Blog Uit het hart

Terrasjesweer, een feest voor mensenkijkers

© Celine Poppe /getty

Terrasjesweer dit weekend. Gejuich alom! Raar ook, want wat is er nu zo leuk aan op een stoel zitten naast een drankje? Het mensenkijken, om te beginnen. En dat ongegeneerde niksen.

Lieve Van de Velde

Ogen gefocust op een vol terras. Jachtinstinct paraat. Bij elk glas dat bijna leeg neergezet wordt, hopen dat de drinker in kwestie zijn jas neemt en rechtstaat. Doelbewust naar elke lege stoel benen. Een gevoel van opperst geluk wanneer je eigen billen de nog warme terrasstoel raken.

Een terrasje doen op de eerste lentedagen, is altijd een beetje vechten. Ieder­een wordt er euforisch van – tenzij de mensen die het woord ‘terrasjesweer’ liever vervangen door ‘grasmaaiweer’, ‘tuinopkuisweer’ of pakweg ‘dakgootkuisweer’. Dingen die functioneler en nuttiger zijn dan loomweg op een terras zitten. Ik hoor het ze al zeggen: Zitten kan je thuis ook, toch? En dat pintje kost een pak minder als het uit je eigen kelder komt. Weten zij veel dat terrassen een werkwoord is. Niets doen, maar eigenlijk toch ook iets doen. Het is een van de spontaanste vormen van mindful bezig zijn. In het nu leven was zelden makkelijker. Smartphone in de achterzak, zon op de snoet en mensen kijken. Uren.

Iedereen in het museum

La rue est un musée pour tous!” Hergé zou het ooit gezegd hebben. De straat als museum voor iedereen. Niet dat het altijd zo democratisch was. In het Nieuwsblad haalt socioloog Ignace Glorieux er de geschiedenisboeken bij. Hij weet dat een terraske doen maar iets is van halfweg negentiende eeuw: “Een terras was toen een middel voor de stedelijke burgerij om haar welvaart te tonen. Zij konden op hun gemak een glaasje drinken terwijl het gewone volk aan het zwoegen was.”

Tonen dat je tijd had, was een statuskwestie. Nippend aan een drankje het schouwspel van de passerende wereld observeren. Veel is er veranderd, en toch ook niet. Het doet denken aan tavernes waar de eerste terrasrij nog een gereserveerd-bordje krijgt, zoals in de Brusselse Koninginnegalerij. “Een terrasje draait nog steeds om ongegeneerd naar mensen kijken, en toch ook om te tonen dat je het goed hebt. Het is een moment dat je heel ostentatief, en plein public, kan laten zien dat je niets aan het doen bent”, aldus nog Glorieux.

Ongegeneerd kijken. Dat is het, mijn dada. Observeren en fantaseren. Kijken naar passerende outfits, kijken naar koppels die een film in mijn hoofd in gang zetten, kijken naar jaloersmakende gezinnen, kijken naar vermoeid kibbelende gezinnen die me blij maken dat ik er geen heb, kijken naar mooie mensen, fantaseren over potentiële crushes, kijken naar wintertenen in zomerschoenen, kijken naar kapsels. En “tiens, ziet die er geen jaren ouder uit dan ikzelf?” “En die, how, botox en fillers!” Allemaal fijn om solo te doen, dat observeren, maar nog fijner met twee. Een spel van woord en wederwoord. Van evaluatie en tegenevaluatie. Van hypothese en conclusie. Van discussies over de staat van de relatie tussen twee geliefden. “Wedden dat de twee aan dat ene tafeltje daar een Tinderdate hebben?” “En die daar, op twee uur, hoe schoon zijn die samen!”

Puur entertainment gewoon. Nochtans is er objectief gezien niets spannends aan kijken naar een voorbij flanerende menselijke zoo. Wat vinden we er dan aan? Griet Van Vaerenbergh, sociaal psycholoog (Thomas More), heeft wel een paar ideeën. “We zijn sociale wezens. Daar begint het al. Rondkijken en andere mensen observeren is al een eerste manier om verbinding te maken en ons het gevoel te geven dat we ergens bijhoren. Dat is een belangrijke basisbehoefte. Sociale vergelijking speelt daar ook. De passanten houden je een spiegel voor. Je vraagt je onbewust af hoe je scoort tegenover de mensen die je ziet. Het kan je een gevoel van zelfbevestiging geven, of een impuls om jezelf te verbeteren.”

Struinen in andere levens

Maar laten we eerlijk zijn. Het moet ook te maken hebben met dat andere, met die verdomde nieuwsgierigheid, het willen neuzen in het leven van anderen, al is het maar door wild te gokken over hoe andere mensen leven, zich kleden, liefhebben of zich voortplanten: “Ja, onvermijdelijk,” zegt Van Vaerenbergh. “En au fond moeten we ons daar niet voor schamen. Nieuwsgierigheid heeft onterecht een negatief imago, maar als je het evolutionair bekijkt, is het iets positiefs. Wie nieuwsgierig was, had altijd hogere overlevingskansen. Door meer te weten over vriend of vijand, stond je sterker in de groep. Op een lenteterras heb je niet veel informatie nodig om een eerste beeld te krijgen van die medemens: het uiterlijk, gedrag – leest ie een wetenschappelijk boek? – of het non-verbale gedrag – hoe gedraagt een koppel zich tegenover elkaar?”

Het is leerrijk, dat mensenkijken, besluit ze. Je leert veel over jezelf en over de wereld, en niet het minst over de andere mens. “De antropoloog Tom Harrisson werd in de jaren 30 bekend met zijn massaobservatiestudies, waarbij hij, zoals het woord doet vermoeden, niets anders deed dan mensen observeren om daaruit conclusies te trekken over ons menselijke gedrag.”

Voilà, wie zei er weer dat een terrasje doen gewoon luiheid was? Al wat leerrijk is, moet gekoesterd worden.