Direct naar artikelinhoud
InterviewGeert Noels

‘We mogen onze kop niet in het zand steken’: econoom Geert Noels over kapseizen busbouwer Van Hool

Een grote ontslagronde kondigt zich aan bij Vlaamse busbouwer Van Hool. Geert Noels: ‘Al vanaf 2012 stegen schulden altijd maar. Dat is onhoudbaar.’Beeld Saskia Vanderstichele - David Legreve

Maandag wordt aangekondigd hoeveel banen er sneuvelen bij busbouwer Van Hool. Mismanagement ligt aan de basis, maar ook de overheid heeft te weinig aandacht voor de maakindustrie, zegt econoom Geert Noels (Econopolis): ‘We mogen onze kop niet in het zand steken.’

De problemen bij Van Hool zijn de kroniek van een aangekondigde dood.

“Ik zou toch het woord dood willen relativeren. De patiënt moet onder het mes om weer beter te worden. Was dit te voorzien? Ja, zeker als je naar die jaarverslagen kijkt van de laatste twaalf jaar. Dan zie je dat al vanaf 2012 de rendabiliteit onvoldoende was en de schulden altijd maar stegen. Dat is onhoudbaar. Je hoort dingen over Van Hool die je niet hoort over andere bedrijven: een attitude dat de familie voor alles gaat. Dat bestaat in veel bedrijven niet meer. Daar kent men het belang van extern professioneel management en het behoud van talent heel goed. En ze hebben er gegokt op de verkeerde technologie.”

De overheid heeft begin dit jaar 92 bussen besteld bij de Chinese bus- en autobouwer BYD. Had ze voor Van Hool moeten kiezen?

“Dat kan, maar het was hoogstens uitstel van executie geweest. Dan hadden ze bij Van Hool misschien enkele maanden tijd gekocht, meer ook niet. Ik sta eerlijk gezegd ook niet achter de keuze voor BYD. Het is een hypocriete houding. In dit land werk je met sociale partners die in alle beslissingen aanwezig zijn. Dat je dan kiest voor een land dat qua sociale verplichtingen en staatssteun compleet andere normen hanteert dan Europa en zeker Vlaanderen... Zo sta je toe dat de eigen maaksectoren in Europa kapot worden gemaakt.”

Is het nu de taak van de overheid om te proberen dat bedrijf recht te houden?

“Het is de rol van de overheid om na te denken over de competitiviteit van ons land en over het bredere industriebeleid. Daar zijn genoeg aandachtspunten. Maar individuele dossiers met spoed behandelen, is niet de rol van de overheid. Het zijn trouwens ook enkel de grotere individuele dossiers waarvoor aandacht is. Twintig kleintjes die sneuvelen, dat heeft men niet gezien. Bij één groter dossier gaat iedereen langs bij De Zevende Dag.

“Ik vind niet dat de overheid initiatief moet nemen. Laat maar eerst de kapitalistische krachten – banken, aandeelhouders en eventuele geïnteresseerden – hun huiswerk maken.”

Zijn de problemen bij Van Hool symptomatisch voor de maakindustrie in België, waar steeds meer jobs verloren gaan? En is dat überhaupt een probleem? Er zijn heel wat start-ups die in de plaats komen.

“Ik heb in de eerste plaats toch een voorkeur voor bedrijven die helemaal op eigen benen kunnen staan en die niet leven van allerlei subsidies, zoals bijvoorbeeld start-ups. Ten tweede zijn landen die in het verleden geroepen hebben dat jobs in de industrie niet nodig zijn, daar heel sterk op aan het terugkomen. Kijk bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten met zijn Inflation Reduction Act, eigenlijk een Industrial Revival Act. Het zijn ook jobs met grotere hefboomeffecten: een job in de industrie kan verschillende banen creëren in verbonden activiteiten.

“In ons land en de rest van Europa heeft men te lang heel lapidair gereageerd op de erosie van de industrie. Nu zit dat in een versnelling, ook in Duitsland, omwille van een aantal gemiste strategische keuzes: concurrentie van China, de conjunctuur, een diepgaande energiecrisis én die Amerikaanse Inflation Reduction Act.”

U zegt dat het belangrijk is om die maakindustrie in België te houden. Maar valt dat nog terug te draaien?

“Voor Van Hool zelf is er geen quick fix. Alle herkapitalisaties uit het verleden hebben getoond dat het toch slecht afloopt als de overheid het in handen neemt. Ze is een heel slechte manager en zeker een slechte busbouwer. Maar er moet op langere termijn wel een geïntegreerd industriebeleid komen. Er zijn heel veel hefbomen op federaal én Vlaams niveau. In Europa is men ook altijd heel voluntaristisch geweest. Men wil vooroplopen in het klimaatbeleid, open grenzen hebben voor China en heel veel regels opleggen aan de private bedrijven. Ik denk dat een besef moet groeien dat als men op deze weg voortgaat het hier een woestijn wordt en dat alles zal moeten gesubsidieerd worden. Wat ook niet houdbaar is.”

Moeten we het echt zo dramatisch zien?

“Dat is toch niet dramatisch. Ik zeg alleen: als je je kop in het zand steekt, komen er problemen. Ik vind dus niet dat we Van Hool per se moeten redden. De overheid moet het bredere plaatje bekijken en zeggen wat kunnen we doen om maaksectoren naar hier te halen, zoals we in het verleden ook hebben gedaan. Door voldoende troeven te hebben.”

Opnieuw, het schip om die maakindustrie naar België te halen is toch definitief gepasseerd, niet?

“Dat weet ik niet. Kijk naar Amerika, daar zijn ze er vanaf 2009 beginnen over na te denken om weer meer producten in eigen land te maken. En pas nu zien we de effecten. We zijn nog niet op het punt dat Europa beseft dat het veel aan het verliezen is. Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt. De moeilijkheden bij Van Hool zijn een event dat de aandacht trekt, maar ons niet mag afleiden van het grotere verhaal. Het gaat niet goed met de industrie, het gaat niet goed met de competitiviteit van Europa en België. Hopelijk kan het een wake-upcall zijn om te zorgen voor goede, flankerende maatregelen. Denk dan aan minder subsidies, minder bureaucratie en meer oog voor ondernemerschap. En kostenconcurrentieel zijn op energie, lonen en overheidskosten.”