Creatieve lab: Colin H. van Eeckhout (Amenra): "De pijn die het leven meedraagt, is ons vertrekpunt"

Je bent creatief of je bent het niet, beweren sommigen. Maar klopt dat wel? Zijn er manieren om creatiever te worden? Om meer inspiratie te vinden? Om op betere ideeën te komen? Heb je daar voldoende nachtrust, sport, discipline of speciale voeding voor nodig? Zoals elke zaterdag vragen we het aan een multitalent in de rubriek "Het creatieve lab van…". Deze week: Colin H. van Eeckhout (38), leadzanger bij de metalband Amenra.

Je staat op. Om welk uur begint voor jou de dag?
Mijn wekker gaat om half zeven. Dan begint de ochtendspits omdat de kinderen klaargestoomd moeten worden om naar school te gaan. Maar tussen de slaapkamer en badkamer door check ik wel vlug even mijn mails en beantwoord ik er al enkele. Je bent niet meer alleen muzikant. In mijn geval ben je ook booker, manager, boekhouder en artistiek directeur. Bij Amenra proberen we alles zo goed mogelijk zelf in handen te houden, maar dan komt natuurlijk de logistieke en bureaucratische rompslomp er ook bij.

Sta je op in stilte of met een vleugje muziek?
Dat is voornamelijk in stilte. Ik luister eigenlijk niet vaak naar muziek. Bitter weinig om een muzikant te zijn. Ik zit niet het internet af te schuimen om nieuwe bands te ontdekken. Als ik luister naar muziek, tijdens het afwassen bijvoorbeeld, is dat meestal naar eigen repetitie-opnames of spraakopnames om te horen wat er allemaal nog mogelijk is.

Veel muzikanten luisteren naar anderen om inspiratie op te doen. Jij niet?
Dat schrikt mij een beetje af omdat je dan afstand neemt van je persoonlijke visie. Ik wil een soort van naïviteit behouden en vanuit mezelf handelen. Niet vanuit de notie dat die persoon op dat stuk iets leuks heeft gedaan en dat dan proberen te verbuigen naar iets voor jezelf. Dat lijkt mij minder oprecht. Dat is meer een technische aanpak en ik probeer daar zo ver mogelijk vandaan te blijven.

Amenra is wat meer duistere, donkere muziek. Hoe probeer je creatief te zijn in het donkere?
De tand des tijds bepaalt veel. Het is heel gevoelsmatige of geladen muziek en het emotioneel palet waarmee je werkt verandert mee met het verouderen. Sowieso duurt het ettelijke jaren vooraleer we een nieuwe plaat schrijven. Dat duurt ongeveer vijf jaar. Sommige Belgische artiesten worden gepusht om jaarlijks een plaat uit te brengen, uit vrees om te worden vergeten. Maar daardoor hebben veel nummers geen functie behalve de plaat vullen. Als er twee singles opstaan is dat in orde en de rest pleur je maar vol met muziek. Wij proberen te wachten tot we genoeg nummers hebben die we het bestaansrecht gunnen. Na al die tijd wordt de nood om die gemoedelijke sferen op te zoeken ook weer groter. Je kanaliseert. Je spaart momenten die een impact op je hebben gehad op, om daarna in het verleden te delven en ze terug op te rakelen. Daar werken we dan mee.

Welke momenten raken je of hebben een impact op jou?
Dat kan veel zijn. Dat kan een gesprek zijn met een vriend die aan het overwegen is om weg te gaan van de vrouw van zijn kinderen. Of dat kan een ziekte zijn. De moeder van onze drummer moest gisteren geopereerd worden, bijvoorbeeld. Ik stel mij dan in de plaats van die persoon en ik kan mij inbeelden dat het een zware last is die op je schouders rust. Die hulpeloosheid, die vraagtekens, dat ongewisse probeer je vorm te geven omdat dat de dingen zijn waarmee mensen bezig zijn. En zo wordt het ook iets collectiefs. De pijn die het leven soms met zich meedraagt is ons vertrekpunt. Dat is altijd de essentie waar we naar teruggrijpen.

Er hangen hier veel tekeningen van je kinderen. Haal je daar soms inspiratie uit?
Uit de tekeningen niet direct. De worstelaars en de Harry Potter-toestanden zeggen mij niet zoveel. Maar hen bezig zien wel. Vroeger richtte ik mij altijd tot de hemel, tot de mensen die er niet meer waren of die ik had verloren. Door hun komst kijk ik ook naar beneden, de toekomst. Dat is heel inspirerend als mens. Je ziet nog volop die onschuld, maar je weet dat er vroeg of laat ook donkere wolken boven hun hoofden zullen hangen en dan overkomt er mij een voorbarige vorm van tristesse.

Als je onderweg bent naar de repetitieruimte, ben je dan volop bezig met muziek en de band?
Dat hangt ervan af hoe je dag eruit ziet. Meestal is het leven zo jachtig dat je van het ene in het andere gesmeten wordt. Vaak komt onze drummer toe met zijn werkkledij aan omdat hij zich zo heeft moeten haasten om er op tijd te raken. Maar je bent wel bezig met de afgelopen week te overlopen en te onthouden wat je aan de rest allemaal wil zeggen. Vaak is het wel zo dat ik op ideeën kom als ik alleen in de auto zit. Dan spreek ik dat in op mijn dictafoon of pen ik het neer in mijn notities.

Start je met de tekst of met een deun?
Ik schrijf het hele jaar door. Iedere keer als ik een idee heb schrijf ik dat op in bepaalde boeken die ik heb. Die staan vol met zinnetjes, woorden en tekeningen. En vaak schraap ik dat dan samen tot een tekst. Ik ga niet speciaal naar een bos om mijn teksten te schrijven of zulke toestanden. Graag ze, maar zo werkt het niet in de echte wereld.

Is het een soort dagboek?
Daar lijkt het inderdaad op. Zeker omdat het jou over de jaren heen volgt. Het is een soort collage. Dan plak ik hier bijvoorbeeld een foto in van een mannequinpop met een kruis in zijn nek en x aantal jaren later laat ik ook zo’n kruis branden.

Een uur voor het optreden: hoe gaat dat bij Amenra eraantoe?
Het hangt ervan af of we een elektrische of een akoestische show geven. Een elektrische is fysiek intens en moeten we alles geven. Maar vaak ben je al van ’s middags bezig met alles klaar te zetten om pas rond middernacht te spelen. Dan ben je eigenlijk al versleten nog voor je aan de show begint. Ik probeer me dan op te peppen door te pompen, bijvoorbeeld, zodat mijn hartslag stijgt en ik al wat op voorhand begin te zweten. Tegen elkaar houden we een soort van lockerroomvoetbalklap. “Gow, gij en ik. We gaan ervoor.” Alsof ons leven ervan afhangt.

Kijk je uit naar zo’n show?
Dat is iets heel eigenaardigs: ik doe dat niet graag. De funfactor van het spelen is tijdens een show heel miniem of afwezig. Voor een optreden zeggen we vaak tegen elkaar: “Alé, binnen anderhalf uur zijn we ervan af.” Dat is iets wat we moeten doen. Het is op de een of andere manier een onderdeel van ons. Maar de erkenning die je krijgt, als je iets gecreëerd hebt en je luistert ernaar en dat doet iets met jou, dat is de hoofdprijs van het schrijven en muziek maken. Als de laatste noot is gespeeld, hebben we een paar minuten nodig om terug in onze plooi te komen en dan komt de ontlading. Dan zitten we vol energie en willen we ons amuseren. Mensen snappen vaak niet dat we tien minuten na een show kunnen staan keuvelen met de toeschouwers.

Haal je veel uit de fans?
Ja, dat zijn de mails die we altijd naar iedereen forwarden en waar onderling over wordt gepraat. Vorig weekend hebben we twee keer in de Vooruit gespeeld in Gent. Achteraf kwam er een Nederlandstalige naar mij: “Ik wil je iets vertellen. Vorige week is een vriend van mij gestorven en we hebben hem gisteren begraven. In heel die tijd heb ik niet kunnen wenen, maar jullie hebben dat vanavond voor mij mogelijk gemaakt.” Dan sta je daar met een mond vol tanden. De appreciatie is enorm. Zowel om op iemand af te stappen als je verhaal te doen. "Fans" is een beetje een ondankbaar woord. Als mensen een verhaal doen over dat onze muziek iets voor hen heeft betekend, dan is dat een soort van verdoken compliment dat onevenaarbaar is.

Wat is jouw levensmotto?
Vechten voor jouw ding zonder over lijken te gaan. Dat is wat Amenra staande heeft gehouden. Ik heb het concurrentiegevoel tussen bands nooit gesnapt. Zo negatieve energie spuwen over mensen, anderen de kop indrukken om uzelf omhoog te duwen. Ik geloof meer in een samen-sterk-verhaal. Wij duwen elkaar omhoog. Zo zijn de mensen niet alleen omvergeblazen door de muziek, maar ook door onze menselijkheid, onze beleefdheid en onze werkethiek. Die rocksterallures, daar doen wij niet aan mee.

Meest gelezen