Direct naar artikelinhoud
InterviewCipiers staken

Cipiers getuigen: ‘Het gevaarlijkste wapen in een cel is een sok. Stop er een handvol zand in, en je slaat iemand een schedelbreuk’

Shana Defraene: ‘Ik hoor dagelijks dingen als ‘Hoer, ik maak je kapot’ en ‘Ik weet je wonen, je zult nooit gerust slapen’.’Beeld Diego Franssens

De barbaarse foltering van een gedetineerde in de gevangenis van Antwerpen werd een triest symbool voor alles wat fout loopt in de Belgische gevangenissen. Vijf cipiers getuigen over snikhete cellen, kopstoten, sokken die wapens worden, omvallende muren, en een overheid die erop staat te kijken.

Jullie collega’s omschreven de gevangenissen als de hellhole van de maatschappij. Waarom willen jullie daar werken?

Jahan Shekari (gevangenis van Turnhout): “Eerlijk gezegd had ik geen flauw benul van wat zich achter de gevangenismuren afspeelde toen ik twaalf jaar geleden in Turnhout begon te werken. Ik was ontslagen bij Ford Genk en vond geen nieuwe job. Toen ik dit werk een paar maanden deed, vroeg ik me af: waarom heb ik dit niet eerder gedaan? Ik ben goed in met mensen omgaan, en ik voel dat ook bij de gedetineerden. Twee jaar geleden hoorde ik iemand achter me roepen: ‘Chef!’ Een gevangene kwam naar me toe gelopen, hij pakte mijn hand en kuste ze: ‘Ik was al lang naar u op zoek, ik kwam u bedanken.’ – ‘Waarom?’ – ‘Dat ik vandaag weer op het rechte pad ben, komt door u.’ Daarvoor doe ik het.”

Ellen Del’Arbre (gevangenis van Mechelen): “Eigenlijk werken wij in de sociale sector. Ik kom uit de bijzondere jeugdzorg en ben straathoekwerker geweest. Vandaag werk ik nog altijd met mensen, dat vind ik belangrijk.”

Jolien Quareme (gevangenis van Mechelen): “Ik werkte vroeger in het Justitiehuis, waar ik in contact kwam met het cliënteel van de gevangenis. Ik had dus wel al een beeld van wie die mensen waren, en ik was nieuwsgierig naar die wereld. Het is best spannend.”

Shana Defraene (gevangenis van Merksplas): “Ik werkte als tandartsassistente, maar wilde een job waarin ik meer kon betekenen voor de maatschappij. Gedetineerden worden door iedereen uitgespuwd en zitten hun straf soms in vreselijke omstandigheden uit. Ik probeer hun te laten voelen dat ze achter die celdeur nog altijd een mens zijn, want ooit komen ze terug in de samenleving.”

Mario Heylen (gevangenis van Antwerpen): “Dat vergeten de mensen altijd. Ik werk nu vijftien jaar in het arresthuis van Antwerpen. Als ik van het Centraal Station naar de gevangenis wandel, kom ik zeker twintig ex-gedetineerden tegen, en ze zeggen allemaal goeiendag. Vorige zomer liep ik er zelfs twee tegen het lijf toen ik op vakantie was in Barcelona. De wereld loopt vol mensen die in de gevangenis hebben gezeten. Het kan je buurman zijn, of iemand die je in een winkel helpt. Als wij niet ons best doen, in welke toestand komen die mensen dan buiten?”

Gedetineerde Roy Janssen uit cel 1311 was halfdood toen hij naar buiten werd gedragen, na dagenlange folteringen door zijn celgenoten.

Heylen: “Dat was een schok voor iedereen die in de gevangenis van Antwerpen werkt. Ik heb de filmpjes van de folteraars gezien, en ik heb spijt dat ik gekeken heb. De voorbije vijftien jaar heb ik veel meegemaakt, maar iemand verkrachten met een bezemsteel, met kokend water verbranden, zijn geslachtsdelen afklemmen en hem boterhammen met uitwerpselen doen eten, dat had ik nog nooit gezien. Toen de directrice hem vond, lag hij te sterven onder een deken, terwijl de vier anderen zaten te kaarten. Hij moet onder een onvoorstelbare druk gestaan hebben, want zelfs toen hij werd ontdekt, hield hij vol dat zijn celgenoten het niet hadden gedaan.»

Hoe konden die folteringen zo lang doorgaan zonder dat iemand ingreep?

Heylen: “Over de details kan ik niet veel zeggen, omdat het onderzoek nog loopt. Maar de overbevolking heeft zeker een rol gespeeld, wat justitieminister Paul Van Tigchelt (Open Vld) ook moge beweren. In Antwerpen zitten 750 gedetineerden, terwijl er plaats is voor 440. En de bewakers zijn permanent onderbemand. Eén cipier is soms verantwoordelijk voor het toezicht op zeventig gedetineerden. Zeventig! Dan heb je geen tijd voor grondige controles. Je bent je al lang blij dat je iedereen kunt laten douchen en eten, en naar de wandeling kunt laten gaan.”

Een bewaker hoorde zondagnacht al tumult in die cel. Door het kijkgaatje zag hij een gevangene met een gsm van het toilet komen. Waarom ging hij toen niet binnen met een paar collega’s?

Heylen: “Dat doen we ’s nachts nooit, om de eenvoudige reden dat er dan maar zeven cipiers in de hele gevangenis zijn – voor 750 gedetineerden, nota bene. De minister zegt dat dat door de staking kwam, maar we zijn áltijd maar met zeven. Ook in andere gevangenissen is er ’s nachts zo goed als geen personeel – dat is een van de vele besparingen bij justitie. Daarom doen we geen deuren open, tenzij er een levensbedreigende situatie is. Je moet weten dat in sommige cellen acht of negen mannen bij elkaar zitten in een cel voor vier personen. Als daar iets gebeurt en je moet binnenvallen, nemen die het over.

“Geloof me, in Antwerpen zijn we allemaal aangeslagen dat dat onder onze neus is gebeurd. We hebben in korte tijd heel wat heftige toestanden meegemaakt: verhangingen, zelfmoordpogingen, zware agressie tegen het personeel… Dat draag je mee. Een job als de onze doe je niet zomaar, het is een roeping. Als je er niet met de juiste attitude aan begint, hou je het niet vol. Ondanks de moeilijke omstandigheden proberen we toch een zo humaan mogelijk klimaat voor die mannen te creëren.”

‘In Belgische gevangenissen is er ’s nachts zo goed als geen personeel – een van de besparingen bij justitie.’ (Foto: minister Paul Van Tigchelt.)Beeld Photo News

Een beginnende cipier krijgt een bruto jaarloon van 31.000 euro, met 200 tot 300 euro premies voor weekend- en nachtwerk, en 25 euro per maand voor ‘onaangenaamheden’. Wat zijn die eigenlijk?

Del'Arbre: “Mag ik het plat zeggen? Dat is om je elke dag op je kop te laten kakken.»

Defraene: “Ik hoor dagelijks dingen als ‘Hoer, ik maak je kapot’, ‘Ik weet je wonen, je zult nooit gerust slapen’, of ‘Je bent maar een vrouw, ik hoef geen orders van jou aan te nemen.’ De meerderheid toont gelukkig wel respect als je hen zelf met respect behandelt.

“Als vrouwelijke bewaker heb ik al vaak meegemaakt dat ze me opzoeken als ze vrijkomen, wat strikt verboden is, en heel confronterend. Die mannen hebben soms jaren vastgezeten en tonen interesse. Daarom vertel ik nooit iets over mijn thuissituatie. Ik ben ook niet blij als ze ‘Dag Shana!’ naar me roepen in de gang. Ik wil ‘chef’ genoemd worden, en ik spreek de gedetineerden altijd aan met hun achternaam. Bewust, om niet te familiair te worden.”

Del’Arbre: “Toch werk ik liever met mannen dan met vrouwen. Mannen zijn explosiever, ze kloppen en vechten soms, maar daarna is het voorbij. Bij vrouwen blijven conflicten aanslepen, ze komen er altijd op terug en blijven je uitdagen.”

Shekari: “Ik werk met geïnterneerden met psychische problemen, die eigenlijk niet in de gevangenis thuishoren. Maar ze kunnen nergens anders naartoe, want de forensische psychiatrische centra zitten vol. De omgang is heel anders dan met gewone gedetineerden: je moet meer tijd uittrekken om dingen uit te leggen, ze begrijpen niet alles en raken snel overprikkeld. Daardoor is hun gedrag onvoorspelbaar.”

Defraene (knikt) “Je doet ’s ochtends een appel om te kijken of iedereen nog leeft, en er is niets aan de hand. Je gaat terug om ze koffie te geven, ze krijgen een ijzeren kannetje en báf, ze slaan ermee op je hoofd. Of je krijgt de hete koffie in je gezicht.”

Shekari: “Ik heb nooit een opleiding gekregen om met hen te werken, maar ik doe het graag en probeer hen zo goed mogelijk op te vangen. In Turnhout hebben we plaats voor veertig geïnterneerden, maar nu zijn het er 125. Normaal gezien hebben ze een cel voor zich alleen, maar sinds een jaar moeten ze die delen. Onvoorstelbaar vind ik dat: twee celgenoten met psychische problemen in een kamer van drie bij drie meter, en geen enkel uitzicht op vrijlating, want hun straf heeft geen einddatum.”

Heylen: “In Antwerpen worden ze soms tussen de gewone gedetineerden gestopt. Daar worden ze constant overprikkeld door het lawaai en het geroep, tv-toestellen die aanstaan, deuren die open- en dichtgaan, en celgenoten die geen idee hebben hoe ze moeten reageren op iemand met een psychische stoornis. De bewakers hebben niet de tijd om met hen bezig te zijn. Dus eisen ze aandacht door negatief gedrag: ze bonken op de deur, gooien dingen kapot of verminken zichzelf. Het is niet bij te houden hoeveel tv-toestellen er zo al gesneuveld zijn. Of wc’s en wastafels – volgens mij is dat één van de grootste kostenposten in de gevangenissen.”

Ellen Del’Arbre: ‘Ik werk liever met mannen dan met vrouwen. Mannen zijn explosiever en kloppen en vechten soms, maar bij vrouwen blijven conflicten aan­slepen.’Beeld Diego Franssens

BLIK ANSJOVIS

Is de agressie toegenomen?

Shekari: “Er zijn voortdurend vechtpartijen.”

Heylen: “De frustraties groeien door de onmenselijke leefsituaties. En in Antwerpen heeft de drugsproblematiek in de haven en in de stad ook een invloed op het leven binnen de muren. Bendes zetten hun drugsoorlogen voort tijdens de wandeling, zeker sinds er zoveel Sky ECC- verdachten worden gearresteerd. Die mannen voelen zich bijna ontastbaar en dagen het personeel uit. Sommige collega’s zijn bang als ze komen werken.”

Zijn jullie zelf al aangevallen?

Defraene (knikt) “Ik werkte nog niet lang in Merksplas en moest toezicht houden bij de douches. Toen mijn collega even weg was met een groep, hebben twee gedetineerden mij in de douche in een hoek gedreven. Ik kon niet weg, ik had geen telefoon bij me omdat er geen voorhanden waren – je eigen smartphone binnenbrengen mag niet – en er was ook geen noodbel. Eén van mijn aanvallers wilde me een kopstoot geven, maar ik kon me net op tijd wegtrekken en ving de stoot met mijn schouder op. De andere aanvaller sprong naakt voor me en begon in het Roemeens te dreigen. Zeer intimiderend. Gelukkig hoorde een collega me roepen en hij is me te hulp gekomen. Pas achteraf heb ik beseft dat het verkeerd had kunnen aflopen. Het heeft een impact gehad: voortaan ben ik altijd alert, ik sta onder een camera en dicht bij een noodbel.

“Wapens dragen we niet, alleen een balpen. Zodra ik voel dat een situatie zal escaleren, is die het eerste wat ik wegleg, want als ze die grijpen, breken ze het plastic en proberen de pen in je nek te steken. Zo zijn er al collega’s zwaargewond geraakt. Eigenlijk zouden we een cursus verdedigingstechnieken moeten krijgen, maar door de coronacrisis werden die opleidingen niet meer gegeven. Ik heb er nooit één gehad.”

Heylen (knikt) “Ik heb lang in het interventieteam gezeten en heb in die vijftien jaar heel wat fysieke agressie meegemaakt. Eén keer heb ik geluk gehad dat mijn collega de hand van mijn aanvaller kon grijpen, of er had een mes tussen mijn ribben gezeten.”

Zijn er veel wapens in de gevangenis?

Heylen: “Alles kan een wapen worden. Er is metalen bestek, er zijn borden en bokalen, scheermesjes, conserven... Zo’n dekseltje van een blikje ansjovis: daar snijden ze komkommers en tomaten mee. Met een botermes dat ze aanscherpen, kun je een vis fileren.”

Shekari: “Een gevangene had de steel van een koffielepel scherp gemaakt en die in de slaap van zijn celgenoot gestoken: bijna de helft van de steel zat in zijn hoofd.»

Heylen: “Waterkokers zijn een pest – het slachtoffer van cel 1311 had derdegraadsbrandwonden. Ik heb ook al gezien hoe een gevangene kokend water naar een collega gooide, maar hij kon de celdeur gelukkig snel dichtgooien.

“Makreelfilets in blik? De vis eten ze op, maar de olie houden ze bij. Ik heb een geïnterneerde zichzelf in brand zien steken met visolie: hij had krantenpapier in de olie gedrenkt en rond zijn lichaam gewikkeld, hij hield er een vlammetje tegen en woesj! We hebben net op tijd kunnen ingrijpen. Die man heeft het overleefd, maar het blijft op mijn netvlies gebrand staan. Mensen die zich met scheermesjes of met een stuk blik proberen open te snijden, dat is afschuwelijk. Een collega zag iemand die zich de keel probeerde door te snijden. Die beelden krijg je nooit meer uit je hoofd.”

Del’Arbre: “Wc-borstels en tandenborstels zijn ook gevaarlijk: ze scherpen de plastic steel aan tot een spies. Die dingen raken makkelijk door de detectie en worden soms meegesmokkeld naar de wandeling om een medegevangene aan te vallen.”

Heylen: “Maar het gevaarlijkste wapen is een sok. Vul die met een handvol zand, knijp ze dicht en…”

Shekari: “Paf!”

Heylen: “Ik heb gezien hoe een gedetineerde daar een schedelbreuk mee werd geklopt.”

Defraene: “In Brugge is een collega gewond geraakt door een sok met een bokaaltje erin. Hij deed de celdeur open en kreeg die keihard op zijn hoofd.”

BLIK ANSJOVIS
Beeld HUMO

Wapens binnensmokkelen is dus niet nodig, begrijp ik.

Quareme: “We hebben één keer een plastic wapen gevonden dat over de muur was gegooid. De gevangenis in Mechelen ligt naast een park, en vandaar wordt van alles over de muur gegooid. Soms een halve kilo drugs of vier smartphones in één keer. Zelfs etenswaren: gehakt, kipfilets, kebab… Eetwaren die snel bederven en die de gedetineerden niet in de kantine kunnen bestellen. Ook in Antwerpen en Turnhout zijn die overgooiers een plaag.”

Del’Arbre: “Je kunt er weinig tegen doen. Die pakjes worden over de muur gegooid tijdens de wandeling, en de cipiers wagen zich niet op de wandeling. We kunnen het proberen te volgen via de bewakingscamera’s, maar als je tussenbeide komt, breng je jezelf in gevaar.”

Heylen: “Ze verpakken de gsm’s en drugs in sponsjes en draaien er tape rond tot een bol. Als zo’n bol op de wandeling belandt, vliegt iedereen eropaf: 30 seconden later liggen er alleen nog flarden spons en is de inhoud verdwenen.”

Defraene: “Ik heb het eens voor mijn ogen zien gebeuren. Een gedetineerde raapt dat pakket op, ik laat hem uit de rij halen en controleren… en hij heeft niks meer bij zich! Het had hooguit tien seconden geduurd. Toen hebben we een naaktfouille laten uitvoeren en is het er allemaal uit gekomen.”

Waar zat het dan?

Defraene: “Hij had het anaal ingebracht.”

In tien seconden tijd?

Del’Arbre: “Ja, ze trainen daarop. Meestal zijn het kleinere gsm’s.”

Defraene: “Vroeger gebeurden naaktfouilles standaard, bijvoorbeeld bij mensen die uit penitentiair verlof wamen, maar sinds twee jaar mag het alleen nog als er ernstige aanwijzingen zijn. Sindsdien is dat de gebruikelijkste manier om te smokkelen.”

Onlangs raakte bekend dat een gedetineerde tijdens de wandeling in Sint-Gillis gedwongen werd om drugs anaal in te brengen. De cipier die het zag, greep niet in. Gebeurt dat nog?

Heylen: “Dat er rectaal gesmokkeld wordt, is algemeen bekend, maar dat ze het bij een ander onder dwang inbrengen, is ook voor mij ongezien. Als een cipier dat ziet, moet die dat meteen melden. Waarom dat toen niet is gebeurd, weet ik niet. Maar zoals Ellen al zei, wij gaan nooit op de wandeling. Die is afgesloten, en het is te gevaarlijk om daar een voet te zetten. Als er iets gebeurt, proberen we er via de bewakingscamera’s zicht op te krijgen.”

Defraene: “Het is wellicht ook omdat er iets is gefilmd, dat dat incident aan het licht is gekomen. Er gebeurt veel gruwelijks dat wij niet zien.”

SCHUIM OP DE LIPPEN

Er zijn ook bewakers die smartphones binnensmokkelen en zo een flinke duit verdienen.

Heylen (droog) “Ja, en advocaten. In elk beroep heb je schoften die het voor de anderen verpesten.”

Defraene: “De verouderde infrastructuur helpt ook niet. Vorige zomer waren er zoveel ramen aan de straatkant ingegooid dat ze een doorgeefluik voor drugs werden. Drones met pakjes bleven voor de ramen zweven tot ze gelost werden. We luidden de noodklok, want die drugs waren krachtige methamfetamines die agressie kunnen opwekken. Maar denk je dat de ramen hersteld werden?

“Daarna was er een piek van zware agressie door gevangenen die onder invloed waren, soms met het schuim op de lippen. Sommigen kregen psychoses. Anderen dachten dat hun celgenoot een monster was en braken de cel af. Of ze sneden zichzelf open met glasscherven omdat ze dachten dat er beestjes over hun lichaam kropen. Ook voor de celgenoten zijn dat traumatische ervaringen.”

Heylen: “De infrastructuur is een oud zeer. De meeste gevangenissen in België zijn 140 jaar oud: het zijn uitgewoonde gebouwen, maar de overheid kijkt gewoon weg. In Antwerpen vallen de buitenmuren bijna om. We vragen al heel lang om ze te stutten, maar ze zijn het ‘aan het bekijken’. Ondertussen staat de muur al 16 centimeter uit de haak. Aan één kant ligt de personeelsparking en is er een zone afgebakend waar je niet mag parkeren, maar aan de voorkant helt de muur ook, en die ligt recht tegenover een kleuterschool. Met vuur spelen noem ik dat.”

Defraene: “In Merksplas zakt een veiligheidspoort weg, en er komen almaar meer barsten in de muren.”

Quareme: “Bewakingscamera’s werken niet, deuren blijven hangen, de elektriciteit valt geregeld uit omdat het net overbelast is…”

Defraene: “In de zomer is het snikheet in de cellen op de bovenste verdiepingen. We hebben eens de temperatuur in de isoleercel gemeten: het was daar 43 graden. Als je daar mensen in stopt, vallen er doden.

“Om de hitte buiten te krijgen heeft de brandweer grote ventilatoren moeten plaatsen om het gebouw af te koelen. Een gigantische uitgave om het daar een klein beetje leefbaar te houden.”

Del’Arbre: “In Mechelen is het net hetzelfde: 42 graden is geen uitzondering.”

Quareme: “Het eten moeten we in grote bakken heet water – au bain-marie, dus – naar de verdiepingen brengen. Daarvoor moeten we een smalle wenteltrap op, met kleine, gladde treden. Begin er maar eens aan, met zo’n bak tomatensaus met balletjes. We kaarten dat al jaren aan, maar niemand luistert naar ons.”

Hoe ruikt het eigenlijk in een gevangenis?

Defraene: “Vaak hangt er een penetrante geur van urine en zweet, maar je ruikt toch vooral de wiet- en tabaksgeur, vermengd met de vochtige mufheid van de oude gebouwen. Er zijn wel gedetineerden die hun cel heel netjes houden en zelfs geurpotjes kopen.”

En is er ongedierte?

(In koor) “Overal!”

Heylen: “In Antwerpen zitten de ratten in de cellen, in de gangen, in de keuken… We hebben vorige zomer een bedwantsenplaag gehad, meegebracht door mensen die uit penitentiair verlof kwamen. Door de gebrekkige hygiëne gaan ziektes snel rond. Elke maand moet er wel een cel in quarantaine omdat er schurft of tbc heerst.”

Jolien ­Quareme (links): ‘De infrastructuur is een oud zeer: er zijn bewakingscamera’s die niet werken, deuren die blijven hangen, de elektriciteit die geregeld uitvalt omdat het net overbelast is...’Beeld Diego Franssens

LAWAAIMAKERS

Ik begin te begrijpen wat jullie collega’s met een hellhole bedoelen. En dan hebben we het nog niet over de overbevolking gehad. Hoe groot is een gemiddelde cel?

Heylen: “In Antwerpen is een cel voor één persoon 8,5 vierkante meter groot. Maar het bed hebben ze vervangen door een stapelbed, en er ligt nog een matras op de grond. Ze zitten er dus met drie, tussen de bedden, een kast, een tafel, een wastafel en een wc met een scherm ervoor, als ze geluk hebben. Een hond in een kennel krijgt meer plaats dan een mens in de gevangenis. Gent en Hasselt hebben hetzelfde probleem.”

En iedereen zit er door elkaar?

Del’Arbre: “Het kan niet anders. De mannen stellen soms hun eisen: ‘Ik wil niet met die of die in een cel zitten.’ Vroeger kon je rokers en niet-rokers apart houden, je zette mensen met dezelfde taal of godsdienst zoveel mogelijk bij elkaar. Maar dat gaat niet meer omdat álle cellen uit hun voegen barsten. Komt er één plaatsje vrij, dan wordt dat direct ingevuld. Sommigen gaan zover dat ze een chef aanvallen om naar de isoleercel te kunnen. Vandaaruit kunnen ze makkelijker naar een andere cel verhuizen.”

De hoofdverdachte van de foltering in cel 1311 was vanuit de gevangenis van Hasselt overgeplaatst omdat hij het daar te bont had gemaakt. En dan wordt hij in Antwerpen met vijf anderen in een cel voor drie gepropt.

Defraene: “Dat weten wij dus niet, tenzij onze collega’s uit de andere gevangenis ons waarschuwen. We weten ook niet voor welke feiten iemand binnenkomt, en wat zijn relatie met andere gevangenen is. Soms lijken conflicten in een cel uit het niets te komen, en dan blijkt het om een ruzie te gaan die in de buitenwereld is begonnen.”

Hoe dan ook: een probleemmaker uit Hasselt wordt gedropt…

Heylen: “…bij een heel zwakke persoonlijkheid. Het slachtoffer was een zeer timide man. Hij zat al voor de derde keer bij ons. Hij was altijd beleefd en teruggetrokken, we hebben nooit problemen met hem gehad. Maar net die mensen worden het eerst het slachtoffer van intimidaties.

“Als er een normaal werkregime zou zijn, zouden cipiers meer tijd hebben om poolshoogte te nemen, een praatje te maken, te voelen of er elektriciteit in de lucht hangt. Maar alles moet zo snel gaan.

“Je doet je ronde langs de cellen, en intussen komen er vijf opdrachten bij: de ene gedetineerde moet naar de dokter, de andere naar zijn advocaat, iemand anders naar de psycholoog, de fitness of de les, en intussen moet je mensen lossen en vragen wie er naar de wandeling wil.

“Het zijn de lawaaimakers die dan al onze energie opslorpen. Voor mensen die zich terugtrekken en minder in beeld lopen, heb je minder aandacht – zoals met dat afschuwelijke incident in cel 1311 ook is gebleken.”

Defraene: “Het menselijke aspect verdwijnt, terwijl je je job daar net voor gekozen hebt.”

Heylen: “Gedetineerden die met donkere gedachten rondlopen, komen ook niet zo snel meer op onze radar, laat staan dat we hen kunnen opvangen. In vijftien jaar tijd heb ik zes zelfmoordpogingen meegemaakt – van het touw gehaald, gereanimeerd – waarvan er drie gelukt zijn. Dat vergeet je niet.”

Defraene: “We krijgen ook mensen zonder papieren binnen, vaak getraumatiseerde zielen die gevlucht zijn voor een oorlog en die geen woord Frans, Engels of Nederlands spreken. Hun littekens vertellen wel een heel verhaal. We proberen met hen te communiceren via tekeningen, een douchekop met druppeltjes bijvoorbeeld, maar verder gaat zo’n gesprek niet.”

Jahan Shekari: ‘Een gevangene had de steel van een koffielepel scherp gemaakt en stak die in de slaap van zijn celgenoot: bijna de helft van de steel zat in zijn hoofd.’Beeld Diego Franssens

LUIE ODILON

Justitieminister Paul Van Tigchelt gaf een overzicht van het publiek in de gevangenissen: van de ruim 12.000 gedetineerden zaten er 4.800 voor drugsdelicten, waren er 1.000 geïnterneerden en 3.600 mensen zonder papieren. Wat is de moeilijkste categorie?

Shekari: “Dat is de overheid. Ik werk hier al twaalf jaar, en elk jaar staken we voor dezelfde problemen. Ze weten al decennia dat er een probleem is met de interneringen in de gevangenissen. Ons land is er al talloze keren voor veroordeeld. Maar de overheid kijkt ernaar en doet niets. In onze samenleving ligt niemand wakker van wat zich achter deze muren afspeelt. En politici halen er geen stemmen.”

Jullie hebben net de twintigste staking in twee jaar tijd achter de rug.

Heylen: “Maar er is amper iets verbeterd. Op korte termijn kan dat maar op één manier: zet de beslissing om korte straffen uit te voeren on hold. Bij ons is niemand voor straffeloosheid. Zelfs de gedetineerden zeggen het: je moet al veel mispeuterd hebben voor je in de gevangenis belandt. Maar zolang er geen plaats is voor die kortgestraften, vraag je om problemen. En de druk op het personeel wás al extreem.”

Shekari: “Ze vergelijken ons vaak met Odilon, een personage uit De kotmadam: hij moet een cipier voorstellen, maar eigenlijk is hij een pannenkoek. Het prototype van de luie ambtenaar. Als we echt zo waren, vielen er in de gevangenissen binnen de week doden.”

Heylen: “Ik denk dat niemand die drie jaar in een gevangenis werkt, kan zeggen: ‘Ik ben nog dezelfde als vroeger.’ Je gaat anders om met je gezin en je vrienden. Ik merk zelf dat ik harder ben geworden. Ik kijk niet meer op van dingen die andere mensen choquerend vinden, bijvoorbeeld als ik samen met mijn vrouw naar het nieuws kijk.”

Defraene: “Ik ben een andere moeder geworden. Toen ik nog tandartsassistente was, mocht mijn zoontje overal gaan spelen terwijl ik rustig op een terrasje zat. Maar als ik nu met hem naar een speeltuin ga, fluit ik hem de hele tijd terug. Ik ben alerter en wantrouwiger, en ik scan de omgeving voortdurend.”

Heylen: “In onze job moet je met die spanning kunnen omgaan, maar de jongste maanden is ze onhoudbaar geworden. In Antwerpen geven mensen met twintig jaar ervaring er plots de brui aan. Ze zijn moe gevochten, ze kunnen elders meer verdienen zonder al die shit…”

Defraene: “In Merksplas hebben we al veel personeelsleden zien vertrekken omdat ze de fysieke agressie niet meer aankonden. We hebben een moeilijke periode gehad op de afdeling van de geïnterneerden: velen zaten slecht in hun vel, bij sommigen sloegen de stoppen door. Ik zag daar doorgewinterde collega’s huilend naar buiten komen: ‘Dit trek ik niet meer.’ Mensen die ik enorm bewonderde voor hun niet-aflatende inzet.

“Ik hoor de minister graag zeggen dat ze zeshonderd nieuwe personeelsleden hebben aangeworven. Maar hoeveel anderen zijn er intussen weggegaan? En hoelang zullen de nieuwelingen blijven? Ze worden in het diepe gegooid. Dat moet toch anders kunnen? Laten we alsjeblieft investeren in een menswaardige omgeving voor gedetineerden en hun bewakers.”

© Humo