Direct naar artikelinhoud
InterviewAanrijding Gent

‘Ze hebben ons verzekerd dat Joris en Steven op slag dood waren. Een troost is dat niet, maar ze hebben tenminste niet afgezien’

Gino Primo, Sven De Vlieger en Nicolas Baecke ontsnapten op het nippertje aan de dood.Beeld Jan De Meuleneir / Photo News

‘Het waren zo’n toffe, goeie gasten. En nu zijn ze er niet meer. Eén moordenaar heeft honderden mensen in het verdriet gestort.’ De drie wielervrienden die eind vorige maand in Gent aan de auto van een dronken chauffeur zijn ontsnapt, getuigen voor het eerst samen over de dag die hen voor altijd zal tekenen. ‘Ze maakten geen enkele kans.’

Video wordt geladen...

Het zou regenen, die ochtend van de 25ste februari. Sven De Vlieger (50), stuurde iets na zeven een berichtje naar zijn fietsmaat Gino Primo (57). Hij ging passen voor de zondagsrit, hij had geen goesting om drie uur achter opspattend water te rijden, hij zou wel op zijn eentje een toer maken. Maar toen Sven klaar was om te vertrekken, bleek het droog. “Ik ga toch mee”, stuurde hij naar Gino. Het ergste wat hem kon overkomen – dacht hij – was dat hij toch nat ging worden. “En dat dachten wij allemaal”, zegt Gino. “Nooit denk je dat het aan jou is. Het overkomt altijd een ander.”

Sven De Vlieger, Gino Primo en Nicolas Baecke.Beeld Jan De Meuleneir / Photo News

Om acht uur reden Sven en Gino samen met Nicolas Baecke (44), Steven De Laender (45) en Joris Rogiers (45) richting Evergem, waar nog andere fietsers uit de wijde omtrek van Gent verzamelden voor een rit van 100 kilometer die hen tot in de Nederlandse polders zou brengen. De vijf kenden elkaar goed. “We liepen elkaars deur niet plat, maar we waren wel echte vrienden”, zeggen ze. Dit soort ritjes deden ze al jaren samen. Ze fietsten veel, gemiddeld 15.000 tot 20.000 kilometer per jaar.

Tegen een uur of elf zat de rit erop, en de vijf uit Lochristi en Sint-Amandsberg reden terug naar huis, via een brug over de Ringvaart in de Gentse havenbuurt. “Ik heb geen al te grote blaas, en normaal stop ik voor die brug altijd om te plassen,” zegt Sven, “maar die dag niet. Wat als ik wel was gestopt? Wellicht waren we dan een halve minuut later op de plek van het ongeval geweest en was er niets gebeurd... Maar het heeft geen zin om daarover te piekeren. Ik mag mezelf niet in de dieperik denken.”

De Pantsterschipstraat in Gent, kort na het ongeval.Beeld Photo News

Op die laatste helling, de brug over de Ringvaart, trokken ze nog één keer door. Gino, de ouderdomsdeken, moest op zijn tanden bijten. “Zotten,” riep hij, “hebben we nog niet hard genoeg gereden, misschien?” Er werd gelachen. De ochtend was grijs en kil maar hij voelde mooi, want ze waren diep gegaan en daar zou hun lijf nog de hele dag van nagenieten. “Een warme douche, een wandeling met de vrouw en de hond, en weten dat je je een hele dag ontspannen gaat voelen”, zegt Sven. “Ik keek ernaar uit.”

“En toen”, zegt Nicolas, “schudde het lot de kaarten. Die brug reden we in een lint naar boven, in de afdeling groepeerden we opnieuw. Ik ging naast Joris rijden, Sven naast Steven en Gino was de laatste man. De plaats die we toen zonder nadenken kozen, heeft over leven en dood beslist. Sven en ik reden aan de kant van de weg, Joris en Steven aan de kant van het voetpad, Gino hing daarachter. Het was een loterij.”

Sven De Vlieger.Beeld Jan De Meuleneir / Photo News

“Je rijdt wel sterk voor zo lang stilgelegen te hebben”, zei ik nog tegen Joris toen we in de Pantserschipstraat reden. Hij had de laatste maanden niet zo veel gefietst, maar hij was al de hele dag ongelofelijk in vorm. Of hij geantwoord heeft, weet ik niet meer. Toen ik weer voor me keek, zag ik die tegenligger op ons afkomen, razendsnel.”

Sven weet nog dat hij riep: “Wa ne zot!” Het enige wat Gino zich herinnert is dat hij de auto pas zag toen die amper een paar meter van hem verwijderd was. Nicolas en Sven, die aan de kant van de weg reden, en het beste zicht hadden, weken meteen uit naar links. De auto reed rakelings naast hen in op Joris en Steven. “Zij hadden geen enkele kans”, zegt Gino. Hij had een fractie van een seconde meer de tijd, net genoeg om zijn voorwiel op te heffen, een reflex die er bij hem was ingeslepen toen hij nog professioneel pisterenner was. Daardoor werd hij opgeschept door de wagen en in de lucht geslingerd.

De eerste bidon die op de plaats van het ongeval werd opgehangen. Ondertussen is het een muur geworden.Beeld RV

“Elke nacht hoor ik die klap nog”, zegt Sven. “De klap en het gekraak. Niet normaal. Zo luid.” Gino noemt het “precies een bom”. En na de klap volgde de stilte. Gino wordt elke nacht wakker van de pijn wanneer hij zich keert op een van zijn twee gebroken ribben, en de stilte die dan in zijn slaapkamer hangt, katapulteert hem meteen naar de plaats van het ongeval terug. “Je hoorde niks meer.”

Sven en Nicolas waren ongedeerd, ze waren niet eens gevallen. Wat ze zagen toen ze omkeken, willen ze niet beschrijven, uit respect voor de nabestaanden. “De hulpdiensten hebben ons verzekerd dat Joris en Steven op slag dood waren. Een troost is dat niet, maar ze hebben tenminste niet afgezien. Gino lag er ook. Hij leefde, maar hoe erg hij aan toe was, wisten we toen niet. Hij bloedde, hij verloor af en toe het bewustzijn, dat kon ook serieus geweest zijn.”

De dader liep er ook rond, de man die al tien jaar geen rijbewijs meer had en met het equivalent van zestien pinten in zijn bloed met hoge snelheid tegen de verhoogde stoep van een bushalte was gereden, en zo uit zijn baan was geslingerd. “‘Je moet blijven leven’, riep hij tegen mij,” zegt Gino, “maar ik had niet het gevoel dat hij dat riep omdat hij met mij inzat.”

“Het is simpel”, volgens Sven. “Die man heeft heel de tijd staan telefoneren naar vrienden. De hulpdiensten heeft hij niet gecontacteerd, dat heeft Nicolas gedaan, en hij heeft niets gedaan om de slachtoffers te proberen helpen. Hij was alleen met zichzelf bezig. En dan moet je weten dat Steven die daar lag, als brandweerman misschien honderden mensen heeft gered en er nog veel meer heeft geholpen. Echt, dat waren zo’n twee toffe, goeie gasten.” Toch hebben de drie vrienden toen geen woede gevoeld, en ook nu nog niet. “De schok en het verdriet zijn te groot”, zegt Nicolas. “Ik zit voortdurend in met de vrouwen en kinderen van Joris en Steven.”

Moordenaar

Bij Sven is dat net zo, maar stilaan begint er iets in hem te branden. “Hoe meer ik besef hoeveel levens hij heeft kapotgemaakt en hoeveel mensen hij pijn heeft gedaan, hoe kwader ik word. Honderden mensen heeft hij verdriet bezorgd, sommigen levenslang. Ik ben geen rechter, maar voor mij is dat een moordenaar. In Scandinavië is dit trouwens altijd doodslag. Van mij moeten ze hem niet voor altijd in de bak steken, maar als ik rechter zou zijn, ik verplichtte hem om voor de rest van zijn dagen vrijwilligerswerk te doen voor verkeersslachtoffers. Elk weekend.”

Gino Primo, Sven De Vlieger en Nicolas Baecke.Beeld Jan De Meuleneir / Photo News

Sven en Nicolas zijn er zonder schrammetje vanaf gekomen, Gino heeft ribben en een hiel gebroken, heeft overal kneuzingen en een ‘tuut’ in zijn rechteroor die voorlopig niet weg gaat. Maar hoe zwaar de psychologische trauma’s zijn, kunnen ze niet inschatten. “Ze zeggen dat we chance hebben gehad,” zegt Nicolas, “en dat is natuurlijk zo, maar zo voelt het niet. We moeten inderdaad dankbaar zijn dat we nog leven, maar het is moeilijk om dankbaar te zijn als je zoiets vreselijk meemaakt en twee vrienden verliest.”

“Ik ben al twee keer terug geweest naar de plaats van het ongeval”, zegt Nicolas. “Vraag mij niet waarom, want ik weet het zelf niet. Iets in mij zei dat ik daar moest zijn. Om het te begrijpen, om het te verwerken? Ik heb er zoals zovelen een bidon aan het hek naast de baan gehangen. Na de begrafenisdiensten van mijn twee vrienden was dat. En toen heb ik ook voor het eerst kunnen wenen. Een andere wielertoerist, die daar ook een bidon kwam hangen, sprak me aan. Hij kreeg de tranen in de ogen en toen kwam het ook bij mij los. Eindelijk. De dagen na het ongeval voelde ik het verdriet, het zat hier (wijst naar zijn borst), maar het kwam er niet uit.”

Nicolas Baecke, Sven De Vlieger en Gino Primo.Beeld Jan De Meuleneir / Photo News

Alle drie hebben ze slachtofferhulp gekregen – “schitterend werk”, zeggen ze – en zijn ze ook doorverwezen naar hun huisarts. “Die van mij wilde mij twee weken voorschrijven,” zegt Sven, “maar ik ben de maandag meteen beginnen werken. Het is voor mij de enige manier om er een paar uur per dag niet aan te denken. De dokter had me wel gezegd dat ik mijn partner moest waarschuwen dat ik misschien wat geprikkelder zou reageren, en dat is ook zo. Ook op mijn werk voel ik dat, ik moet me inhouden. Maar werken helpt mij. Voorlopig toch.” Ze weten niet hoe ze zich over een maand zullen voelen, of over een jaar. “Maar we kunnen altijd bij slachtofferhulp terecht.”

Fietsen hebben ze ook al gedaan. Gino niet, fysiek gaat dat nog niet, maar Sven en Nicolas wel. En het is niet meer hetzelfde. “Angst mag ik het niet noemen, maar ik zie wel overal gevaar”, zegt Sven. “Ik blijf met mijn handen niet meer van mijn remmen. Ik hoop dat het stilaan slijt, want er is niks dat ik liever doe dan fietsen. En ik rij nu altijd met Google Maps op, zodat mijn vrouw kan volgen waar ik ben. En ik vertrek nooit meer voor mijn vrouw thuis is van haar werk. Vier weken geleden is ze op de fiets door een auto aangereden, twee weken was ze werkonbekwaam.

“Het komt plots allemaal heel dichtbij. Het besef dat je als zwakke weggebruiker soms echt een vogel voor de kat bent. Aan dit ongeval kon misschien weinig worden verholpen, maar vele andere hebben te maken met slechte infrastructuur en met de mentaliteit van autobestuurders. Mensen beseffen veel te weinig dat zelfs een kleine tik van een auto verschrikkelijke gevolgen kan hebben. En drank of drugs achter het stuur, dat kan al helemaal niet. Misschien dat de dood van Joris en Steven de mensen daar eens bij doet stilstaan.”