getuigenissen kraakpand

Met een baby van zeven weken in een gekraakt woonzorgcentrum: “Ik kan niet terug, mijn familie zou mijn kinderen afnemen”

Aminatou Balde (21), Adama (1) en Aliou (7 weken): “Voor eten, ook voor babyvoeding en melk, zijn we afhankelijk van de giften van vrijwilligers.”© Bart Dewaele

Onder de 120 mensen zonder papieren die een leegstaand rusthuis in Molenbeek kraken, zijn opvallend veel moeders met jonge kinderen. Ze voelen zich gevangen. “Ik heb sinds de bevalling geen gynaecoloog gezien. Maar naar het ziekenhuis gaan? Dan is het voor ons gedaan.”

Jef Poppelmonde

In een verlaten woonzorgcentrum, in een vrij residentiële buurt aan de rand van Molenbeek, woont sinds november een 120-tal mensen zonder papieren, onder wie zo’n 20 kinderen, vaak met alleenstaande moeders. Zij voldoen niet aan de voorwaarden om een verblijfsvergunning te krijgen, maar zijn vaak zeer kwetsbaar en zeggen dat ze goede redenen hebben om niet naar hun thuisland terug te keren.

Lange tijd dreigde een uitzetting uit het gebouw. De uitbater was naar de vrederechter getrokken, die oordeelde dat de krakers moesten vertrekken. Uiteindelijk werd eind februari een tijdelijke ‘bezettingsovereenkomst’ afgesloten met de nieuwe eigenaar van het pand. De bewoners mogen blijven – tot nader order.

“Ik heb geen idee hoe ons leven verder moet”

Aminatou Balde (21), Adama (1) en Aliou (7 weken)

De jongste bewoner van het gekraakte woonzorgcentrum is Mamadou Aliou – naar de islamitische profeet Mohammed – en is amper zeven weken oud. Zijn moeder, Aminatou Balde, kwam vier jaar geleden van Guinee naar België, op de vlucht voor een gedwongen huwelijk “met een man van wie ik niet hield, bij wie ik niet gelukkig was”. “Hij sloeg en verkrachtte me, maar mijn familie verplichtte me om bij hem te blijven. Ik ben besneden, dat vond hij maar niets, dus bedroog hij mij ook. Ik ging voor hem op de vlucht.”

In een opvanghuis in Duitsland leerde ze een nieuwe man kennen, met wie ze naar België kwam: voor de taal, maar ook op de vlucht, nog steeds, voor kennissen van haar man die haar tot in Duitsland toe kwamen zoeken.

Hun eerste zoon Adama werd geboren terwijl het koppel in een daklozenopvang in Etterbeek verbleef. Bij de geboorte van hun tweede zoon, op 16 januari, woonden ze al hier, in kamer 311, met een appelblauwzeegroene voordeur, een bed met een vale sprei met bloemetjes en een kleine badkamer.

Recent ontving het gezin een bevel om het grondgebied te verlaten, omdat hun asielaanvragen werden afgewezen. Balde was begonnen met een opleiding tot verpleegster, maar moest die afbreken. Haar vriend verloor zijn werk, en Adama kon niet langer terecht in de kinderopvang.

Terugkeren naar Guinee is geen optie, zegt Balde: “Ze zouden mijn kinderen van me afnemen, omdat ze buiten mijn huwelijk zijn geboren, en me dwingen terug te keren naar de man die me sloeg.” Maar het leven zonder papieren is óók een niet-aflatende strijd. “We mogen niet werken en dus hebben we geen geld. Voor eten, ook voor babyvoeding en melk, zijn we afhankelijk van de giften van vrijwilligers.”

Met een bevel om het grondgebied te verlaten op zak heeft het jonge koppel ook amper toegang tot medische zorgen. “Zelf onderging ik zes jaar geleden een hartoperatie, die eigenlijk opgevolgd moet worden”, zegt Balde. “De jongste heeft momenteel koorts, de oudste heeft griep, en ik heb sinds de bevalling geen gynaecoloog gezien. Ik heb vaak buikpijn en moeite om te slapen, maar naar het ziekenhuis gaan? C’est fini.”

“Ik heb geen idee waar we heen kunnen, als we hier moeten vertrekken,” zegt Balde, “laat staan hoe ons leven verder moet.”

“Mijn dochters vragen voortdurend waarom we nergens kunnen blijven”

Madou Vena(48), Alicia (6) en Premisse (3)

© Bart Dewaele

Haar medebewoners treffen Madou Vena vaak huilend aan in haar kamer, zeggen ze, zeker de laatste dagen. “Ze komen voortdurend zeggen dat we hier weg zullen moeten. Maar waarheen? Dat bezorgt me zoveel stress.” Om haar gedachten te verzetten, veegde de vrouw donderdag de kale gangen van het grote gebouw, terwijl haar twee dochters op bed lagen. “Het Franstalig onderwijs heeft vakantie”, zegt Vena, die zeven jaar geleden Congo ontvluchtte en via Turkije en Griekenland naar België kwam.

Hier leerde ze de man kennen met wie ze twee dochters kreeg, waarna die haar in de steek liet. Sindsdien verhuisden de drie al ettelijke keren: van logeerkamers van kennissen van de kerk naar de daklozenopvang en nu een kraakpand. “Mijn dochters vragen voortdurend waarom wij nergens kunnen blijven. Ze vinden dit vreselijk, raken helemaal verstoord. Maar er is geen alternatief.”

“Na twee jaar moesten we weg uit de daklozenopvang, de vraag was te groot

Marina Bomboko (32), Evan (3) en Elio (2)

© Bart Dewaele

Marina Bomboko kwam vijf jaar geleden naar België, een land waar ze niemand kende, om hier te studeren en een toekomst te bouwen. Dat mislukte. Ze kreeg geen verblijfsvergunning. Naar haar familie in Oost-Congo kan ze niet terug, daar is oorlog uitgebroken. Uit de daklozenopvang van Samusocial moest ze na twee jaar vertrekken. “De vraag was te groot, zeiden ze, dus moest ik plaats maken voor nieuwe mensen.” Zo kwam ze hier terecht. Buiten regent het, op tv speelt een tekenfilm voor zoon Elio.

Momenteel heeft ze een aanvraag voor regularisatie lopen bij de Dienst Vreemdelingenzaken. “Mijn leven ligt in hun handen”, zegt ze. “In de tussentijd zit ik vast. Zonder papieren kan ik niet werken, kan ik geen eigen plek huren.”

Omdat ze “niet rustig kan blijven en moet bewegen”, doet Bomboko vrijwilligerswerk: “poetsen en koken”. Daarvoor krijgt ze 30 euro per week. Net als de meeste moeders in dit kraakpand heeft ze geen idee waar de vader van haar kinderen is, laat staan dat hij financieel bijspringt.

“Mijn dochter verveelt zich hier, er is niets te doen”

Amelia Simao (34) en Esther (4)

© Bart Dewaele

“Mijn dochter houdt niet van vakantie”, zegt Amelia Simao. “Ze verveelt zich alleen maar, er valt hier niets te doen. In de buurt zijn weinig speelplekken, en voor het openbaar vervoer heb ik geen geld. Dat is veel te duur.”

Esther laat dat niet aan haar hart komen en dartelt zingend over het bed. “Ze is een gelukkig kind. Op school heeft ze veel vrienden. Daar hoef ik me geen zorgen over te maken.”

Als de fotograaf zijn toestel bovenhaalt, begint Simao gehaast op te ruimen in de kleine kamer: kinderschoentjes verdwijnen onder het bed, servies verhuist van het nachtkastje naar een hoek van de kamer, de etenswaren liggen op de vensterbank. Kasten om alles in op te bergen, daar is hier geen plaats voor.

Simao kwam zeven jaar geleden vanuit Angola naar België, samen met haar moeder. Ze diende meerdere asielaanvragen in, die allemaal werden afgewezen. Intussen ging de gezondheid van haar moeder achteruit. Nu is zij ziek en verblijft ze in een rusthuis.

“Voor haar is het onmogelijk om naar Angola terug te keren. Dat overleeft ze niet. En dus is het dat voor ons ook. Ik kom net terug van een gesprek op een Nederlandstalige school, waar ik mijn dochter heen wil laten gaan, en zelf volg ik ook Nederlandse les. Ik weet dat ik hier niet mag blijven, maar ik ben vastbesloten om dat toch te doen.”