CHECK - Jaarlijks sterven veel Belgen door luchtvervuiling, maar (momenteel) geen 7.000

In aanloop naar de verkiezingen discussieert de Brusselse regering over de verstrenging van de lage-emissiezone. Alain Maron, Brussels minister van Leefmilieu voor Ecolo, is voorstander om de geplande verstrenging door te voeren. Als argument haalt hij onder andere aan dat jaarlijks zo’n 7.000 Belgen vroegtijdig sterven door luchtvervuiling. Klopt dat wel? En hoe bereken je dat eigenlijk? 

In het kort

Wat? In het kader van een discussie over de lage-emissiezone in Brussel zei Alain Maron, Brussels minister van Leefmilieu voor Ecolo dat jaarlijks 7.000 Belgen vroegtijdig sterven door luchtvervuiling.

Maar? Maron telt cijfers van het Europees milieuagentschap (EEA) voor verschillende vervuilende stoffen bij elkaar op. Dat geeft geen juist cijfer, omdat er kans op overlapping is. Hoewel het cijfer niet helemaal klopt, zit het wel in de juiste grootteorde. 

De uitspraak van Maron komt terug in een artikel van 7 april van De Standaard over de Lage-emissiezone (LEZ) in Brussel. Regeringspartijen PS en Défi willen een geplande verstrenging uitstellen, iets waar Maron het niet mee eens is. Vier dagen eerder had hij diezelfde uitspraak ook al gedaan op zijn X-account.

Vanwaar komt die "7.000"?

Een woordvoerder van Maron laat aan RTBF weten dat het cijfer afkomstig is van het Europees Milieuagentschap (EEA). In het kader van een rapport over luchtvervuiling uit 2023 publiceerde het EEA cijfers over toerekenbare sterfgevallen in 2021 door drie stoffen: fijnstof (PM2,5), stikstofdioxide (NO2) en ozon (O3). 

Als we de sterftecijfers van fijnstof (5.100), stikstofdioxide (1.400) en ozon (310) voor België optellen komen we uit op 6.810 toerekenbare sterfgevallen. Dat is net iets minder dan het cijfer van Maron, maar het cijfer zit zeker in dezelfde grootteorde en zou een afronding naar boven kunnen genoemd worden. 

"Toerekenbare" sterfgevallen vs "vroegtijdige" sterfgevallen: 

Tot 2022 gebruikte het EEA de term vroegtijdige sterfgevallen, die Maron ook hanteert. Die verwijst naar overlijdens voor een bepaalde levensverwachting gelinkt aan deze stoffen. Aangezien “elk overlijden prematuur is”, gebruikt het EEA vanaf 2023 echter de term toerekenbare sterftegevallen, een sterfgeval “dat statistisch kan worden toegeschreven aan de blootstelling aan een specifieke risicofactor”. Inhoudelijk is er geen significant verschil, aangezien beide kunnen vermeden worden als de risicofactor wordt weggenomen.

Berekening klopt niet

Het probleem is echter dat de sterftegevallen van de drie cijfers niet zomaar bij elkaar mogen opgeteld worden, omdat overlijdens meer dan een oorzaak kunnen hebben. Als je de drie categorieën gewoon optelt, loop je het risico dat overlijdens dubbel in het resultaat terechtkomen. 

Dat zegt de EEA zelf en wordt ons ook bevestigd door Frans Fierens, wetenschappelijk medewerker voor de Vlaamse Milieumaatschappij bij de Intergewestelijke Cel voor Leefmilieu (IRCEL). “Door de manier van berekenen, zit overlapping op de sterftegevallen bij de verschillende stoffen. Het resultaat gaat nog wel in dezelfde grootteorde zitten, maar er kan toch wel een verschil optreden.”

Hoeveel de cijfers overlappen, is niet zo snel te achterhalen. Wel kan je een onder- en bovengrens vaststellen. Als er geen overlapping zou zijn (wat niet zo is), zouden er 6.810 sterftegevallen zijn.

Als er volledige overlapping is, moeten we naar de stof met het hoogste sterftecijfer kijken, fijnstof. Dat is 5.100. Het sterftecijfer voor deze drie stoffen samen gaat dus ergens tussen 5.100 en 6.810 liggen. Hoewel het cijfer van Maron dus niet exact klopt, zit het wel in de juiste grootteorde. Het klopt dat jaarlijks duizenden vroegtijdige overlijdens door luchtvervuiling in België zijn.

Statistische associatie

Maar hoe berekenen wetenschappers deze cijfers eigenlijk? Volgens Fierens zal namelijk “bij geen enkel overlijden ‘luchtvervuiling’ bij de doodsoorzaak staan.”

Dat wordt ook bevestigd door professor Brecht Devleesschauwer, epidemioloog en hoofd van de dienst gezondheidsinformatie bij Sciensano: “De cijfers worden berekend op het niveau van een hele populatie, niet van één individu. Je kan dus niet zomaar zeggen dat het overlijden van een specifiek persoon aan longkanker te wijten is aan luchtvervuiling.” 

Wetenschappers kunnen overlijdens linken aan luchtvervuiling door specifieke stoffen door middel van statistische associatie. Luchtvervuiling door fijnstof is gelinkt aan een aantal ziektes, zoals bijvoorbeeld longkanker. Niet elk geval van longkanker kan echter zomaar aan luchtvervuiling worden toegeschreven. Ook roken is bijvoorbeeld een belangrijke oorzaak.

De advieswaarde van de WHO voor gemiddelde stikstofdioxideconcentratie is 10 µg/m3. Bron kaart: IRCEL

Als een wetenschapper weet hoeveel mensen jaarlijks aan longkanker overlijden, kan die dat in verband brengen met de concentraties fijnstof die dat jaar gemeten zijn en hoe schadelijk fijnstof is.

Dat laatste wordt berekend via ‘relatieve risico’s’, onder meer door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Hiervoor kijken ze naar sterftecijfers van een bepaalde populatie en de mate waarin die is blootgesteld aan die bepaalde stof. Zo kan een statistische analyse gemaakt worden van hoeveel van de longkankeroverlijdens aan fijnstof kunnen gelinkt worden, maar enkel op groepsniveau. 

Het EEA stelt ook dat de cijfers een afronding zijn. Devleesschauwer waarschuwt daarom dat het niet zo relevant is om deze cijfers op zich te bekijken. “Ze zijn vooral geschikt om verschillende doodsoorzaken tegenover elkaar te vergelijken of om evoluties doorheen de jaren te bekijken.” 

Fierens wijst er ook op dat verschillende methodes ook invloed kunnen hebben. Zo gebruikt het EEA de drempelwaarden van de WHO, 5 µg/m3 (microgram per vierkante meter) voor fijnstof PM2,5, 10 µg/m3 voor NO2 en 70 µg/m3 voor O3. Dat wil zeggen dat als de concentraties onder deze waarden gaan er geen toerekenbare sterfgevallen meer zouden zijn. Maar evengoed zou je nul als drempelwaarde kunnen nemen, met een ander resultaat tot gevolg. 

Door gebruik van de WHO-drempelwaarden in de berekeningen bepaal je dus eigenlijk het aantal vroegtijdige sterfgevallen dat zou kunnen vermeden worden als de luchtkwaliteit verbetert tot op het niveau van de WHO-advieswaarden.

Luchtkwaliteit en de LEZ

Hoewel de luchtkwaliteit in België de laatste tien jaar wel degelijk is verbeterd, wijzen deze sterftecijfers er dus op dat ons land de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit, die hierboven staan, niet haalt. Dit wordt ook bevestigd op Gezond België, een website van Sciensano, die keek naar de cijfers van fijnstof, stikstofdioxide en ozon in België. 

De advieswaarde van de WHO voor gemiddelde fijnstofconcentratie is 5 µg/m3. Bron kaart: IRCEL

In 2021 ademde de gehele Belgische bevolking lucht in die de WHO-normen voor PM2,5 -fijnstof overschreed. Voor de concentratie stikstofdioxide in onze lucht ziet Sciensano een positieve evolutie, maar nog steeds wordt 85 procent van de bevolking blootgesteld aan ongezonde NO2 -niveau’s, boven de WHO-richtlijnen. Ook de ozon-concentraties waren in 2021 in bijna geheel België hoger dan de WHO-richtlijnen. 

Maron deed zijn uitspraak in het kader van een discussie over de Brusselse lage-emissiezones (LEZ). Het doel van een LEZ is om de uitstoot van schadelijke stoffen door gemotoriseerd verkeer te verminderen. Volgens cijfers van Leefmilieu Brussel was in 2021 wegtransport verantwoordelijk voor meer dan de helft van de uitstoot van stikstofoxiden in het Brussels Hoofdstedelijk gewest en 21 procent van PM2,5 -fijnstof.

Tussen de invoering van de LEZ in Brussel in 2018 en 2022 is volgens Leefmilieu Brussel de uitstoot van stikstofoxiden als PM2,5 -fijnstof door het wagenpark met 31 procent gedaald en die van PM2,5 -fijnstof met 30 procent. 

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Grégoire Ryckmans (RTBF).

Conclusie:

  • Brussels minister voor Leefmilieu Alain Maron beweert dat luchtvervuiling jaarlijks 7.000 vroegtijdige overlijdens veroorzaakt in België. Cijfers van het Europees Milieuagentschap (EEA) komen voor toerekenbare overlijdens voor stikstofdioxide, fijnstof en ozon opgeteld op 6.810.
  • Deze cijfers mogen echter niet zomaar opgeteld worden omdat er overlapping mogelijk is tussen de sterftecijfers van de drie stoffen. Afhankelijk van hoeveel overlapping er is, zal het echte cijfer tussen 5.100 en 6.810 zitten.
  • We beoordelen deze uitspraak als eerder waar. Het cijfer klopt niet exact, maar zit wel in de juiste grootteorde. Het klopt dan ook dat er volgens cijfers van het EEA jaarlijks duizenden overlijdens toerekenbaar zijn aan luchtvervuiling.

Meer informatie over de factchecks van VRT NWS? 

Zoek je meer verhalen van VRT NWS CHECK over factchecking, desinformatie of online bedrog? Die vind je hier

Wil je weten hoe we te werk gaan bij het factchecken? Dat lees je in dit artikel

Heb je vragen of opmerkingen of wil je weten wie er in ons team zit? Dat lees je in dit artikel.  

Je vindt onze factchecks ook terug bij deCheckers, samen met betrouwbare factchecks van enkele andere Vlaamse en Nederlandse redacties. 

Wil je iets laten checken? Stuur ons dan een mail via check@vrtnws.be.  

VRT NWS is erkend lid van het International Fact-Checking Network

Meest gelezen