Op 26 september 2022 deden zich binnen enkele uren na elkaar vier enorme gaslekken voor, voorafgegaan door explosies onder water, in Nord Stream 1 en 2, de pijpleidingen die Rusland met Duitsland verbinden en het grootste deel van het Russische gas naar Europa vervoeren.

“De explosies vonden plaats in de buurt van het Deense eiland Bornholm, maar buiten de Deense territoriale wateren”, aldus het persbericht. “Op basis van het onderzoek kunnen de autoriteiten concluderen dat de sabotage van de gaspijpleidingen opzettelijk was. Tegelijkertijd zijn ze van mening dat er geen basis is om een strafrechtelijk onderzoek in Denemarken voort te zetten”, schreef de Deense politie in een verklaring.

Naast Denemarken waren er nog twee andere onderzoeken geopend, in Duitsland en Zweden, maar het Zweedse openbaar ministerie sloot zijn onderzoek begin februari zonder enige vervolging, omdat het oordeelde dat de feiten niet onder zijn jurisdictie vielen. In Duitsland loopt het onderzoek nog.

Denemarken, Duitsland en Zweden werkten samen aan het onderzoek, dat als “complex en grondig” werd omschreven en dat ook werd uitgevoerd in samenwerking met de Deense inlichtingendienst (PET).

Het Kremlin reageerde al op de beslissing. “De situatie grenst aan het absurde”, zei Kremlin-woordvoerder Dmitri Peskov tegen verslaggevers. “Aan de ene kant wordt erkend dat er sprake was van een sabotagedaad met voorbedachten rade, maar aan de andere kant is er geen vooruitgang geboekt”, voegde hij eraan toe.