Direct naar artikelinhoud
Architectuur

Het verborgen verhaal van het Nederlandse dorp Bergeijk, waar De Stijl hoogtij vierde

Niets doet vermoeden dat Bergeijk zo’n glorieus verleden heeft. Maar zelfs de grote klok op het plein is van de hand van Rietveld himself.

Kunststroming De Stijl bestaat honderd jaar. Perfect moment voor een bedevaart naar het vergeten Rietveld-walhalla: het Nederlandse dorpje Bergeijk. ‘Het verborgen verhaal van Bergeijk moet nodig verteld worden.’

Een klein dorpje met een groot verhaal”, zo noemt de burgemeester ‘zijn’ Bergeijk. Dat van dat groot verhaal leek moeilijk te geloven toen we een half uur geleden het dorpje kwamen binnenrijden. De huizen en de straten zijn op en top Hollands, inclusief keurig aangeharkte voortuintjes. Niks wijst erop dat hier in de jaren 50 en 60 de crème de la crème van de avant-gardistische kunstwereld rondhing. Sol LeWitt en Donald Judd hadden hier zelfs een atelier. De twee zwaargewichten van de Amerikaanse minimal­art maakten hier werken speciaal voor de Europese markt. Dat was goedkoper dan hun kunst vanuit Amerika te verschepen. 

Ook landart-kunstenaars Richard Long en Christo kwamen vaak naar Bergeijk. Net als Carl Andre, nog zo’n monument van de naoorlogse kunst. Zelfs Panamarenko had hier een tijdlang zijn studio. Maar de echt grote ster van het Brabantse dorp is Gerrit Rietveld. Samen met Piet Mondriaan de bekendste figuur van kunststroming De Stijl. Voor wie nu de wenkbrauwen optrekt, wat kernwoorden: rood, geel, blauw, zwart, wit, lijnen, vierkanten en rechthoeken. Inder­daad, De Stijl is een van de meest herkenbare kunststromingen van de 20ste eeuw.

Betonbogen

Terug naar Bergeijk, de hidden gem van De Stijl. Het dorpje met minder dan 9.000 inwoners ligt vlak bij Lommel, net over de grens. Op één vierkante kilometer spot je hier spectaculair veel werk van Gerrit Rietveld: twee villa’s, de enige fabriek die hij ooit bouwde en verder een bushokje en een grote straatklok. Die laatste drie bouwde de Utrechtse architect en meubelmaker op vraag van De Ploeg: een weverij met wereldrenommee. Voor wie het niet gelooft: toen het Verenigde Naties-gebouw in New York gestoffeerd moest worden, belden ze naar Bergeijk. De zogenaamde ‘Ploeg-stoffen’ blonken sinds de jaren 20 uit in topkwaliteit, kleurrijke prints en vooruitstrevende ideeën. De bedrukte gordijn-, meubel- en modestoffen waren helemaal op maat van het Nieuwe Bouwen: een woonfilosofie die eenvoud, efficiëntie, zonlicht en frisse lucht predikte. Geen toeval dat ook Gerrit Rietveld dit gedachtegoed uitdraagt. Hij was degene die de goede smaak introduceerde bij het grote publiek.

De enige fabriek, met opvallende sheddaken, die Gerrit Rietveld ooit bouwde is nu helemaal gerenoveerd. Opvallend: er is nergens een toren of schoorsteen te bespeuren.

Aanvankelijk was het Nieuwe Bouwen een nichefenomeen. Maar tijdens de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog begon het massaal aan te slaan. Dus wilde De Ploeg een nieuwe fabriek. En daarvoor klopten ze in 1954 aan bij Gerrit Rietveld. Die was toen al 66 jaar. Vier jaar later was het af.

Voordat Rietveld aan het ontwerp voor de fabriek begon, maakte hij samen met de volledige directie van De Ploeg een studiereis naar Italië en Zwitserland

Rietvelds fabriek is een schoolvoorbeeld van ‘form follows function’. Zo is de volledige maatvoering van het gebouw gestoeld op de afmetingen van de brede weefgetouwen. De lengte liet hij afhangen van de productielijn. De ‘geschrankte’ zijgevel zorgt voor extra lichtinval. Net als de halfronde betonnen sheddaken die bovendien hoogte – en dus luchtigheid – creëren. Zo’n dak wordt ook wel zaagdak genoemd, omdat de afwisseling van hellende daken en vensters lijkt op zaagtanden. De andere gevels zijn haast volledig van glas en staal waardoor het gebouw heel licht oogt. 

Voordat Rietveld aan het ontwerp voor de fabriek begon, maakte hij samen met de volledige directie van De Ploeg een studiereis naar Italië en Zwitserland. Op bedevaart naar moderne fabrieksbouw. Daarop vond Rietveld de supermoderne gewelfde sheddaken in beton en het dubbelglas. “Vanaf de jaren 50 werd er heel anders gebouwd: met open volumes en veel licht en lucht. Heel bijzonder aan deze fabriek is dat er nergens een hoge toren of schoorsteen staat. Rietveld hield het gebouw bewust laag”, vertelt Edwin van Onna, kunsthistoricus en oprichter van Rietveld & Ruys, een stichting die Bergeijk op de kaart moet zetten. Hij weet waar hij het over heeft, want hij schreef ook het boek In Bergeijk. “Eigenlijk is dit ontwerp een mix van Rietvelds twee disciplines: meubeldesign en architectuur. Kijk maar naar de entree. Dat is net een tafel.”

Unieke band

De Ploeg had een duidelijke opdracht voor Rietveld: zorg voor zo goed mogelijke werkomstandigheden voor onze arbeiders. De Ploeg was namelijk een sociaal geïnspireerde coöperatieve weverij. Daarom hoort bij de fabriek ook een grote tuin van 13 hectare. Dankzij het vele glas hadden de werknemers tijdens het weven een mooi uitzicht op het groen. En tijdens de lunchpauze konden ze ontspannen in de landschapstuin. De tuin was geen monopolie van De Ploeg-werknemers. Ook dorpelingen mochten het groen gebruiken. Heel bijzonder is dat de fabriek echt een onderdeel is van de tuin en andersom. Die nauwe band is echt uniek. Geen enkel andere realisatie van Rietveld heeft dat.

De betonnen sheddaken creëren een gevoel van hoogte, en dus luchtigheid. Voor licht en een prachtuitzicht op de tuin zorgen de enorme ramen in ­dubbelglas.

Die tuin is het werk van landschapsarchitecte Mien Ruys, een vrouw met ballen. Ze tikte de architect, die stukken bekender was dan zij, zonder aarzelen op de vingers toen hij de fabriek wilde bouwen op de mooiste plek van het perceel. “Het domste wat je kunt doen”, vond Mien Ruys. “De beste plek moet je juist leeg laten. Anders ben je hem kwijt.”

Dankzij het vele glas hadden de werknemers tijdens het weven een mooi uitzicht op het groen. En tijdens de lunchpauze konden ze ontspannen in de landschapstuin

De grootmeester luisterde naar haar. De fabriek staat nu helemaal achteraan op de lap grond. Hoewel de fabrieksdirecteur graag spontane Engelse tuinen zag, tekende Ruys de tuin à la De Stijl: met een strak lijnenspel en geometrische vlakverdelingen. Maar ze behield ook het bestaande bos, dat ongeveer één derde van het terrein beslaat. Je ziet in de tuin de typische kenmerken van Mien Ruys: lange zichtlijnen, afgeboorde gazons, strak geschoren hagen, weelderige borders en ­exotische bomen. Deze tuin telt maar liefst 53 boomsoorten.

Utrecht is wereldwijd bekend als dé Rietveld-stad bij uitstek. Logisch: hij werd er geboren en ging er dood. Hij bouwde er zijn bekendste woonst, het Rietveld Schröderhuis, en in het Centraal Museum hebben ze de grootste verzameling van zijn werk wereldwijd. De vraag is natuurlijk hoe de succesvolle Utrechtse architect en meubelontwerper in godsnaam vanuit de populaire randstad belandde in zo’n afgelegen dorp als Bergeijk. Eén naam: Martin Visser. Deze Nederlandse designer werd vooral bekend als artistiek directeur van meubelmerk Spectrum, dSpectrum. Deze spinoff van De Ploeg moest de workflow van de arbeiders garanderen. Een ook dit bedrijf was gevestigd in Bergeijk. We zeiden het al: een klein dorp met een groot verhaal.

'In de jaren 50 en 60 keek Amsterdam naar dat kleine Brabantse dorpje. Bergeijk was toen echt een artistieke hotspot, het centrum van de goede smaak. Maar haast niemand weet dat nog'
Edwin van Onna, kunsthistoricus

Bergeijk was al het kloppend hart van het Dutch Design, lang voor het zo heette. En Martin Visser was de officieuze burgemeester. Hij was er echt een spilfiguur. Als fervent kunstverzamelaar had hij een gigantisch netwerk. Hij bracht onder meer Donald Judd, Sol LeWitt en Anselm Kiefer naar Bergeijk. “In de jaren 50 en 60 keek Amsterdam naar dat kleine Brabantse dorpje. Bergeijk was toen echt een artistieke hotspot, het centrum van de goede smaak. Maar haast niemand weet dat nog”, weet kunsthistoricus Edwin van Onna. “Dat verborgen verhaal van Bergeijk als modernistisch eiland moet hoognodig verteld worden. Daarom willen we proberen om ons dorp op de Werelderfgoed­lijst van Unesco te krijgen.” 

De houten lusters en de tussenwand zijn van de jonge designer Aart van Asseldonk.<br />

En dan te denken dat er in Bergeijk nóg meer Rietveld had kunnen zijn. Hij ontwierp nog een modernistische woonwijk met 32 een­gezinswoningen voor arbeiders. Maar die werd nooit uitgevoerd. Alleen een maquette in het Rijksmuseum herinnert nog aan dit project. Rietveld tekende voor Bergeijk ook straatmeubilair, zoals enkele zitbanken. Maar die zijn met de jaren verloren gegaan.

Persoonlijk handschoenenkastje

Rietveld kwam, in het kielzog van Martin Visser, begin jaren 50 voor het eerst naar Bergeijk. Omdat Visser hem had gevraagd zijn huis te bouwen. Midden in de bossen tekende Rietveld een prachtige villa met voldoende plaats voor kunst. Zo ligt er een vloer van Carl Andre. In de tuin staan sculpturen van Sol LeWitt en Richard Long. Martin Visser overleed in 2007, maar zijn vrouw woont nog altijd in het huis. Het grootste deel van de kunstcollectie schonk het echtpaar in de jaren tachtig aan het Kröller-Müller Museum in Otterlo. Maar de Sol LeWitt staat nog altijd in de tuin. Het huis is intussen erkend als Rijksmonument. Maar omdat het nog bewoond is, is het niet te bezoeken. Al droomt Edwin van Onna van Stichting Rietveld & Ruys al hardop van de toekomst: “Wij hopen dat we dit fantastische huis ooit kunnen inrichten als museum.”

Rietveld ontwierp het huis tot in de kleinste details. Tot de kastgreepjes toe. En alle gezinsleden – de ouders en de vier kinderen – hebben in de hal elk hun eigen kastje om hun handschoenen op te bergen

Toen de toenmalige directeur van De Ploeg het huis van Martin Visser zag, besloot hij meteen Rietveld te vragen om zijn nieuwe fabriek te bouwen. Zó enthousiast was hij erover. Al gauw ging de Rietveld-hype rond als een lopend vuurtje. Roelof van Daalen, mededirecteur van De Ploeg, was ook gecharmeerd door mister Rietveld. Ook hij vroeg hem om een huis te bouwen, ook met een tuin van Mien Ruys. De villa, op een paar honderd meter van Villa Visser, was af in 1957. Van Daalen bleef er wonen tot hij stierf in 1997. Daarna gebruikte zijn familie de villa als vakantiewoonst. Zij zorgen ontzettend goed voor het huis. Ze krijgen daarbij hulp van Bertus Mulder, de restauratiearchitect van het Rietveld-Schröderhuis. Die liet in de hal alle verflagen afkrabben om het oorspronkelijke geel te reconstrueren.

Roelof van Daalen, mede-eigenaar van de fabriek, liet ook zijn huis door Rietveld optrekken.

Rietveld ontwierp het huis tot in de kleinste details. Tot de kastgreepjes toe. En alle gezinsleden – de ouders en de vier kinderen – hebben in de hal elk hun eigen kastje om hun handschoenen op te bergen. En die kastjes zijn ook nog intact. Ook de originele meubels zijn er nog: veel van Spectrum natuurlijk, maar ook de stukken die Rietveld speciaal voor dit huis maakte. Je ziet hier heel veel elementen uit zijn bekende Rietveld-Schröder­huis terugkeren. Zo is het overal ontzettend licht. En tussen de vier slaapkamers zitten lichte, verschuifbare panelen zodat je er één grote ruimte van kunt maken. Ook het kleurgebruik is heel vergelijkbaar. Momenteel is het huis – op vraag – te bezoeken.

Niet alle realisaties hebben evenveel geluk als Huis Van Daalen. De toekomst van Fabriek De Ploeg bijvoorbeeld zag er jarenlang niet zo rooskleurig uit

Niet alle realisaties hebben evenveel geluk als Huis Van Daalen. De toekomst van Fabriek De Ploeg bijvoorbeeld zag er jarenlang niet zo rooskleurig uit. De fabriek stond bijna tien jaar leeg, nadat Weverij De Ploeg in 2007 hun productie verplaatste naar Duitsland. Meteen waren er grootste plannen: van appartementen tot een theater of een bibliotheek. Maar die verdwenen even snel weer in de koelkast toen in 2008 de financiële crisis roet in het eten gooide. De jaren verstreken en het pand ging zienderogen achteruit.

De handschoenenkastjes die Rietveld voorzag voor elk lid van het gezin.

Tot er twee jaar geleden een koper opdook: tentoonstellingsbouwer Bruns. Zij richten musea en exposities in over de hele wereld. Af en toe maken ze ook meubels voor designers zoals Marcel Wanders. En zij hadden meer plaats nodig. Dat komt goed uit, want de fabriek is maar liefst 140 meter lang en in totaal 11.000 vierkante meter groot. “We hadden de fabriek al langer op het oog. Maar de renovatie viel te duur uit voor ons. Toen de provincie Noord-Brabant en de gemeente Bergeijk beloofden ons financieel te helpen, gingen we ervoor”, vertelt directeur Jan Burg­mans. Dankzij hun komst krijgt het pand zijn industriële functie terug. Er wordt niet meer geweven, maar wel nog geproduceerd. En er komen nog altijd veel kunstenaars en designers over de vloer. “Er zijn veel overeenkomsten tussen De Ploeg en Bruns: twee technische bedrijven met veel voeling voor creativiteit. We bedenken creatieve oplossingen voor technische vraagstukken. Dat vergt vakmanschap, inzicht en flexibiliteit. Maar ook een open blik naar nieuwe methoden, materialen en technieken. Je kunt zeggen dat we technisch creatief zijn.”

Perfecte timing

Het pand was in slechte staat, maar alle originele details waren nog aanwezig. Alles werd grondig gerestaureerd en de technieken geüpdatet naar de 21ste eeuw. En ook de verwilderde tuin van Ruys is helemaal opnieuw aangelegd op basis van de originele plannen. Tot slot restaureerde Bruns ook het bushokje en de klok.

Stijlvol op de bus wachten in een bushokje van... Gerrit Rietveld. De vorm is een knipoog naar de bus, de blauw geglazuurde stenen en rood met gele vensters herinneren aan het DNA van De Stijl.

Alles is gedaan met de grootste zorg en onder het toeziend oog van Monu­men­ten­zorg en een restauratiearchitect. Met resultaat. Het oogt spic en span. Als nieuw haast. Het is moeilijk voor te stellen dat het gebouw anderhalf jaar geleden nog een ruïne was. Bruns ging heel ver in de terugkeer naar Riet­velds origineel. Ze bekeken welke ruimte welke functie had, zoals voorbereiding, productie, assemblage, afwerking en stockage. Die probeerden ze dan opnieuw daar in te plannen. Zelfs de productielijn loopt nog in dezelfde richting als zestig jaar geleden. Halverwege de fabriekshal richtten ze wel een kantoor in. Die ingreep – een gigantische scheidingswand – lieten ze maken door de jonge Eindhovense ontwerper Aart van Asseldonk. Iemand met evenveel liefde voor vakmanschap als Rietveld zelf. Bruns reserveerde in het grondplan ook een groot stuk van de fabriek als bezoekerscentrum, zodat iedereen het gebouw kan ervaren.

Voor Bruns komt de honderdste verjaardag van De Stijl – per toeval – wel verdomd goed uit. Op 10 mei openden ze hun gebouw. In het bezoekerscentrum kun je naar de tentoonstelling Rietveld Renewed. En volgende maand verschijnt er een boek over de renovatie met beelden van de Belgische architectuurfotograaf Filip Dujardin: Rietveld’s design factory re_newed.