Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBelgisch voetbal

AA Gent deed er 14 jaar over om 23 miljoen euro schulden weg te werken, nu is die berg in één seizoen al bijna even hoog: de problemen van het Belgische voetbal

Een goedgevuld Genk-stadion ziet Tolu een strafschop missen tegen Club Brugge (3 maart). De twee clubs zijn met een gezonde financiële toestand de uitzonderingen die de regels bevestigen.Beeld Photo News

Vorig seizoen boekten alle eersteklassers samen 150 miljoen euro verlies: jaar na jaar worden er diepterecords gevestigd. Er schort duidelijk iets aan het Belgisch voetbal. Wij gingen op zoek naar de problemen en stellen oplossingen voor.

1. Spelers worden te veel betaald

In vijftien jaar tijd zijn de totale loonkosten van de Belgische eersteklassers nagenoeg vervijfvoudigd. De inkomsten daarentegen hebben dat ritme niet gevolgd en zijn zelfs niet verviervoudigd. Dat zorgt voor een steeds grotere kloof tussen inkomsten en uitgaven en een steeds groter jaarlijks verlies, vorig seizoen ging het dus over 150 miljoen euro.

De oplossing is simpel: betaal de spelers minder. Het gemiddeld bruto jaarloon bedraagt intussen 380.591 euro, en dat is inclusief alle jeugdspelers met contract en de spelers van het tweede elftal. In de Nederlandse Eredivisie, die meer geld genereert, bedraagt het gemiddelde jaarsalaris slechts 334.000 euro.

2. Rijke mecenassen willen allemaal de grootste hebben

Het is opvallend dat bijna alle eersteklassers nu in handen zijn van buitenlandse eigenaars. Bizar genoeg zijn het enkel de topclubs die nog eigendom zijn van landgenoten. Maar het is ook bij die topclubs zoals AA Gent, Standard en Anderlecht dat het helemaal misloopt en dat er veel te veel wordt uitgegeven. Ondernemers als Marc Coucke, Bart Verhaeghe en Paul Gheysens behoren tot het kransje van de rijkste Belgen. Zij willen allemaal laten zien dat zij de beste zijn, het is een prestigestrijd geworden. Maar daardoor nemen ze die clubs mee in onmogelijke avonturen. Als het goed gaat, is dat knap – kijk naar Club Brugge –, maar als het fout gaat kan je een club naar de rand van de afgrond brengen – kijk naar Anderlecht.

Er moet veel strikter worden toegekeken op de financiële huishouding en een effectieve Financial Fair Play worden ingevoerd. Iets waar de nieuwe Pro League-voorzitter Lorin Parys wel op ingezet heeft.

Lees ook 

Nieuws. Ook na de hervorming krijgen voetbalclubs nog altijd 200 miljoen euro aan fiscale voordelen per jaar. Hoe zit dat?

3. Minimumloon van niet-Europese spelers ligt te laag

Het is een issue waar nagenoeg alle buitenstaanders het over eens zijn: het is veel te gemakkelijk om niet-Europese spelers in ons land te laten voetballen. Het is niet voor niks dat de Jupiler Pro League met 61 procent aan de top staat wat betreft het aantal speelminuten voor buitenlanders. Dat betekent dat zij de weg van beloftevolle jonge Belgen belemmeren. Datzelfde fenomeen zien we in de tweede klasse met 42 procent buitenlanders. Nochtans zou dat bij uitstek een opleidingscompetitie moeten zijn voor zelf opgeleide spelers, wat in Nederland uitdrukkelijk wel het geval is. Toenmalig Pro League-voorzitter Pierre François maakte zich tien jaar geleden nog sterk dat het aantal minuten voor jonge Belgen zou stijgen. Maar daar is niks van in huis gekomen.

Ook hier is er een eenvoudige oplossing: trek het minimumloon voor niet-Europese spelers fors op. Op dit moment bedraagt dit slechts 90.000 euro in ons land, in Nederland is dat intussen 500.000 euro. Zo trek je enkel de beste buitenlanders aan, die een verschil maken. Topclubs zullen er weinig last van hebben, de kleinere clubs zullen zo meer in de eigen groentetuin gaan zoeken.

4. Buitenlandse investeerders worden amper gecontroleerd

We hebben de afgelopen jaren meermaals zogenaamde rijke ondernemers gezien, die hun oog lieten vallen op een Belgische club. Uiteindelijk bleek het fortuin van deze personen vaak een luchtkasteel. Heel vaak zijn het ook mensen die al eens in Nederland hebben gesnuffeld, maar daar zijn afgewezen na een financiële controle.

Hieruit blijkt dat er in ons land veel soepeler wordt omgegaan met de komst van buitenlanders. En dat brengt clubs al snel in de problemen. Zeker in de lagere reeksen zijn er tal van voorbeelden. Kijk naar de chaos bij Eendracht Aalst op dit moment. Of Moeskroen dat jarenlang geleid kon worden door een spelersmakelaar en toch altijd zijn licentie wist te halen.

Meer controles zijn dus nodig op het moment dat potentiële investeerders aankloppen.

5. Er wordt te weinig geïnvesteerd in stadions

Het is een van de grootste euvels in het Belgisch voetbal: er wordt bijna niks geïnvesteerd in de infrastructuur. De laatste keer dat er een nieuw stadion werd gezet, was de Ghelamco Arena in Gent, nu al tien jaar geleden. Voor de rest is het vooral pappen en nathouden. Nochtans zou een betere supportersbeleving ook een boost kunnen geven aan de winstgevendheid van de Belgische clubs.

Enerzijds ligt dat aan de clubs zelf, die liever miljoenen geven aan een nieuwe spits dan het te investeren in het stadion. In de fiscale hervorming heeft minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) hier al op ingespeeld door clubs te verplichten de belastingkorting te gebruiken voor onder andere infrastructuur. Dat zou een enorme boost geven omdat het over miljoenen euro’s gaat, maar het voorstel stootte op een njet van de MR.

Anderzijds ligt dat ook aan de complexe ruimtelijke regelgeving, waardoor het heel lang kan duren voordat grote bouwprojecten vergund raken. En daar is niet zomaar snel iets aan te veranderen.

Wat moet er bij uw club gebeuren?

Cijfers 2022-2023, ranking op basis van solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit.