Blog Uit het hart

Levenslessen van een kritische puber: “Je bent een schaap, mama”

© Johan Dockx

De doorsnee puber wil vooral niet zijn zoals zijn ouders. Eva Berghmans hield aan een gesprek met haar zoon een lichte identiteitscrisis over. “Hoezo, ik ben een schaap?”

Eva Berghmans

“Ja, maar jij bent een schaap in de maatschappij, mama.” Euh, wat, hoezo ben ik een schaap? “Wel, ja, jij staat vroeg op, gaat werken, betaalt belastingen. Ik ben geen schaap, ik ga gewoon rijk worden.” Ik probeer nog even om er een pedagogisch moment van te maken, uit te vissen hoe hij rijk denkt te worden zonder diploma, maar het gesprek loopt vast – vanuit botsende wereldbeelden is het soms moeilijk praten. Hij begint te zingen: “Don’t you worry about a thing, lalalala, everything is gonna be alright”. Tussendoor laat hij een boer. “Neem mij niet te serieus, mama. Neem toch alles niet zo serieus.”

Wat ik uiteraard wel doe. Het zal nogal, dat ik het serieus neem. Dit is mijn zoon, die ik toch liefst van al als een volwaardige en verantwoordelijke burger de samenleving in zou sturen. Als een schaap dus, waarschijnlijk, in zijn ogen. Wat is dat eigenlijk, een schaap? Een volgzaam beest, zo eentje dat niet voor zichzelf denkt, maar lekker meeloopt met de kudde, in het ergste geval ten prooi aan de wolf, die zichzelf superieur waant, zoiets moet het zijn.

Zou het, dat ik een schaap ben? Zou het kunnen dat ik al heel mijn leven denk dat ik doe wat ik wil, maar eigenlijk gehersenspoeld ben, en niets meer ben dan voedsel voor de wolven in deze samenleving? En waarom ervaar ik het als een kritiek, is het per definitie dom en zielig om een schaap te zijn? “Je maakt de rijken rijker, mama, en zij moeten daar niet vroeg voor opstaan”, zo veel uitleg krijg ik nog net over mijn schaapachtigheid. Zou het? Ziet mijn zoon iets wat ik niet zie? Ik moet hem nageven dat hij uitstekende punten haalt voor filosofie, en dat al wel vaker gebleken is dat hij oorspronkelijk uit de hoek komt.

In groep onafhankelijk

“Je zoon past met zijn bedenkingen in een traditie van grote denkers”, zegt filosoof Johan Braeckman, die ik over de schapenkwestie bel omdat ik er zelf niet aan uit raak. Ik ben hem meteen dankbaar. Mijn zoon, in een traditie van grote denkers! “Het hele werk van Søren Kierkegaard draait om authentiek zijn en voor jezelf denken. De existentialisten, die nadachten over hoe je autonoom en in vrijheid je leven kan leiden zonder je te laten leiden door de verwachtingen van anderen, namen dat van hem over. Dat iemand voor zichzelf wil denken, kun je alleen maar aanmoedigen, dat is een goede zaak.”

Vraag is: moet je om trouw aan jezelf en je eigen waarden te zijn, ook per se wegstappen van de kudde? Is een zelfgekozen pad per definitie ook een eenzaam pad? “Nee, dat zou zo niet mogen zijn. Het is niet altijd positief om van de kudde weg te stappen”, zegt Braeckman. “Het is zelfs niet erg menselijk, want de mens is in wezen een kuddedier – of, sympathieker geformuleerd: een groepsdier. Een mens alleen op de savanne is een vogel voor de kat, evengoed als een groep mensen die bestaat uit allemaal individuen die een andere kant op willen.”

Het is ook een kwestie van psychologie. “Een mens wil ergens bijhoren. Een extreem voorbeeld van niet-groepsdieren zijn de lone wolves, terroristen die in hun eentje moord en verderf zaaien. En zelfs in de mildere vorm is het niet altijd positief om je helemaal te onttrekken aan de groep. Mensen die in hun eentje in een hut gaan wonen, zijn misschien intrigerend, maar ze dragen doorgaans niet veel bij aan de samenleving. Wat je nodig hebt voor een open en goed functionerende samenleving, zijn mensen die deel uitmaken van de groep, maar toch hun onafhankelijkheid van denken bewaren. In elke vergadering heb je mensen nodig die tegen de overheersende mening in hun idee durven zeggen – al is het maar om de consensus te vertragen. Als in het team rond de Challenger in 1986 één iemand luidop had gezegd dat hij vreesde dat het niet verstandig was om de lancering van het ruimteveer te laten doorgaan, waren er waarschijnlijk geen zeven doden gevallen.”

Een wolf vertrouwen

Tijd om terug te koppelen naar mijn huisfilosoof. En deze keer wil ik me niet laten vangen. Ik ga het niet persoonlijk nemen, ik ga niet met mijn ogen rollen, ik ga mijn ongeloof niet verpakken in zinnen die beginnen met “Maar jongen!”, ik ga niet boos worden, en niet ongeduldig zijn. Maar hoe pak ik het dan wel aan? “Een tiener die zich beoordeeld voelt, kruipt in zijn schulp”, zegt ontwikkelingspsycholoog Maarten Vansteenkiste. “Wat je nodig hebt, is een nieuwsgierige, open houding. Laat hem vertellen hoe hij het ziet, stel eventueel simpele vragen.” Ok, dat kan ik, dat is zelfs een van mijn specialiteiten in mijn job.

Alleen ben ik als ik met mijn zoon praat natuurlijk geen journalist, maar een moeder met een missie. “Je moet ook niet te veel ineens willen”, zegt Vansteenkiste. “Vraag in een eerste gesprek hoe hij rijk denkt te worden, en of hij zelf vindt dat hij goed op weg is om zijn doel te bereiken. En dan kun je in een later gesprek terugkomen op wat hij met dat geld wil doen, waarom hij geld belangrijk vindt, of hij een link ziet tussen geld en geluk. Het heeft geen zin dat jij je eigen visie op het leven uiteen zet, want pubers kijken doorgaans naar hun ouders om te weten wat ze níet willen. Het enige wat je kan doen, is voorleven wat het betekent om je te laten leiden door je waarden en interesses. Voor de rest heb je een basisvertrouwen nodig. Bij 14-jarigen is doorgaans nog niet zo duidelijk wat ze zelf willen, wat hen vatbaar kan maken voor de aantrekkingskracht van dingen als geld en populariteit. Een puber heeft tijd nodig om zijn innerlijke kompas te ontwikkelen.”

Op een verloren avond zie ik mijn kans schoon. Als ik uitleg vraag bij een melding van school over hardnekkig gsm-gebruik, zit mijn wolf ineens weer aan tafel. “Ha, je weet, ik ben geen schaap in de maatschappij.” Ik zeg dat ik het weet, vraag nog eens wat hij bedoelt met die schapen in de maatschappij, en hoe hij dat rijk worden denkt aan te pakken. Dat ik me geen zorgen moet maken, zegt hij, hij heeft zelfs twee businessplannen. Er zijn kansen op de tweedehandsmarkt – sneakers, truien, T-shirts. Wauw, denk ik, dit gaat goed, hij heeft nagedacht. “En als dat niets wordt, kan ik altijd nog honden ontvoeren en losgeld vragen.” Ik krijg de slappe lach, en denk: vertrouwen. Everything is gonna be alright. Lalalala.