldaten ‘onbezorgde types’. Of is het geen goed idee om dat zo te zeggen?”

Schaevers toont aan hoe opmerkelijk het is dat hij vervolgens ‘als solitair zulke snelle passen in zijn evolutie kon maken, van een jongen bedwelmd door nationalistische romantiek naar avant-gardist’. Al wekte zijn literaire opmars ook veel weerstand op. Er waren velen die het wonderkind van De Metsiers graag op de bek zagen gaan. Zeker ook toen hij een fervent ­antiklerikalisme aanhing.

Thomas: “Is dat niet normaal, in een klein landje als België, als je je hoofd boven het maaiveld uitsteekt? Natuurlijk had hij veel kwelduivels. En hij maakte het er zelf ook naar. Toen hij in 1967 in Knokke Masscheroen met een naakte Heilige Drievuldigheid op de planken bracht, was de provocatie compleet. Hugo was doodsbang om in de gevangenis te belanden. Dat zou pas leuk geweest zijn… omdat het zo absurd was.”

‘Alleen als hij met een hamer op zijn vinger slaat, krijg je direct en ongefilterd te horen wat hij denkt’, zo wordt Arthur Kristel door Schaevers in de biografie geciteerd. Over de maskerades van Claus vloeit veel inkt. Arthur: “Mijn vader was meestal een onvermurwbaar bastion van minzaamheid. Mijn tante zei weleens: ‘Hij kon je moeder zo op zijn plaats zetten met de glimlach, en de helft van de tijd had ze het niet eens door. Hij kon met een grijns iemand afbranden en dan moest je er nog ‘dank je wel’ voor zeggen ook.’

“Ik herinner me die keer toen ik met mijn vader over Sunset Boulevard in Los Angeles liep, ik was een jaar of 9, met een hotdog in de hand. Plots gleed hij uit over een stoep. ‘Godverdomme! Godverdomme!’, riep hij en er volgde nog een ongelooflijke tirade. Ik begon meteen te lachen. Niet alleen was het grappig dat die man op z’n kont viel, het was ook de eerste keer dat hij out of character was. Hij was toch ook maar een mens. He lost his cool.”

Erfeniskwesties

Maar aan het einde van zijn leven vielen de maskers wel degelijk af. Hij verloor de grip. Het laatste decennium van Claus, ondanks de lauwerkransen en de huldigingen, is een kroniek van een ‘wegzinken in de mist die alzheimer heet’, tot hij zelf voor euthanasie koos op 19 maart 2008. De biografie bevat pijnlijke fragmenten over zijn aftakeling, zijn dementie, het verlies van zijn schrijverscapaciteiten, maar ook over de moed om zijn lot in handen te houden.

Thomas: “Schrijven was sowieso zijn laatste strohalm. Dat wilde hij kost wat kost nog handhaven. Daar was zijn identiteit op gebaseerd. En toen dat wegviel...” Arthur beaamt dat: “Mensen worden oud in de zogeheten blauwe zones omdat ze lang actief blijven. Hij heeft dat met schrijven geprobeerd. Tevergeefs. Ik herinner me ook zijn manie voor kruiswoordraadsels, voor geheugentraining. Hij was altijd van de puzzels, weetspelletjes en dol op de Franse quiz Questions pour un champion. Ooit wist hij alles en het was leuk om hem proberen bij te benen.”

Mark Schaevers noemt Hugo Claus in zijn biografie een ‘man in scherven’: dichter, romancier, ­criticus, schilder en veel meer. Thomas Claus: ‘Hugo’s overmoed was soms te groot.’Beeld Stephan Vanfleteren

Thomas heeft er overigens geen moeite mee dat de slothoofdstukken van De levens van Claus zo expliciet zijn: “Ze zijn feitelijk onderbouwd zodat je als lezer zelf je conclusies kunt trekken. Omdat Schaevers alle belangrijke stemmen aan het woord laat. Dat kan voor sommigen – zoals zijn laatste echtgenote Veerle De Wit – misschien om bepaalde redenen onaangenaam zijn.”

Veerle De Wit: de naam valt met enige zwaarte. Dat Thomas en zijn halfbroer een moeizame verhouding met haar hebben, is een understatement, ook over de erfeniskwesties waarover ze jarenlang juridisch bikkelden. Maar sinds de overdracht van het Clausarchief aan het Letterenhuis bevindt de vete zich enigszins in sluimerstatus.

Arthur geeft toe dat er “veel veranderde bij zijn vader toen hij met Veerle De Wit omgang kreeg”: “Ze was ook zijn accountant en zijn manager. Maar met Veerle kon je toen wel afspraken maken. Zelden werd het me geweigerd als ik wilde langskomen. Ik was ook aanwezig op hun huwelijksfeest, samen met mijn moeder. Ik kan me er niet veel meer van herinneren, maar toen ik daar aan het breakdancen was, vond mijn vader dat erg leuk. Nu is het contact met Veerle verwaterd, vanwege het rouwproces dat in de weg zit en de hele situatie rond de nalatenschap.”

Wrang afscheid

Bij Thomas kwamen er die laatste maanden en jaren nog nieuwe emotionele schrijnplekken bij: “Hugo was op het moment van zijn vestiging in Antwerpen de geconsacreerde schrijver, maar de afstand tussen ons werd steeds groter. Hij kreeg ook een fonkelnieuwe vriendenkring. Met Elly was het contact toen helemaal verbroken. Op een keer kruisten ze elkaar in het Antwerpse restaurant Sir Anthony van Dijck en hij groette haar niet eens. Ons contact is beduidend slechter geworden toen Veerle in zijn leven kwam. Ik zag hem om de drie of vier maanden, meestal samen met mijn zoon Anwar. Ik herinner me dat we naar Gladiator gingen kijken en hij zat tussen ons in. Na een tiental minuten viel hij in slaap, zoals wel vaker het geval was.

“Tijdens die laatste weken ging ik nog langs met Arthur en Anwar. Maar terwijl vrienden en intimi wel op een uitgebreide afscheidstournee werden uitgenodigd, moesten wij het stellen met een diepvriespizza. Toen Arthur vroeg: ‘Papa, hier zitten je zoons nu, zeg nou eens wat, waar moeten we op letten?’, zei hij alleen: “Men heeft mij altijd bestolen!” Was dat zijn manier om te zeggen dat er niks meer te erven viel?

“Voor de begrafenis kreeg ik zelfs geen uitnodiging, daar heb ik voor moeten rondbellen. Dat Veerle de alimentatie voor Elly meteen na Hugo’s overlijden stopzette, vond ik moreel verwerpelijk. Tijdens ons laatste telefoongesprek heb ik hem nog eens gezegd dat ik van hem hield maar het heeft moeite gekost vooraleer ik dat uit mijn mond kreeg… Hij bleef zoals altijd in zijn rol: ‘Echt?’, zei hij.”

Ook Arthur heeft het afscheid als “wrang” ervaren: “De laatste jaren deed hij me soms denken aan onze Poolse paus van weleer, Karol Wojtyla, hij murmelde veel in zichzelf, was niet meer te verstaan. Bij ons laatste bezoek, samen met Thomas, weet ik nog dat hij een boek voor me zou signeren, de nieuwste editie van Het verdriet van België, maar dat lukte niet meer. Ik dacht: laten we hem nou maar met rust laten. Maar toen ik hem de laatste keer belde, de dag voor zijn dood, was hij vreemd genoeg weer ­helemaal helder. Vlijmscherp, zelf. Maar de volgende dag zat ik voor de tv en vernam ik pardoes het nieuws van zijn dood. Dan dacht ik: ‘Hé, klootzak?’ Godverdomme, wij wisten van niets.

“We hoorden later dat Veerle en zijn goede vrienden het afscheid uitvoerig hadden gevierd met oesters en champagne. En wij moesten het doen met een diepvriespizza! Begrijp je nu waarom deze jongen zoveel oesters eet? Uit overcompensatie. Maar misschien was het eenvoudig: als grote mensen praten, houden kleine jongens – zoals zijn kinderen - hun mond. Op dat moment had hij misschien meer zin om met mensen van zijn eigen niveau, met zijn gelijken, afscheid te nemen. Wie zal het zeggen?”

Mark Schaevers, De levens van Claus, De Bezige Bij, 970 p., 49,99 euro. Verschijnt op 29 februari.

De Hugo Clauslezing door biograaf Mark Schaevers en de boekpresentatie vinden plaats op donderdag 29 februari om 20 uur in de Antwerpse Bourla.

Mark Schaevers, De levens van Claus, De Bezige Bij, 970 p., 49,99 euro. Verschijnt op 29 februari.Beeld rv